Persbericht.

 

Bernhard ontliep zijn straf in het Lockheed schandaal en gooide in een dronken bui Juliana in het zwembad.  Uit peilingen blijkt dat de populariteit van het koningshuis steeds meer afneemt. Gerard Aalders onderzoekt aan de hand van rationele argumenten of de monarchie nog toekomst heeft. Monarchisten zien het koningshuis als de verbindende factor die Nederland bijeen houdt en wij, burgers, zouden ons kunnen spiegelen aan hun normen en waarden. Aan de hand van voorbeelden concludeert Aalders dat voor die aannames geen basis is. De geschiedenis van de Oranjes was door de eeuwen heen een aaneenschakeling van schandalen. Aan wetten en normen hielden (en houden) ze zich niet.

Aalders beperkt zich niet tot de Oranjes maar analyseert ook buitenlandse koningshuizen en concludeert dat ook daar wangedrag, corruptie en zelfverrijking zeker niet ongewoon zijn.    

Als het koningshuis het verbindend element in de samenleving zou zijn hoe verklaar je dan dat koning Willem I er binnen 15 jaar in slaagde de helft van zijn koninkrijk (het huidige België) te verliezen? Tegelijkertijd voerde hij Nederland naar de rand van de financiële afgrond. Maar de Oranjes die Willem I opvolgden blonken evenmin uit als ‘Verbinders’ of als hoeders van normen en waarden.

Juliana kon ministers zulke rare verzoeken doen dat je je kunt afvragen of ze wel als koningin kon functioneren. Ze wilde bijvoorbeeld met wichelroedes naar olie laten zoeken. Juliana dreigde herhaaldelijk welbewust met aftreden om haar eigen zin door te drijven. Haar voorgangers (en opvolgers Beatrix en Willem-Alexander) deden dat trouwens ook  in de wetenschap dat een ‘koningscrisis’ een probaat middel is om de ministers in een houdgreep te nemen. Wetten worden bijgebogen om de Oranjes een plezier te doen en als dat niet toereikend is worden constructies verzonnen om het de koning naar de zin te maken. Om die reden zat de Nederlands-Argentijns piloot Julius Poch acht jaar lang onschuldig vast in een Argentijnse gevangenis.

En in hoeverre zijn de staatsbezoeken nuttig? Ze kosten handenvol geld. Voor de stelling dat ze onze handel jaarlijks miljarden euro’s opleveren is geen snipper bewijs. Het nut van hun vele werkbezoeken is al even discutabel. Ze dienen om de koning te informeren wat er in de maatschappij leeft, maar hij laat herhaaldelijk zien dat hij geen benul heeft hoe de samenleving functioneert. In de coronatijd werd dat pijnlijk duidelijk.

Uit peilingen blijkt dat de laatste jaren de populariteit van ons koningshuis gestaag afneemt. De populairste Oranjes waren import en hadden geen spatje Oranjebloed. De flamboyante Máxima scoort in de peilingen aanzienlijk hoger dan haar houterige echtgenoot Willem-Alexander.

Máxima kan de ontbinding wellicht vertragen maar niet stoppen.

De bezwaren tegen de monarchie treden steeds duidelijker aan het licht. Een peperdure poppenkast waarvan de kosten over zoveel mogelijk ministeries worden verdeeld om ze minder opvallend te maken. Het belang van het Oranjehuis staat steevast voorop en de leden voelen zich verheven boven de wet. Maar het grootste bezwaar is echter dat erfopvolging strijdig is met de beginselen van de democratie. Het hart van ons staatsbestel is een blinde vlek. We mogen niet weten hoe de koning functioneert en hij draagt geen verantwoordelijkheid voor wat hij doet. Als de koning een crisis veroorzaakt  moet de minister-president de verantwoording nemen.

De Nederlandse monarchie heeft veel overeenkomsten met andere Europese koninkrijken. Zo liet koningin Elisabeth in meer dan 1000 wetten ingrijpen om er zelf beter van te worden. Tegen koning Charles loopt een corruptieonderzoek. De Spaanse koning Juan Carlos liet zich met tientallen miljoen euro’s omkopen en lapte alle normen en waarden aan zijn laars. De woede onder het Spaanse volk was zo groot dat hij besloot naar Abu Dhabi te emigreren. Tegen hem loopt ook een corruptieonderzoek.

Gerard Aalders is historicus en schrijver. Gedurende zeventien jaar was hij onderzoeker bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) en publiceerde onder meer over de nazi-roof in Nederland. Hij schreef diverse boeken over de Bilderbergconferenties, economische oorlogvoering, inlichtingendiensten, kartels en majesteitsschennis. Zijn boeken Wilhelmina, fictie en werkelijkheid, Bernhard, alles was anders en Oranje Zwartboek (nu in de 12e druk!) werden bestsellers.

Technische gegevens De toekomst van Oranje:

Formaat:             15 x 23 cm, paperback

Omvang:             ca. 300 pagina’s

ISBN:                    97890 8975 0914

Prijs:                     € 24,99

Voor meer informatie of een recensie-exemplaar:

Odette Lafère

Odette.Lafere@medialaferes.nl

Tel +31(0)575563628 / Tmob +31(0)651273679

 

Bernhard had niets met het verraad van Arnhem te maken.

NRC kwam op 10 februari 2023 met het artikel ‘BVD-dossier over oorlogsverleden prins Bernhard zoek’. Is dat vreemd? Nee, het is helaas doodgewoon. De naam van de prins moet kennelijk nog steeds – het begon al tijdens de Tweede Wereldoorlog – worden afgeschermd en hij mag nooit in verband worden gebracht met mensen die een slechte reputatie genieten want dat zou zijn naam kunnen bezoedelen. De kliek van angsthazen en pluimstrijkers die het Hof voor alle denkbare, negatieve publiciteit wil behoeden slaapt nooit.  Als voorbeeld neem ik Chris Lindemans ofwel King Kong, de man die de geallieerde luchtlandingen bij Arnhem in 1944 aan de Duitsers heeft verraden. Bernhard had aan dat verraad part noch deel, maar dat hij en Lindemans goed bevriend waren mocht niet naar buiten komen. In mijn boek Bernhard Niets was wat het leek (onlangs herdrukt als Bernhard Alles was anders) staat het verhaal uitgebreid (met bronvermelding) opgetekend.

Het staat vast dat Lindemans – vanwege zijn krachtige bouw ‘King Kong’ genoemd – een regelmatige en graag geziene gast op Chateau Wittouck was, het hoofdkwartier van Bernhard in België nabij de Nederlandse grens. Lindemans hield zelfs schietoefeningen in de tuin van het kasteel. Door zijn contacten met de staf van Bernhard zou King Kong in staat zijn geweest de geallieerde luchtlandingen bij Arnhem op 17 september 1944 te verraden, met het bekende rampzalige gevolg. Op 15 september lichtte Lindemans de Duitsers in over Market Garden, maar die hebben niets met deze informatie gedaan. De Duitse legerleiding weigerde hem te geloven. Dat de Duitse Wehrmacht toch razendsnel op de luchtlandingen reageerde kwam omdat het Duitse leger kon putten uit troepen en tanks in het nabijgelegen Ruhrgebied.

Er is geen bewijs dat King Kong zijn informatie op het hoofdkwartier van prins Bernhard heeft verzameld; hij zou zijn kennis uit Canadese en Britse bronnen hebben geput. Op het eerste gezicht lijkt er niets aan de hand, maar Bernhard had de schijn tegen en er was meer  aan de hand. Want wat te denken van een militair hoofdkwartier waar vijandelijke spionnen in en uitwandelen en zelfs schietoefeningen in de tuin houden? Dát was niets minder dan een blamage voor de prins. Als het soms zo uitkwam overnachtte King Kong zelfs op Wittouck. Hij en de prins gingen amicaal met elkaar om.

