Berichten

Majesteitschennis. Een terugblik

Majesteitschennis bestaat al duizenden jaren. In het antieke Romeinse recht stond het bekend als crimen laesae maiestatis.  In de tijd van de Romeinse republiek (circa 500-27 voor Christus) stelde een wet (lex maiestatis) de aantasting van de maiestas (hoogheid of soevereiniteit) strafbaar met de bedoeling het staatshoofd en de overheid te beschermen. Aanvankelijk was de wet zeker niet bedoeld om het staatshoofd en de overheid in bescherming te nemen. Dat veranderde pas in de eerste eeuw van onze jaartelling toen persoonlijke beledigingen van de keizer steeds meer als majesteitsschennis, zoals wij dat ervaren, werd opgevat. Door de eeuwen heen werden de straffen voor majesteitschennis draconischer. Er vloeide veel bloed. De afrekening van prins Maurits met Johan van Oldenbarnevelt, die in 1619 werd onthoofd, valt ook in de categorie majesteitsschennis.

Toen Nederland in 1813 Willem I als koning in de maag kreeg gesplitst was er nog geen wet die belediging van het staatshoofd strafbaar stelde. Wellicht was dat ook niet nodig. Zoals A.W.P. Weitzel, minister onder Willem III, eens stelde: ‘men kan in Nederland veel kwaad zeggen van Jezus Christus, van den Heiligen Geest, zelfs van den Goeden God, zonder dat iemand het u ernstig kwalijk neemt, maar het Huis van Oranje staat eenige sporten hoger in de openbare mening.’

De vrijheid van drukpers en meningsuiting ligt sinds 1848 in de Grondwet verankerd. Critici van het overheidsbeleid en de monarchie waren sindsdien in principe vrij om hun mening te geven zonder dat ze bang hoefden te zijn voor gevangenisstraf of boetes. Wel zette het ‘dagbladzegel’, een extreem zware belasting op kranten, al sinds 1812 een rem op kritische uitlatingen. Kranten waren alleen betaalbaar voor de rijke bovenlaag. Behalve een verkapte maatregel om kritiek op het regeringsbeleid en de koning (toen nog zo’n beetje een pot nat) te dempen voorkwam het dagbladzegel ook dat er nieuwe kranten werden opgericht. Pas in 1869 werd het dagbladzegel – zeer tegen de zin van Willem III – afgeschaft. Hij vreesde voor politiek gestook in de pers.

Vijf jaar cel
Willem I, zijn grootvader, moest ook al niets van een vrije pers hebben wat bleek uit zijn ‘drukperswetten’ uit 1829 en 1830 op grond waarvan de rechter critici van de monarchie voor maximaal vijf jaar achter de tralies kon zetten. De angst voor een vrije pers moet er goed in hebben gezeten bij de Oranjes want de drukperswetten kwamen immers nog eens bovenop het beruchte dagbladzegel. Willem I voerde de drukperswetten in omdat ongevraagde kritiek op zijn beleid hem ergerde.

Onder Willem II zijn tal van mensen op grond van de beide drukperswettenwetten veroordeeld. Het roepen van ‘weg met de koning, leve de republiek’ beschouwde de rechter als smadend en honend voor de koning, net als de bewering in kranten dat de regering zich niet aan de grondwet hield.

Sinds 1881 kon de rechter belediging van de majesteit veroordelen op grond van 111, 112 en 113 van het Wetboek van Strafrecht. Op ‘opzettelijke belediging’ van de koning stond – net als onder de drukperswetten – een maximale gevangenisstraf van vijf jaar. Het beledigen van ’s konings echtgenoot, zijn troonopvolger of diens echtgenote kon iemand volgens artikel 112 voor vier jaar in de cel doen belanden. Belediging in geschrifte of door afbeeldingen (spotprenten) werd volgens artikel 113 bestraft met een jaar achter de tralies. Voor alle drie de categorieën konden ook boetes worden opgelegd. Pas in 2020 verdwenen artikel 111 t/m 113 uit het strafrecht. Majesteitsschennis is nog steeds strafbaar maar wordt nu gelijkgesteld met belediging van een ambtenaar in functie.

