Heeft Willem-Alexander een belastingmoraal?
Een onmogelijke vraag. Maar mocht hij die ontberen dan kan de koning daar niets aan doen want de familie van Oranje wordt belastingtechnisch al sinds de stichting van het Koninkrijk in 1813 met fluwelen handschoenen aangepakt.
Dat de Oranjes “gewoon” belasting betalen, zoals Rutte laatst in de Tweede Kamer betoogde, is natuurlijk onzin. De minister-president heeft zijn kunstje afgekeken van de Rijksvoorlichtingsdienst die dit al sinds jaar en dag op zijn website beweert. Volgens de RVD betalen de leden van het Koninklijk Huis “de belastingen die ook voor andere burgers van toepassing zijn”. Afgezien dan van een aantal bij wet geregelde specifieke vrijstellingen, zo voegt de dienst daar aan toe. Wie al de uitzonderingen leest, krijgt de indruk dat de RVD het eerlijkheidshalve beter andersom had kunnen formuleren; namelijk dat het Koninklijk Huis, een paar uitzonderingen daargelaten, vrijgesteld zijn van fiscale lasten.
Er moet wel onderscheid worden gemaakt tussen Koninklijk Huis en Koninklijke Familie. Van de Familie ben je lid door geboorte; het lidmaatschap van het Koninklijk Huis is in een speciale wet geregeld.
Alle voorrechten van de Familie zijn vastgelegd in de Grondwet of een daaruit voortvloeiende speciale wet. Kom daar als gewone burger maar eens om. In de praktijk is de honorering van het Koninklijk Huis geregeld bij de `Wet Financieel Statuut van het Koninklijk Huis’. Daarin wordt de hoogte van hun `uitkering’ bepaald. Wie zijn die uitkeringstrekkers? Op dit moment Willem-Alexander, Máxima en prinses Beatrix. De kroonprinses (de ‘vermoedelijke troonopvolger’) krijgt ‘pas’ op haar achttiende een uitkering en natuurlijk een secretariaat. Als prins Claus nog had geleefd had hij ook op de rol gestaan. En als de ouders van Beatrix nog onder ons waren geweest, hadden ook zij geen omkijken naar hun financiële situatie gehad.
Tonnen per jaar zouden ze hebben opgestreken.
De uitkering van Willem-Alexander is in 2015 854.000 euro, Máxima kan 339.00 euro tegemoet zien, terwijl prinses Beatrix het moet stellen met 483.000 euro. Uiteraard heeft de afgetreden vorstin ook recht op haar maandelijkse AOW-uitkering.
De koning krijgt nog eens 4.5 miljoen voor extra uitgaven, Máxima bijna zes ton en Beatrix 962.000 euro. Ze wonen, vliegen, rijden, varen en reizen gratis en kunnen altijd – mochten ze alsnog krap bij kas komen te zitten – terugvallen op een riante declaratieregeling. De kosten voor de beveiliging zijn staatsgeheim, maar alles bij elkaar zal de belastingbetaler dit jaar voor het Koninklijk Huis toch naar ruwe schatting in totaal een slordige 135 miljoen euro moeten ophoesten.
Terug naar de belastingmoraal. Wie zo in de watten wordt gelegd krijgt niet eens de kans er een te ontwikkelen. De Grondwet van 2 maart 1814 regelde voor het eerst het inkomen van de koning: 1.5 miljoen gulden. Daarnaast wordt er een zomer- en winterverblijf voor Willem I geregeld. Het woord belasting valt nergens. Hij krijgt de anderhalf miljoen schoon in het handje.
Al een jaar later krijgt Willem een forse verhoging uit “’s Lands kas” zoals artikel 30 van de Grondwet het toen formuleerde. Voortaan strijkt hij belastingvrij 2.4 miljoen gulden op. België was dank zij de grote mogendheden bij Nederland gevoegd en dus had koopman koning Willem extra sores. Daarvoor kreeg hij het voor destijds fenomenale bedrag van negen ton extra uitgekeerd. Het zij hem gegund met zo’n zware baan.