Leugens van Bernhard
Bernhard was van verschillende kanten voor King Kong gewaarschuwd, maar goedgelovig en loyaal als hij was tegenover mensen die hij vertrouwde en als zijn vrienden beschouwde, sloeg hij die raad in de wind. Ditmaal was het niet anders. Wat wel verschil maakte was dat zijn goedgelovigheid en amateurisme (hem onder andere door verweten door generaal Montgomery) de prins ernstig in zijn geloofwaardigheid en reputatie dreigden te schaden. De beveiliging van zijn hoofdkwartier bleek van geen kanten te deugen, terwijl Bernhard zichzelf graag mocht presenteren als een professioneel inlichtingenman. Maar nog erger was dat hij op vriendschappelijke voet had verkeerd met de verrader van Arnhem. De prins was door King Kong voor aap gezet. De zaak moest voor eeuwig de doofpot in.

Tegenover zijn Amerikaanse biograaf Alden Hatch heeft Bernhard getracht zich te ontdoen van het beeld dat hij bevriend was geweest met King Kong. Logisch, want het verhaal liet zich maar niet in de doofpot stoppen. Lindemans, zo zei Bernhard tegen zijn biograaf, had ‘iets afstotelijks’ over zich. Dat kwam volgens de prins ‘omdat hij er dol op was om mensen te doden. ’Als King Kong daarover sprak ‘lichtten zijn ogen, ja, zijn hele gezicht op’. Bernhard had instinctief aangevoeld dat ‘de man niet deugde’. Daarom had hij zijn stafleden nadrukkelijk verboden (Hatch cursiveert hier de woorden van de prins )’hem iets te vertellen over onze organisatie! (…) En ik wil hem niet in huis hebben.

Gelukkig voor de prins pleegde Lindemans nog voor zijn proces zelfmoord in de gevangenis van Scheveningen. Of hij daarbij een handje werd geholpen (dat hij met andere woorden zou zijn ‘verzelfmoord’, zoals het in die dagen heette) is vaak beweerd, maar nooit bewezen. Uit de hoek van de verrader zelf viel nu niets meer te duchten, maar de prins had buiten journalisten, schrijvers en historici gerekend die de zaak regelmatig oprakelden. Niet alleen tot afschuw van Bernhard zelf, maar ook van de Nederlandse autoriteiten. Zij zaten er evenmin op te wachten dat de naam van de prins-gemaal steeds weer in verband werd gebracht met de ‘verrader van Arnhem’.

De zaak lag buitengewoon gevoelig en het wás natuurlijk meer dan pijnlijk dat de echtgenoot van het (toekomstige) Nederlandse staatshoofd midden in de oorlog samen met een Duitse spion ‘achter de wijven aan had aangezeten.’ Dat vertelde Wim Sanders mij eens tijdens een van onze vele interviews. Sanders was chef Opsporingsdienst van het Bureau Nationale Veiligheid (BNV). Het BNV was Nederlands eerste naoorlogse veiligheidsdienst en belast met het arresteren van achtergebleven Duitsers en landverraders. King Kong moest koste wat kost de doofpot in, maar dankzij de vrijheid van drukpers ging dat maar lastig. Persvrijheid is een groot goed, maar ze kan voor gezagsdragers knap hinderlijk zijn als er een affaire onder het tapijt moet worden geveegd.

Oreste Pinto en W.F. Hermans
Oreste Pinto werkte tijdens de Tweede Wereldoorlog voor Nederlandse en Britse veiligheidsdiensten. Hij kende Lindemans, maar hij had de reusachtige Rotterdammer van meet af aan gewantrouwd. Pinto was betrokken bij King Kongs ontmaskering in oktober 1944. In de zomer van 1949 werd Pinto door een Parlementaire Enquête Commissie over Lindemans ondervraagd. Bij die gelegenheid vertelde hij dat de Nederlandse regering hem had verzocht zijn mond te houden over de affaire King Kong. Hij had dat verzoek opgevolgd omdat hij volgens eigen zeggen een ‘goed Nederlander’ was. Als bewijs voor zijn uitspraak overlegde hij een brief, maar het leek de commissie niet verstandig dat epistel in het verslag op te nemen. Zijn goede vaderlanderschap weerhield Pinto er echter niet van om in 1952 Spycatcher te publiceren. In dat boek, dat in Engeland verscheen, stond een hoofdstuk over Lindemans, diens connecties met het hoofdkwartier van de prins, en het verraad van Arnhem. Al twee jaar eerder, in april en mei 1950, had Pinto in de Britse krant Sunday Dispatch een artikelenreeks geschreven over ‘de verrader van Arnhem’. Bernhards poging die publicatie te verhinderen via de zoon van Lord Beaverbrook, de eigenaar van de krant, had geen succes gehad.

De Nederlandse regering gaf opdracht een contra-artikel tegen Pinto te schrijven dat via onze ambassades ook in het buitenland werd verspreid. Als tegenoffensief boekte het weinig succes. Overigens was het al de tweede maal dat de Nederlandse regering prins Bernhard, en daarmee het aanzien van de monarchie, in de kwestie Lindemans in bescherming nam: op 5 april 1947 had het Algemeen Handelsblad een artikel gepubliceerd dat was ingefluisterd door premier L.J.M. Beel. De titel: ‘De luchtlanding bij Arnhem. King Kong was onkundig van geallieerd plan.’ De bedoeling van Beel valt al uit de titel te destilleren: Bernhard kon niets worden verweten.

In 1962 verscheen Pinto’s boek De fuik. Spionage contra spionage met daarin opnieuw aandacht voor het ‘verraad van Arnhem’. Naar aanleiding van De fuik zond de KRO in 1962 een serie tv-documentaires uit over het leven van Pinto. De geplande aflevering over King Kong heeft de ether echter nooit gehaald. Dat was te danken aan het ingrijpen van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (toen dus ook al) en een negatief advies van de directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, Loe de Jong. Voor alle zekerheid werd in die tijd ook Henk Lindemans benaderd, een broer van King Kong. Hij kreeg een telefoontje van zowel een niet nader aangeduid ministerie als de BVD met de boodschap dat het niet in het landsbelang was om de zaak ‘weer op te rakelen’. Dat zou voor sommige mensen onprettig zijn. Omdat broer Henk geen zin had in moeilijkheden, schreef hij de KRO dat hij niet wilde dat ‘King Kong’ zou worden uitgezonden. Op Pinto’s publicaties valt inhoudelijk veel af te dingen en ook zijn bewering dat Lindemans zijn informatie op Wittouck had verkregen, was onjuist. Maar daar gaat het hier niet om. Het punt was dat Bernhard King Kong gewoon niet mócht hebben gekend omdát Lindemans een verrader was.

Willem Frederik Hermans was dol op de verslagen van de Parlementaire Enquête Commissie (PEC) die het Nederlandse regeringsbeleid vanuit Londen heeft onderzocht. De PEC-verslagen behoorden jarenlang tot zijn dagelijkse lectuur en waren een onuitputtelijke bron van inspiratie. Voor zijn befaamde roman De donkere kamer van Damokles had hij veel aan de PEC te danken gehad. Maar Hermans slikte niet alles wat de PEC hem voorschotelde, en in het geval van Lindemans constateerde hij een belangentegenstelling tussen de Nederlanders en de Britten. Den Haag vond dat het verzet en het militaire bevel – dus eigenlijk de persoon van Bernhard – niet mochten worden beticht van stommiteiten en al evenmin van het ontbreken van de meest elementaire veiligheidsregels. De Britten vonden juist van wel, want als er verraad in het spel was geweest, zou dat hun nederlaag bij Arnhem in een ander daglicht plaatsen.