Uitbuitingspiramide
Veel van wat destijds als majesteitsschennis werd opgevat (en door de rechter als zodanig veroordeeld), vond zijn oorsprong in armoede, werkloosheid, honger en de belabberde  sociale omstandigheden waarin het gros van de Nederlandse bevolking leefde. De weelde waarin de koning en zijn familie baadde, was voor de opkomende socialistische beweging een steen des aanstoots. Duur én overbodig. De koning stond aan de top van wat als een uitbuitingspiramide werd beschouwd. Hij fungeerde als een sociale bliksemafleider die nodig was om het volk zand in de ogen te strooien. De monarch moest het incapabele bestuur van de ministers buiten zicht houden.

Het verlichte despotisme van Willem I en II bood weinig uitzicht op verbeteringen. Kritiek leveren op maatschappelijke misstanden (niet zelden ‘majesteitsschennis’ in de ogen van de overheid) was echter lastig bij gebrek aan geschikte media. Steeds weer werd ‘majesteitsschennis’ gebruikt voor het onderdrukken van kritiek, die de autoriteiten dan voor het gemak definieerden als hoon, smaad of laster jegens de koning. Het was vooral een instrument om de linkse oppositie, die ook nog eens anti-monarchistisch was, de mond te snoeren. Ook Vrouwe Justitia koesterde een uitgesproken afkeer van politiek links. Om vervolging te voorkomen, vermeden critici vaak om de koning expliciet te noemen. Maar het was altijd glashelder wie ze op de korrel namen, ook al gebruikten ze gefingeerde namen.

Asmodée
Jan de Vries mag met recht een kwelgeest van de monarchie en de toenmalige regeringen worden genoemd. Zijn stukken waren in de eerste plaats sociaal bewogen. Bij zijn vele veroordelingen van sociale en politieke misstanden doopte hij zijn pen gretig in de meest giftige inkt. Tegen de monarchie trok hij van leer als een instituut dat faalde en dat bovendien een sta-in-de-weg was voor de democratie. Op 3 mei 1854 kwam het eerste nummer uit van zijn weekblad Asmodée, dat met kennelijk genoegen de grenzen opzocht van wat de overheid wilde tolereren. De Vries had toen al een aantal kritische pamfletten onder het pseudoniem ‘Asmodée’ op zijn naam staan. Een dag na de publicatie van de eerste Asmodée kwam de politie hem arresteren; niet vanwege dat nummer maar voor de publicatie van een pamflet dat de woede van de koning had gewekt.

De Vries voerde zijn eigen verdediging en citeerde voor de rechtbank een stuk uit zijn gewraakte pamflet Standbeeld in een zak waarin de lezer van toen moeiteloos de weduwe van Willem II en diens zoon koning Willem III herkende. De Vries beweerde niet te snappen dat de rechters in de grove, onbehouwen, slechtgemanierde man uit zijn pamflet koning Willem III zagen. Hij stond paf. Zagen de rechters hun koning echt als een ‘ruw, onbeschaamd, liederlijk’ mens? Schande! Majesteitsschennis zelfs. De Vries kreeg drie jaar cel, ging in hoger beroep, verloor en vluchtte naar België.

Lege kolommen
De bekendste majesteitsschender uit die tijd was ongetwijfeld Domela Nieuwenhuis, socialist en hoofdredacteur van Recht voor allen. Tijdens zijn vele lezingen in het land ageerde Domela Nieuwenhuis standaard tegen een of meerdere van de ‘vijf K’s’ die zijn weerzin opwekten: Kapitaal, Kazerne, Kerk, Kroeg en Koning. Zijn blad was ook uiterst kritisch op de pers die het volk voortdurend aanspoorde openlijk hun ontembare Oranjeliefde te belijden. Waarom moest het volk weten dat de koning jonge vogeltjes had gekocht en graag lange wandelingen maakte, in blakende gezondheid verkeerde, maar niettemin ‘toch ieder jaar tot herstel van die blakende (?) gezondheid een lange kuur in een buitenlandsche badplaats doet’. Onze huidige koning neemt gemiddeld vijftien weken vakantie per jaar maar moet in deze voorvader zijn absolute meerdere erkennen. Er volgde nog een reeks voorbeelden waarna de krant concludeerde dat het ‘slechts zinnelooze en zoutelooze berichten [zijn] omtrent handelingen van Z.M. die noch eerbied, noch toewijding, noch eenige geestdrift kunnen uitlokken voor iemand die zo weinig van zijn baantje maakt’. De zinsnede van ‘het baantje’ leverde Domela een jaar gevangenis op. Het was volgens de rechter  ‘boosaardig en openbaar smaden, honen en lasteren van de persoon des konings’.