In 1840 is het echter al weer uit met België en dat merkt de koning direct – nog steeds belastingvrij – in zijn portemonnee: hij moet terug naar de uitkering van 1814 à 1.5 miljoen gulden. Naast de uitkering noemt de Grondwet ook regelmatig het koninklijk inkomen uit de domeinen, maar die laat ik hier verder buiten beschouwing.
Tot aan 1972 gaat het uitkeren aan de koning vrolijk door zonder dat ooit het b-woord (belasting) valt in de desbetreffende Grondwetartikelen. De uitkeringen die sinds 1922 niet langer uit “’s Lands kas’ maar uit “’s Rijks kas” komen variëren natuurlijk wel.
In 1972 komt het kabinet Biesheuvel met een vernieuwd Grondwetartikel 22 “Inkomen leden Koninklijk Huis; Vermogensbestanddelen, Vrijdom van belasting”. Daar was een jarenlange discussie aan voorafgegaan. In april 1967 bracht de “commissie belastingvrijdom koninklijk huis” (de commissie Simons) haar rapport uit met de conclusie dat de onafhankelijkheid van het staatshoofd gewaarborgd moest zijn en dat daarom de erfbelasting (successierechten) moest worden afgeschaft. In de praktijk was dat overigens al het geval: in 1947 had PvdA-minister Piet Lieftinck het vermogen van Wilhelmina met een ministeriële beschikking vrijgesteld van successierechten. De koningen in de negentiende eeuw betaalden die belasting trouwens wel.
De vrijheid van erfbelasting is gebaseerd op deze gedachtegang: om een onafhankelijke positie te kunnen waarborgen moet de Koning over een eigen vermogen beschikken. Wie dacht dat de koning van nature en vanwege zijn afkomst boven de partijen stond heeft het dus mis want: “anders dan bij de vermogensbelasting tast immers het successierecht – en hetzelfde geldt ook voor het schenkingsrecht en het recht van overgang – het vermogen aan”. Dat mag bij burgers wel maar bij de koning dus niet. De angst lijkt te zijn dat een koning zonder eigen vermogen wel eens door rijke snoodaards kan worden omgekocht om gunsten te verlenen. Het eigen vermogen zou ook nodig zijn om incidenteel excessieve uitgaven te kunnen doen en privébestedingen op te vangen. Alleen dan zou de koning onafhankelijk zijn van “zogenaamde weldoeners, waartegenover de Koning zich verplicht zou kunnen voelen, indien zij uitgaven voor hun rekening nemen”. Was dit nou slaafs likken van koninklijke hielen door de commissie Simons of had men toen al een vermoeden van de corrupte praktijken van de echtgenoot van ons toenmalige staatshoofd, prins Bernhard?
Tijdens de verdediging van het voorstel in de kamer herinnerde de dienstdoende staatssecretaris van Financiën (hij gaat immers over de belastingen) de Eerste Kamer eraan dat de Koning zelf niet in staat was een vermogen te verdienen door functies in het economische leven aan te nemen. Dat zou zijn onafhankelijkheid in gevaar kunnen brengen.
Dat was natuurlijk waar, maar de koning mag naar hartenlust beleggen of bijvoorbeeld onroerend goed transacties doen. Over dergelijke inkomsten moet hij dus wel belasting betalen maar of hij dat ook doet? Alleen de belastinginspecteur weet dat. De vraag is of hij bij vermoeden van een te geringe opgaaf aan de bel durft te trekken. Riskeert hij dan niet de toorn van minister Dijsselbloem? Die had er immers wel erg veel begrip voor dat Kees van Dijkhuizen, financieel directeur van ABN-AMRO, zijn nevenfunctie als bestuurslid van een ‘financiële holding’ van de koning verborgen had gehouden.
Een aantal jaren geleden liet koningin Beatrix toe dat een aantal van haar familieleden haar werkpaleis als postadres gebruikten om belastingbetaling te ontwijken. Het geeft op zijn minst aan dat de Koninklijke Familie de weg naar de belastingparadijzen kent.
Binnenkort debatteert de Tweede Kamer over belastingbetaling van het Koninklijk Huis. Belasting betaal je over je inkomen (of uitkering). Als de Kamer zou beslissen eerst het inkomen op te krikken zodat Willy en Max niet merken dat ze belasting gaan betalen hebben we met zijn allen een Pyrrusoverwinning behaald.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!