Hermans heeft op harde wijze moeten ervaren dat hij met zijn analyse kennelijk goed zat. In 1967 nodigde de gemeente Amsterdam hem uit een toneelstuk te schrijven. Een jaar later (april 1968) leverde Hermans zijn werk in als King Kong. Intussen had de voorloper van de NOS, de Nederlandse Televisie Stichting (NTS), Hermans gevraagd een televisiespel te schrijven. Hij besloot het toneelstuk voor Amsterdam om te werken tot een televisiespel. De hoop dat het ooit in Amsterdam zou worden opgevoerd had hij al opgegeven (‘ik had ervaring’). Hij stuurde het resultaat in augustus 1968 naar de NTS, die prompt liet weten direct met de voorbereidingen te zullen beginnen. De NTS vond King Kong ‘een goed stuk’. Maar King Kong mocht tóch niet op de buis verschijnen, zo bleek uit een brief die Hermans in april 1969 van de NTS ontving. Immers, er waren niet alleen artistieke maar ook historische normen in het geding. Die historische norm sloeg op prins Bernhard, die even sprekend in Hermans stuk werd opgevoerd. De schrijver had daarbij haast woordelijk uit de biografie van Hatch (de passage over King Kongs moordlust) en de PEC geput.

De NTS had zich voor advies tot de directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie gewend. De Jong, hoewel een bewonderaar van W.F. Hermans, liet weten de visie van de PEC te onderschrijven. Bernhard had dus ook volgens De Jong ‘geen enkele persoonlijke bemoeienis’ met King Kong gehad (een standpunt dat De Jong later overigens zou herzien). De NTS vatte De Jongs antwoord op als een negatief advies. King Kong werd niet uitgezonden.

Een brug te ver
Voor prins Bernhard rees er enkele jaren later weer hoop om van zijn King Kongbesmetting af te komen. Cornelius Ryan, een Amerikaan van Ierse komaf, wilde een boek over de slag bij Arnhem schrijven. Bernhard en Ryan hadden elkaar tijdens de oorlog in Londen leren kennen. Ryan had al twee beroemde boeken in miljoenenoplages gepubliceerd: The Longest Day (over de geallieerde landingen in Normandië in 1944) en The Last Battle (de strijd om Berlijn in 1945). Zijn derde boek A Bridge too Far (1974) zou over de mislukte aanval bij Arnhem gaan. Daarin zou Lindemans onvermijdelijk aan de orde komen. Ryan vroeg de prins – per slot van rekening een oude bekende – om hulp bij zijn nieuwe project. Bernhard rook zijn kans om de zaak voor een (waarschijnlijk) miljoenenpubliek naar zijn hand te zetten. Dat kwam uitstekend uit want een poging van BVD-chef Louis Einthoven om een voor Bernhard ontlastend boek over Arnhem te laten schrijven, was net mislukt.

Bernhard mocht Ryans manuscript vóór publicatie lezen, en indien gewenst veranderingen aanbrengen. De prins vond het een ‘terrific book’. Lindemans kreeg van Ryan een uiterst bescheiden rol toebedeeld en Bernhards vriendschap met de verrader bleef keurig buiten beeld. Einthoven, die in 1961 met pensioen was gegaan, beschouwde het nog steeds als zijn taak Bernhard uit de wind te houden. Hij bemoeide zich nadrukkelijk met de research die Ryan ten behoeve van zijn boek in Nederland verrichtte. Hij spande zich zelfs in om stukken bij de Britse inlichtingendienst MI5 los te krijgen waaruit zou moeten blijken dat niet Bernhards hoofdkwartier maar Britse en Canadese bronnen King Kong van informatie over Market Garden hadden voorzien. Tevergeefs. Einthoven kreeg toen het lumineuze idee om Ryan een voor Bernhard ontlastend stuk in de Reader’s Digest te laten schrijven over de zaak Lindemans. De prins vond het een uitstekend idee. Ryan had maar weinig voor Bernhard gunstig materiaal in Nederland kunnen opdiepen; en een artikel van de befaamde auteur in het wereldwijd gelezen miljoenenblad zag de prins als een unieke kans zich schoon te wassen van alle King Kongsmetten.
Maar Ryan hapte niet en begon zelfs te klagen dat hij dankzij Bernhard zo langzamerhand meer tijd aan ‘Mr. Lindemans’ dreigde te besteden dan aan zijn eigen boek. Dat was niet de bedoeling. Het zo vurig gewenste artikel kwam er niet. De wereld werden vermoedelijk nieuwe, welbewust uitgedragen leugens bespaard.

Een lijfwacht van leugens
Helaas voor Bernhard dreigde vrijwel tegelijkertijd de Britse auteur Anthony Cave Brown roet in het eten te gooien met zijn Bodyguard of Lies; een boek over de rol van spionage in de Tweede Wereldoorlog. Brown baseerde zich met betrekking tot de luchtlandingen bij Arnhem (operatie Market Garden) op een document van de Amerikaans geheime dienst, het Office of Strategic Services (OSS). Daarin stond Bernhards goede trouw weliswaar niet ter discussie, maar er werd wel opgemerkt dat de prins zich gewoonlijk omgaf met adviseurs van twijfelachtig allooi. Zoals een zekere Chris Lindemans, ‘die door de prins aangenomen werd als zijn vertrouwelijke raadgever en later een nazi-agent bleek te zijn.’

De keuze van Lindemans was voor de OSS het harde bewijs van Bernhards ‘onvermogen om betrouwbare en loyale medewerkers te kiezen’. De prins en zijn advocaat, geassisteerd door twee historici, wisten van Brown en zijn uitgever de toezegging af te dwingen dat de passage over Bernhard en King Kong in de volgende druk zou worden geschrapt. De Jong van het RIOD was een van de twee geraadpleegde historici. Toen Igor Cornelissen van Vrij Nederland het boek op Oorlogsdocumentatie kwam raadplegen, vond hij al spoedig de directeur tegenover zich, die het ‘zijn plicht als directeur’ achtte om de journalist erop te wijzen dat de bewuste passage in de volgende druk zou worden gewijzigd. Dat is inderdaad gebeurd. Het exemplaar op het RIOD werd later aangevuld met een kopie van de herziene tekst. Overigens moet de titel van Browns boek, Bodyguard of Lies, Bernhard hebben aangesproken. De schrijver refereerde aan een uitspraak van Churchill uit 1944, toen die tegenover Stalin opmerkte: ‘In oorlogstijd is de waarheid zo kostbaar dat ze altijd moet worden omringd door een lijfwacht van leugens.’ Bernhard en de verantwoordelijke ministers wensten zich echter duidelijk niet te beperken tot tijden van oorlog.

In 1986 zorgde King Kong opnieuw voor opschudding. Twee journalisten van het Haarlems Dagblad wierpen de vraag op of King Kong wel op de Rotterdamse begraafplaats Crooswijk begraven lag. Geruchten wilden dat hij met hulp van geheime diensten naar Zuid-Amerika was uitgeweken. Op grond van de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB) eisten en kregen de beide journalisten inzage in vertrouwelijke stukken over Lindemans die bij de BVD lagen. King Kong was weer helemaal terug van weggeweest. Het graf van Lindemans ging open, maar alleen al het formaat van het skelet liet er geen twijfel over bestaan dat hij wel degelijk rustte waar hij verondersteld werd te liggen.

De Jong was vanzelfsprekend weer betrokken bij de nieuwe opschudding rondom Lindemans. In 1980 had hij in zijn Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog al aangegeven dat de prins nauwer bij Lindemans betrokken was geweest dan hijzelf altijd had beweerd. De Jong gaf toe zich op enkele punten te hebben vergist en betuigde tegenover Hermans ruiterlijk zijn spijt. De schrijver had, zo liet hij Hermans in een brief weten, enkele aspecten van de zaak intuïtief beter aangevoeld dan hij, de historicus, en in de brief die hij destijds ‘te goeder trouw’ aan de NTS had gestuurd, hadden dingen gestaan die hij niet langer voor zijn rekening kon nemen. De kern van de zaak was, zo begreep ook nu De Jong, dat Lindemans een graag geziene gast op het hoofdkwartier van Bernhard was geweest. Dát, en niet het eigenlijke verraad, had de prins steeds opnieuw de boom in gejaagd.

Opnieuw trammelant
Na al dit publicitaire geweld in 1986 leek de zaak voorgoed tot een einde te zijn gekomen. Maar dat Bernhard nog steeds woedend kon worden als King Kong weer in zijn leven opdook, bleek tien jaar later bij de publicatie van de Affaire-Sanders. Spionage en intriges in herrijzend Nederland waarin Coen Hilbrink en ik zijn NSDAP-lidmaatschap onthulden. Dat ook King Kong in het boek aan de orde kwam, was de prins aanvankelijk even ontgaan. Maar toen dat besef medio december 1995 doorbrak, trok hij alle registers open om te voorkomen dat zijn relatie met de spion én de bedenkelijke security op Wittouck opnieuw in de publiciteit zouden komen. Niet dat het boek op dat punt nieuws bevatte. Het punt was slechts dat enkele passages Bernhard in het verkeerde keelgat waren geschoten. In ons boek constateerden we dat de geallieerde inlichtingendiensten Bernhard bij zijn aankomst in Londen in mei 1940 argwanend hadden bejegend. Ze vertrouwden hem als ex-Duitser niet. Vier jaar later bleek dat wanvertrouwen in zeker opzicht gerechtvaardigd: ‘niet omdat hij een Duitser was, maar omdat zijn hoofdkwartier zo lek als een mandje bleek te zijn en een aanfluiting uit oogpunt van beveiliging en professionaliteit.’ Dat stak. Dus belde Bernhard met de directeur van het RIOD (mijn werkgever) om aanpassing van de tekst te eisen.

Toen het instituut (na ruggenspraak met Den Haag) niet op Bernhards eis inging, wendde de prins zich rechtstreeks tot minister-president Wim Kok. Via een kort geding wilde hij zijn gelijk halen en de passage laten schrappen waaruit bleek dat hij eigenlijk maar een knullige spion was geweest. Maar Kok voelde niets voor heisa in de rechtszaal. Het zou bovendien kansloos zijn geweest want de feiten in de gewraakte zinnen waren al eerder (ongestraft) door andere historici vermeld. Toch liet de premier zich door de prins voor een boodschap op pad sturen. Op 22 december 1995 bereikte een brief van Kok per koerier de voorzitter van het RIOD. Een vakantiekracht bracht de ijlbrief per taxi naar het woonadres van de voorzitter. Aanleiding voor de brief was dat Bernhard had beweerd dat het RIOD de passage over King Kong had achtergehouden. Dat was niet waar. Dat hij alleen de paragraaf over zijn NSDAP-lidmaatschap had gelezen kon het RIOD niet worden aangerekend. Bernhard probeerde behalve premier Kok ook het RIOD rechtstreeks onder druk te zetten met telefoontjes. Zo wist hij er toch nog uit te slepen dat aan een voetnoot bij de King Kongparagraaf enkele regels werden toegevoegd. Niets essentieels, maar het kalmeerde in ieder geval het prinselijke gemoed.

Bernhard heeft zich er nooit bij neergelegd. In zijn ‘Ik acht het mijn plicht; open brief van Prins Bernhard’ in de Volkskrant komt hij in februari 2004 nogmaals op Kink Kong terug (Bernhard overleed in december van dat jaar). Aan de hand van zijn agenda ‘bewijst’ de prins dat hij Lindemans pas op 22 september 1944 voor het eerst had ontmoet. Dus pas ná de landingen bij Arnhem. Dat is onzin, zoals uit de bestaande literatuur onweerlegbaar naar voren komt. Maar het ging ook helemaal niet om het verraad. Alles draaide erom dat Bernhard Chris Lindemans, de verrader goed had gekend en dat kon absoluut niet.

Het is onvoorstelbaar welke inspanningen verschillende kabinetten zich hebben getroost dat feit in de doofpot te stoppen.

 

 

 

De boom in.

Prinses Marianne (1810-1883), dochter en oogappel van koning Willem I, was een vrijgevochten vrouw die niet in haar tijd paste. Marianne hield van seks en daar kwam ze demonstratief voor uit. Wat zij, de prinses, deed vonden tijdgenoten maar ook haar familie schandalig. De levenswandel van de Oranjes was zoals bekend verre van onberispelijk, maar mannen mochten dat. Tijd om Marianne eens voor het voetlicht te halen

Op 20-jarige leeftijd trouwde ze met haar volle neef prins Albert van Pruisen. Een verstandshuwelijk, gebaseerd op politiek en machtsoverwegingen. Het echtpaar kreeg vijf kinderen, van wie er twee jong stierven. De sfeer in hun Berlijnse onderkomen was om te snijden. Dat had vooral te maken met Alberts veelvuldige bezoeken aan bordelen waarbij hij een enthousiaste voorkeur aan de dag legde voor hoerenkasten met de slechtste reputatie. Albert hing de beest uit en daar kreeg Marianne schoon genoeg van.

Toen haar vader in 1843 stierf kon ze dankzij de erfenis zelfstandig gaan leven. Ze liet haar echtgenoot en drie kinderen in Berlijn achter en verhuisde naar Voorburg. Ze nam een koetsier in dienst, Johannes van Rossum, die al spoedig tot bedgenoot werd gepromoveerd en met wie ze zelfs openlijk ging samenwonen. Schande dus. Haar reputatie ging helemaal aan diggelen toen ze met Johannes (een getrouwd man) een zoon kreeg. Overspel, zo vonden de Oranjes door de eeuwen heen, was geen enkel probleem, maar een vrouw moest dat niet in haar hoofd halen.

Marianne leidde een onstuimig leven, vol van avontuur en verre reizen. Bij reizen horen souvenirs. Toen ze in Egypte een slavenmarkt bezocht, koos ze haar souvenir met zorg. Het joch dat ze kocht was opvallend knap en straalde manlijkheid uit. Voor Marianne reden om met hem in Den Haag te gaan lopen pronken. Haar slaafje bracht de fantasie van het volk in wijde omgeving danig op hol en kreeg in oververhitte fantasieën de rol van seksslaaf toebedeeld. Marianne zat er niet mee.

Zelfs Eilert Meeter, journalist en erkend republikein, sprak schande van haar gedrag en noemde Marianne een ‘rondzwervende vrouw van lichte zeden’. Niemand in Nederland zou meer ontaard zijn dan Marianne. De biseksuele koning Willem II (haar broer) was door zijn seksuele uitspattingen geliefd bij het afpersersgilde, maar op Marianne kregen ze geen vat. Als je alles openlijk doet valt er immers niets af te persen. Gêne kende de prinses niet of nauwelijks. Je krijgt zelfs het idee dat broeder Willem wat betreft seksueel vertier nog best veel van zijn jongste zus had kunnen opsteken.

Over Marianne ging het gerucht dat ze wedstrijden organiseerde waarbij de hoofdprijs een naakte vrouw was. Vermoedelijk is het verhaal ontsproten aan de erotische verbeeldingskracht van de Voorburgers, maar een goed verhaal moet je, zoals bekend, niet kapot checken. In een boom op Leeuwensteijn, haar villa in Voorburg, had prinses Marianne een plateau laten timmeren, dat eigenlijk een open lucht sekstheater was. Een vrouw die letterlijk niets om het lijf had nam daarop plaats. Ze was de prijs voor een stel bronstige mannen die zich likkebaardend onder de boom hadden opgesteld. Ook zij waren, afgezien van hun rijlaarzen, naakt.

Zodra de hoofdprijs zich op het plateau had geïnstalleerd, kwamen de heren in actie en klommen seksbelust de boom in. Wie als eerste het plateau in de ‘prinsessenboom’ bereikte won de naakte dame als hoofdprijs. Terwijl de winnaar op het plateautje seks had keek prinses Marianne, al dan niet in gezelschap van genodigden, belangstellend toe. Wellicht doelde Meeter op het vermeende sekstheater van de prinses toen hij noteerde dat Marianne zich overgaf ‘aan onnatuurlijke gruweldaden, die hier geen nadere bespreking verdragen’.

Niettemin deed ze later in haar leven veel aan liefdadigheid. Er zijn talloze straten in Nederland naar haar genoemd. Al dan niet omzoomd door bomen.

Deze column verscheen eerder in De Republikein, nummer 4, december 2022

 

 

 

Majesteit,

Went het al een beetje daarboven? Vast wel, want u ben bent nu immers bij de Allerhoogste in wiens naam u over het Verenigd Koninkrijk regeerde. Uw heengaan kwam gezien uw leeftijd niet onverwacht, maar de reacties op uw dood waren naar mijn bescheiden mening wat overtrokken. Vond u zelf die tiendaagse rouwperiode ook niet een tikkeltje overdreven? Soms waande ik me in Noord-Korea waar demonstratief rouwen bij overlijden van het staatshoofd verplicht is. Onder streng toezicht van de rouwpolitie verdronk ook uw koninkrijk in tranen, al werd het zo zoetjesaan toch tijd dat u ook de weg ging die al uw voorouders zijn gegaan.

Zeventig jaar lang was u de discretie zelve met als gevolg dat we praktisch niets van u weten. U hield uw mening voor zich, zoals het hoort in een monarchie. Aan dat principe hebt u zelden getornd. We droegen een wereldberoemde vrouw ten grave van wie eigenlijk niemand wist wie ze was. U zou een geweldig gevoel voor humor hebben gehad. Dat geloof ik graag, maar de grapjes die ik hoorde waren zo flauw dat ze – indien u geen koningin was geweest – volstrekt onopgemerkt waren gebleven. Maar ja, als we niets mogen weten van uw ideeën en u zichzelf verbood om ook maar één opmerkelijke uitspraak te doen, is ieder grapje meegenomen.

Uw foto bij de begrafenis van uw echtgenoot vond ik ontroerend. Boris Johnson had strenge coronaregels uitgevaardigd. Ze golden voor iedereen (u incluis) behalve voor hemzelf en zijn naaste medewerkers. Wat een mazzel dat u Boris nog mocht zien aftreden, maar wat moet het afschuwelijk zijn geweest die Liz Truss in de maag gesplitst te krijgen.

U was nog niet overleden of het ging direct al mis met Truss. Ik neem aan dat u God hebt toevertrouwd haar graag een schop onder haar ass te hebben willen geven.

Het moet me van het hart dat ik weinig vertrouwen heb in uw opvolger. Recentelijk werd Charles ervan beticht miljoenen aangenomen in ruil voor gunsten. Die steekpenningen zouden zijn bedoeld voor goede doelen, maar smeergeld blijft smeergeld. Prins Bernhard deed exact hetzelfde met een miljoen van Lockheed. Hij beweerde dat aan het Wereld Natuur Fonds te hebben geschonken.

U kunt hem, vrees ik, niet raadplegen, want ik neem aan dat Petrus op last van God Bernhard onverwijld heeft doorgestuurd naar de strafafdeling, exclusief gereserveerd voor corrupte prinsen.

Geniet van uw eeuwige rust,

Gerard Aalders

 

‘Hemelpost’ werd gepubliceerd in HP/DeTijd, december/januari 2022/2023

Griekenland

Het koningspaar ging weer eens op staatsbezoek. Ditmaal naar Griekenland waar ze sowieso al enkele maanden per jaar verblijven in hun vakantievilla.  Staatsbezoeken zijn uitputtend, lezen we regelmatig, en dat is ook zo. Ze luisteren naar speechen en ze geven zelf ook voordrachten. Er worden kransen gelegd en er wordt eindeloos gegeten, geborreld en getoast. Maar wat is eigenlijk het nut van zo’n reis en wat levert het op?

Een staatsbezoek is er volgens de RVD om de goede relatie met een ander land te bevestigen en te verdiepen. Maar waarom zou je eigenlijk gaan als de relatie, in dit geval Griekenland, al goed is? En hoe verdiep je een relatie? Kennelijk door inhoudsloze speeches af te steken die bol staan van de platitudes en door een tekstschrijver geschreven zijn, want Willem-Alexander doet dat nooit zelf. Voor zijn toespraken heeft hij Jan Snoek. Willem-Alexander leest alleen maar voor. Meestal gaat dat niet vloeiend  want ons staatshoofd verstaat de kunst van het speechen niet.

Een staatsbezoek valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid, wat inhoudt dat de minister van Buitenlandse Zaken meereist, hetgeen onvermijdelijk impliceert dat hij een aantal dagen van zijn eigenlijke werk wordt afgehouden. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en die van Volksgezondheid, Welzijn en Sport reisden ook mee en ook zij kwamen niet aan hun dagelijkse bezigheden toe. De veelgeroemde handelsmissie schitterde ditmaal door afwezigheid. Logisch,  want het kost meer dan het oplevert.

Er stond ook een gesprek met de Griekse ombudsman op het programma. Jammer, want die had zijn tijd veel beter aan nuttig ombudswerk kunnen besteden. Vervolgens kreeg de Akropolis  een bezoek van de Koninklijke Hoogheden te verduren. Dat zal vanwege de veiligheidsmaatregelen niet in goede aarde bij de overige bezoekers zijn gevallen. Trouwens ook niet bij de kleine middenstanders die van toeristen moeten leven, want die waren er vanwege de security niet. Exact daarom hebben winkels rondom het Paleis op de Dam de pest aan officiële gelegenheden waarbij de koning betrokken is. Klanten blijven weg.

Het nut van een bezoek aan een tentoonstelling van World Press Photo over vrouwenrechten was ook raadselachtig, maar misschien wilde Máxima zich graag als voorvechter van vrouwenrechten profileren. Het paar bezocht voorts een kliniek waar kinderen met kanker worden verpleegd. Erg meelevend natuurlijk en helemaal niets mis mee, maar waarom? Heel eenvoudig, er is in Utrecht een speciaal ziekenhuis voor kinderen met kanker naar Máxima vernoemd.

Schrijnend was dat hun bezoek aan een vluchtelingenkamp op Lesbos – het echtpaar is sinds kort officieel zeer begaan met het lot van vluchtelingen – uit het programma was geschrapt. Het is echt niet leuk die oeverloze ellende in zo’n kamp te moeten aanschouwen. Dus werd er gekozen voor een alternatief. In Athene is een opvangcentrum voor gevluchte kinderen. Het is er minder ellendig dan op Lesbos en kinderen kunnen er muziekles krijgen.

Kinderen speelden en zongen voor Willem-Alexander en Máxima die al spoedig het obligate traantje wegpinkte. Na afloop klampte een meisje zich wanhopig aan Máxima vast. Ze wilde graag een gesprek om over haar ellendige, uitzichtloze leven in het centrum te vertellen. Vermoedelijk in de hoop dat het dankzij de pers iets zou uithalen.

Máxima leek nu écht aangedaan en keek vragend naar haar echtgenoot. Helaas. Willem-Alexander maakte duidelijk dat daar echt geen tijd voor was. Wellicht bang dat de bitterballen bij de volgende ontvangst koud zouden worden.

Op de laatste dag van het staatsbezoek (in Thessaloniki) deden ze, gezellig op de fiets, een toeristische attractie aan. En natuurlijk was er het gebruikelijke persmoment waar journalisten onzinnige, voorgekookte en door de RVD goedgekeurde vragen kunnen stellen waarop ze voorgekookte, nietszeggende, door de RVD bedachte, antwoorden kregen.

Het enige moment waarop hun bezoek mogelijk enig nut had kunnen hebben, in het opvangcentrum, lieten ze onbenut.

Máxima adorerende royalty bladen konden hun geluk niet op. Wat was het toch weer leuk en wat zag ze er weer gewéldig uit.

‘Dat heb ik U niet gevraagd’

Tijdens haar vierendertig praatjes voor Radio Oranje heeft Wilhelmina het concreet slechts driemaal over de Jodenvervolging gehad en dan ook nog terloops. Ook verder toonde ze zich nauwelijks in hun lot geïnteresseerd.

Koningin Wilhelmina is de meest overschatte koningin die Nederland heeft gehad. Toen de strijd in de meidagen van 1940 nog volop woedde, nam ze lafhartig de benen naar Engeland. Zogenaamd om de oorlog vanuit Londen voort te zetten. Ze heeft zich door haar radiospeeches inderdaad populair gemaakt, maar voor de bevrijding van het vaderland heeft ze niets betekend. Voor het lot van de joden toonde ze nauwelijks interesse.

Dat Wilhelmina niets snapte van internationale politiek en het oorlogsverloop wordt duidelijk als we kijken naar het moment waarop ze verwachtte terug te kunnen keren naar Nederland. Tot en met eind 1941 heeft ze zich – compleet blind voor de feiten – buitengewoon optimistisch uitgelaten over de eindoverwinning. Zo zag ze op 20 maart 1941 ‘aan de kim de overwinning dagen’. Op 30 juli 1941 had ze het over ‘de laatste loodjes’, terwijl ze nog op 24 december 1941 glashard verkondigde: ‘we zien het tijdstip van de eindoverwinning dagen’. De rest van de wereld zag dat absoluut niet, want het ging de Duitsers en de Japanners op de slagvelden in die periode van de oorlog juist zeer voor de wind.

Amerika was de schok van Pearl Harbor nog niet eens te boven en de Japanse aanval op Nederlands-Indië moest nog beginnen (januari 1942). Opmerkelijk is dat Wilhelmina zelf heilig geloofde in de onzin die ze uitkraamde.

Het antwoord van Wilhelmina op de wereldwijd woedende oorlog waren – bij gebrek aan leger, luchtmacht en marine – radiopraatjes. In totaal heeft ze er vierendertig gehouden, die allemaal ongeveer 10 minuten duurden. Dat is zes uur spreektijd in vijf jaar oorlog.

Daar win je geen oorlog mee, al hebben historici als Loe de Jong en Cees Fasseur haar speeches een immense invloed toegedicht, zonder overigens ook maar een spoor van bewijs te leveren.

Jonge historici als Onno Sinke en Jord Schaap komen op grond van analyse van haar toespraken tot geheel andere conclusies. Schaap vindt ze vooral ‘langdradig’. Wilhelmina reeg woorden aaneen tot ellenlange monsterzinnen. Voor de microfoon struikelde ze dan over haar eigen woorden en ze wist een zin dan niet meer tot een goed einde te brengen.

Aan het lot van de joden in het bezette vaderland heeft ze nauwelijks aandacht besteed. Zelfs Fasseur kon dat niet ontkennen. Maar hij had wel een zwaarwegend ‘excuus’. Als verdediging voerde hij aan dat ook andere oorlogsleiders als Roosevelt en Churchill zich terughoudend hadden opgesteld. Wilhelmina als oorlogsleider; je moet maar durven. Tijdens haar vierendertig praatjes heeft Wilhelmina het concreet slechts driemaal over joden gehad en dan ook nog terloops.

En buiten de radio om? Bekommerde ze zich dan wel om haar joods landgenoten? Jazeker, ze had zelfs een favoriet: de verzetsman en Engelandvaarder Sally Noach. Maar hij was ook de enige. Voor iemand als journaliste en classica Henriëtte Boas, net als Sally Noach Engelandvaarder (en na de oorlog befaamd ingezonden brievenschrijfster te Badhoevedorp) kon ze weinig interesse opbrengen.

Alle Engelandvaarders gingen na aankomst in Londen bij Wilhelmina op de thee. Zo ook mevrouw Boas, die net als iedereen vooraf strenge, protocollaire instructies had gekregen. De belangrijkste: zeg nooit ‘nee’ tegen de koningin en richt in géén geval het woord tot haar.

Na de vraag van Hare Majesteit hoe het met haar ging te hebben beantwoord, kon Boas zich niet inhouden en zei spontaan: ‘Ja Majesteit, maar met de Joden in Nederland gaat het niet goed.’ Wilhelmina stond abrupt op. ‘Dat heb ik u niet gevraagd’ en ging de volgende in de rij lastigvallen met haar obligate hoe-is-het-met-u-vraag.

Deze column eerder verscheen in De Republikein, nummer 2, april 2022

 

Willem-Alexander hield zich in zijn recente videoboodschap over het toekomstig gebruik van de Gouden Koets lafhartig op de vlakte. ‘De Gouden Koets zal pas weer kunnen rijden als Nederland daar klaar voor is.’ Hij wekte zelf de indruk maar al te graag te willen.

Jan Snoek, vast speechschrijver van W.A., die zelf kan schrijven noch speechen, had er een raar verhaaltje van gemaakt. Wie de speech beoordeelt op dooddoeners kan zijn hart ophalen. ‘s Konings babbeltje stond bol van ‘verbinding’, ‘samen’, ‘eenheid’ en ander blabla.

De presentatie week sterk af van de manier waarop hij de laatste jaren zijn Kerstboodschappen presenteerde. Dat waren evenzovele rampen want Willem-Alexander weet zich met zijn handen geen raad. Zijn optredens riepen bij mij associaties op met een reclame voor Duracellbaterijen waar een speelgoedkonijntje op zijn laatste stroomstootjes schokkerige bewegingen maakt voordat hij tot stilstand komt.

Dat zijn handen ditmaal niet te zien waren, miste ik raar genoeg ook een beetje. Als je het geluid afzette, kreeg je de indruk dat Willem-Alexander stond te pochen over de vissen die hij had gevangen. ‘Die ik ving was zó groot maar die van mijn buurman was van het formaat guppie’. En – húps – daar gingen zijn handen dan weer om zijn verhaal kracht bij te zetten. Mijn visserslatijntheorie heb ik in de praktijk kunnen toetsen. Ik vroeg mijn kleinzoon Vince (3) waar die man op TV het over had. ‘Vissen’ sprak hij beslist.

Het is verbazingwekkend dat W.A. nog steeds wegkomt met het koloniale verleden van zijn familie. Als we de balans opmaken van het aantal doden in Indonesië ten gevolge van de Nederlandse koloniale oorlogen is dat schrikbarend. Sinds de stichting van het Koninkrijk in 1815 zijn er ruim een half miljoen mensen over de kling gejaagd.

De gewraakte afbeelding op zijn geliefde Koets – Hulde der Koloniën – past alleen al vanwege al die omgebrachte mannen, vrouwen en zelfs kinderen niet meer in deze tijd. Niks hulde. Ruim 500.000 mensen werden gedood in de tijd dat Nederland een Oranje als staatshoofd had. De Belgen, wier koning Leopold II zich in de Congo tussen 1880 en 1910 misdadig misdroeg, hebben zich wél rekenschap gegeven van die periode. Willem-Alexander echter gaat schaamteloos voorbij aan zijn eigen achtergrond en geschiedenis. Marc Rutte, premier én historicus, zul je er evenmin over horen.

Enkele historici hebben zich opgewonden over het gebruik van het woord ‘bersiap’. Bersiap betekent ‘sta paraat!’. Het woord zou racistisch zijn en verboden moeten worden op de tentoonstelling over de Indonesische onafhankelijkheidstrijd in het Rijksmuseum. Kunnen ze niet beter de rol van de Oranjes eens onder de loep nemen?

De geschiedenis van de Gouden Koets zelf in evenmin fris. Het rijtuig was een ‘geschenk’ van de Amsterdamse bevolking op initiatief van de ‘Oranjevriendenkring’ bij de inhuldiging van Wilhelmina (1898). Louis Hermans, de vleesgeworden nachtmerrie van de Oranjes in die dagen en uitgever van het satirische weekblad De Roode Duivel maakte zich er woedend over in zijn brochure De Gouden kwartjeswagen.  

Tabakszaken verkochten Volksaandelen van een kwartje om het geld bijeen te brengen. Hermans vond dat schandelijk want de werkloosheid was deprimerend hoog. ‘Aan de ledige haard van den werkman grijnst het spook van den honger en de sporen van gebrek zijn op de smalle bleeke gezichtjes uwer kinderen duidelijk merkbaar.’

Het ging niet aan arme mensen geld uit de zak te kloppen door te speculeren op ‘gevoelens van eerbied of liefde’.

Zelden had iemand zo gelijk. Als je zeven gulden in de week verdient om een kinderrijk gezin te onderhouden, is een kwartje veel geld.

De koets moet in het museum blijven. De monarchie hoort daar trouwens ook thuis.

Dit stuk verscheen eerder in De Republikein, nummer 1, maart 2022

 

Hoe ik niets vermoedend in een hinderlaag liep.

Het is alweer een aantal jaren geleden, maar plotseling schoot me de ‘Nacht van de Geschiedenis’ weer te binnen. Het is een jaarlijks terugkerend evenement van de Universiteit van Groningen waar diverse thema’s aan bod komen. Ik was gevraagd om te spreken in de themagroep ‘Kerkhof van gevallen Helden’. Er was voor elk wat wils. Zo sprak Rutger Bregman, nog piepjong, dat we veel meer lessen uit de geschiedenis moesten trekken.

In mijn groepje ging het over Jan Pieterszoon Coen en generaal Van Heutsz, die onder gejuich van koningin Wilhelmina slachtpartijen onder de Indische bevolking had aangericht.Stripheld Kuifje moest naar het kerkhof vanwege racistisch uitlatingen. Dat had hij gemeen met Coen, al ging de laatste veel verder dan zich denigrerend uitlaten over zijn Indische medemensen.

De stichter van de Sovjet-Unie, Lenin, had vanwege de vele doden die hij op zijn geweten had zijn status van gevallen held absoluut verdiend. Ik zou prins Bernhard voor mijn rekening nemen, wiens torenhoge voetstuk last had van flinke erosie. Hij was corrupt, loog tegen de klippen op en zijn status van verzetsheld in de Tweede Wereldoorlog bleek verzonnen te zijn. Want hoe kun je in het verzet zitten terwijl je in Londen woont waar hij feestend met zijn vele vriendinnen zijn dagen sleet. Aan mij de taak om het voormalig NSDAP- en SS-lid het graf in te praten.

Toen gebeurde er iets wat ik nooit eerder had meegemaakt. Prof. dr. Hans Renner kreeg het woord om alvast een aantal dingen recht te zetten, waarvan hij vermoedde dat ik die in mijn voordracht zou aanroeren. Hij zag het als zijn taak Bernhard te verdedigen. Renner was tijdens de Praagse lente naar Nederland gevlucht en was bijzonder hoogleraar Midden-Europese geschiedenis aan de RUG. Hij zou die avond Lenin ten grave dragen, maar voordat hij dat deed zag hij het als zijn opdracht mij eerst af te branden. Hij deed dat overigens met toestemming van de organisatie, die mij niet over Renners plan had ingelicht. Van hun afspraak dat ik niet op Renners woorden mocht reageren was ik evenmin op de hoogte. Ik had kunnen wegelopen maar ik ben geen Baudet.

De tirade van Renner kwam erop neer dat ik voortaan mijn mond moest houden over het koningshuis en zeker over Bernhard. Dat was een held van het zuiverste soort. Hoe haalde ik het in mijn hoofd de prins naar het kerkhof van gevallen helden te sturen. Lenin. Ja, die hoorde daar thuis, maar Bernhard beslist niet. Ook mijn kritiek op de Oranjes verafschuwde hij, want die hadden meer goed voor Nederland gedaan dan ik ooit zou kunnen beseffen.

Enigszins beduusd door de gang van zaken, besprak ik de discutabele levenswandel van Bernhard en belichtte – daartoe extra geïnspireerd door Renner – zijn corrupte gedrag, leugens en gegraai. Conclusie: Bernhard lag volkomen terecht op dat kerkhof.

Na afloop schoot ik Renner aan met de vraag wat hem bezielde. Had hij ooit iets van mijn hand over Bernhard gelezen? Nee, maar dat was ook niet nodig. Het was toch allemaal onzin. Ik kwam zeker uit de protestbeweging van de jaren zestig? Nou, dan wist hij genoeg. Ik wierp nog tegen dat al mijn boeken van een uitgebreid notenapparaat waren voorzien, maar dat vond professor Renner van geen belang: ‘voetnoten zijn geduldig’. Ik besloot toen maar het gesprek met deze lakei uit de ergste categorie te beëindigen.

Op internet vond ik snel antwoord voor Renners ophemelen van de Familie. Een paar jaar eerder was hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. De lintjesregen die eind april weer op ons afkomt, zal vast weer nieuwe lakeien opkweken.

Dit stukje verscheen ook als column in De Republikein, nummer 2, april 2021

Dat Rutte er als de kippen bij is om de Oranjes te ontzien weten we. Het is trouwens zijn taak de koninklijke familie in bescherming te nemen vanuit het dogma van de ministeriële verantwoordelijkheid.
Het dogma dus, dat de Familie permanent uit de wind houdt en de minister-president opzadelt met de verdediging. Vaak tegen beter weten. Soms ontaardt dat in leugens.

Ik weet dat zo zeker omdat ik er zelf mee te maken heb gehad. Toen ik in 1996 het lidmaatschap van prins Bernhard van de Duitse nazipartij NSDAP had onthuld, eiste Bernhard de onderliggende stukken op
die ik op de National Archives in Washington DC boven water had gehaald.

Dat de kwestie prins Bernhard niet alleen hoog zat, maar ook bezorgd maakte, was evident.
De aantekening ‘symbol 3’ op een van de stukken, maakte hem zo ongerust dat hij de telefoon greep en Nico Buis, de directeur van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) belde.
Wat hield dat in, ‘symbol 3’? Buis, kersvers benoemd tot BVD-directeur, had geen idee en gaf de opdracht van de prins door aan Dick Engelen, huishistoricus van de BVD, die op zijn beurt mij belde om uitleg.

Engelen en ik kenden elkaar. We hadden samen een artikel voor het Jaarboek van het RIOD geschreven. Mijn directeur, Peter Van Dijk, verbood mij echter iedere bemoeienis met de affaire.
Bernhard had met de directeur van de BVD gebeld, niet met het RIOD. Punt uit. De BVD moest het zelf maar uitzoeken. Van Dijk had het al moeilijk genoeg met mij in verband met prins Bernhard en was het helemaal zat.

Het telefoontje van de prins aan de BVD kwam jaren later – in 2014 – toch in het nieuws in verband met de affaire Edwin de Roy van Zuydewijn, die van 2001 tot 2006 was getrouwd met prinses Margarita. Ze was een kleindochter van prins Bernhard en een nichtje van koningin Beatrix. Het echtpaar verkeerde op voet van oorlog met de koninklijke familie en de kwestie werd deels in de media uitgevochten. Ook in het geval De Roy van Zuydewijn had Bernhard de telefoon gegrepen en de BVD opdracht gegeven onderzoek te doen naar De Roy van Zuydewijn.

Naar aanleiding van Kamervragen beweerde Rutte dat Bernhard nóóit rechtstreeks een veiligheidsdienst had benaderd. Met welke opdracht dan ook. Dat kón helemaal niet. De prins had daartoe niet de bevoegdheid.  Niemand trouwens van de koninklijke familie had het recht de inlichtingendiensten voor zijn of haar privédoeleinden in te zetten. Daar had Rutte natuurlijk gelijk in. Maar het gebeurde tóch. Dat had Rutte, Bernhard kennende, kunnen weten.
Rutte zei toen niet dat hij ‘er geen herinnering aan had’ of dat hij zijn uitspraak ‘naar eer en geweten’ had gedaan. Had hij dat wel gedaan, dan had hij dubbelop gelogen.

Kamerleden wilden de banden van prins Bernhard met inlichtingendiensten nader onderzoeken, maar Rutte hield de boot met succes af. De vragen naar ‘functie Omtzigt’, die hij pertinent niet wilde beantwoorden, kreeg hij wel voor zijn kiezen. Met als gevolg dat hij als leugenaar door de mand viel.

Geen last van vliegschaamte

Máxima en Willem-Alexander kun je van veel betichten, maar niet dat ze gebukt gaan onder vliegschaamte. Premier Rutte trouwens ook niet. Ze maken allemaal veelvuldig gebruik van het regeringsvliegtuig PH-GOV. Toen we met kerst dachten dat de koning zijn toespraak life stond af te lezen van de autocue was hij met zijn gezin al lang met vakantie. Om ‘veiligheidsredenen’ – de eeuwige dooddoener – mocht niemand weten waar hij uithing.

De koning kan aan onkosten declareren wat hem goeddunkt. Geen minister die hem lastig zal vallen. Ze vinden wél dat W-A het soms te bont maakt en verzinnen dan trucs om de kosten te verdoezelen. Zo ook met de PH-GOV, een Boeing 737, die voor veel te veel geld is verbouwd om de Koninklijke Hoogheden een plezier te doen. Ministers mogen het toestel ook gebruiken maar de koning gaat altijd voor. Beatrix was daar zeer bedreven in. Zo gauw ze een van haar vele vluchten tot ‘landsbelang’ verklaarde – en Beatrix deed niet anders – mocht ze de lucht in.

Vanwege de buitensporige vliegkosten vindt de regering het vervelend dat wij weten hoe vaak de Oranjes de PH-GOV gebruiken. Tegenwoordig zijn er tracker apps waarmee je alle vliegtuigen wereldwijd kunt volgen. Allemaal? Nou ja, op een na: de PH-GOV is sinds september onzichtbaar. Met de apps kunnen we sindsdien niet langer zien waar het staatshoofd zich bevindt. Via de KLM, dat de PH-GOV onderhoudt, was dat snel geregeld. ‘In the interest of our client, we seek solutions to have the exact location of that aircraft not made public.’

Dankzij tracker apps konden we afgelopen zomer nog zien dat de koning tijdens zijn vakantie maar liefst elf maal de PH-GOV pakte om een uitstapje te maken. Dat is nu verleden tijd. Het is niet langer na te gaan hoe vaak de Familie naar bijvoorbeeld hun vakantiehuis in Griekenland vliegt. Uiteraard zijn die vakanties ook een zaak van landsbelang: de koning rust uit en dat komt heel Nederland ten goede. Alleen al dat gratis vliegen is ontspannend.

Zowel Willem-Alexander als Mark Rutte waren vorig jaar uitgenodigd voor de Bilderbergconferentie in Zwitserland. De PH-GOV was wegens onderhoud niet beschikbaar en dus huurde de Dienst Koninklijk Huis een privéjet. Dat mag. Naar een nadere specificatie wordt nooit gevraagd.

Rutte en een medewerker mochten meevliegen, maar moesten daarvoor wel 13.695 euro overmaken op de rekening van het koninklijk huis. Een lijnvlucht was geen optie vanwege – u weet wel – veiligheidsredenen. De koning bracht dat bedrag in rekening omdat hij ongeveer 400.000 euro per jaar aan privéjets en helicopters mag uitgeven. Door Rutte te laten betalen zat hij iets minder snel aan zijn limiet.

Zowel Rutte als de koning gingen hier de fout in. Bilderbergbezoekers worden op persoonlijke titel uitgenodigd. Rutte komt als Rutte; niet als minister-president. En Willem-Alexander komt als Van Oranje; niet als koning van Nederland. Ze reisden niet in het landsbelang en dus had Rutte (en zijn medewerker) de reis zelf moeten betalen. Bovendien betaalde de premier 1772,78 euro voor drie hotelovernachtingen, Ook die kosten had hij zelf moeten ophoesten omdat ze privé zijn.

Gelukkig zijn er nog politici in Den Haag die wél weten hoe het hoort. Kathalijne Buitenweg, Tweede Kamerlid voor GroenLinks, was ook uitgenodigd in Montreux. Vloog zij mee in de door Willem-Alexander op staatskosten gehuurde privéjet? Nee, want Buitenweg kent de regels: ‘Ik ben per trein gegaan (vier keer overstappen) en heb de kosten zelf betaald.’
Zo hoort het. Rutte behoort het geld terug te storten. Zijn fractievoorzitter Klaas Dijkhoff weet vast wel hoe dat moet. En W-A? Die gaat altijd vrijuit. Hij kan zich zelfs de moeite van een smoes verzinnen besparen.

Het totaalbedrag voor de vlieguren van het Koninklijk Huis is voor 2020 geraamd op 810.000 euro. Dat is aan de lage kant. Zo nodig springt het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat bij met extra geld uit de algemene middelen.

Dit artikel verscheen in iets andere vorm eerder in De Republikein nr. 1 maart 2020