Het overlijden van Willem III (1890) bood Recht voor allen een nieuwe kans: ‘Het leven van koning Willem III den Groote, in al deszelfs hooge betekenis voor het Volk geschetst’. Het stuk bestond alleen uit een kop, de kolom eronder was leeg. Niets te melden. Er onder stond: ‘Vervolg hiernamaals.’

Het pamflet Uit het leven van koning Gorilla, waarin een Willem III als een liederlijk mens wordt neergezet is zo bekend dat ik het hier alleen maar noem. Niemand werd er trouwens voor vervolgd. Vermoedelijk omdat een handige advocaat op veel dingen had kunnen wijzen die gewoon  niet ontkend konden worden. Een rechtszaak zou een te groot risico zijn.

Alexander Cohen, corrector bij Recht voor allen, werd wel vervolgd vanwege Gorilla. Toen het rijtuig van de koning hem in Den Haag passeerde (september, 1887), riep hij: ‘Leve Domela Nieuwenhuis! Leve het socialisme! Weg met Gorilla!’ Hij werd subiet voor de rechter gesleept. Cohen voerde zijn eigen spitsvondige en zonder meer hilarische verdediging. Zo zei hij: ‘De schrille tegenstelling tusschen dien ellendigen Gorilla, en onzen grijzen, voortreffelijken vorst schoot me plotseling in de gedachte toen ik de eer had Z.M. te aanschouwen en deed me uitroepen ‘weg met Gorilla!’ (selbstverständlich op den koning in ’t bewuste boekje doelende), en juist wilde ik verder uiting geven aan ’t gevoel dat me bezielde, door uit volle borst te juichen: ‘Leve Willem III!’ Dat ging echter niet meer want toen was hij  al door agenten gevloerd. Cohen kreeg een half jaar cel en vluchtte naar het buitenland. Het liep overigens slecht met hem af: Cohen stierf als overtuigd monarchist.

Acrobaten
In augustus 1892 verscheen het eerste nummer van het ‘humoristisch satiriek weekblad’ De Roode Duivel. In het vignet van zijn blad prijkte: ‘Ontmaskering! Geen Genade!’ Later voegde hoofdredacteur Louis Maximiliaan Hermans daar nog aan toe: ‘tegen troon!, tegen beurs!, tegen altaar!’ Volgens Hermans was alle leed in de samenleving aan die trits te danken. Als een stille uitdaging aan het OM stond Hermans’ adres pontificaal op de voorpagina. Het kwetsen, tarten, minachten en beledigen van koningin-moeder Emma en haar dochter Wilhelmina bereikte onder Hermans’ gedreven leiding superieure hoogtes.

Hermans heeft het verhaal de wereld ingebracht dat niet Willem III, maar jonkheer S.M.S. de Ranitz, adjudant en particulier secretaris van Willem III (en later van Emma), de biologische vader van Wilhelmina zou zijn. De koning zou door zijn veelvuldig bordeelbezoeken en buitenechtelijke contacten (destijds een publiek geheim) een geslachtsziekte hebben opgelopen, wat het hem – zo suggereerde Hermans – onmogelijk maakte nog kinderen te verwekken.

Herhaaldelijk duikt De Ranitz op in de kolommen van De Roode Duivel, vaak als ‘sjikkeretaris’, ‘Jonkheer van ‘t Rasphuis’ (of kortweg ‘Raspie’), en al in het eerste nummer als de ‘partikulier sekretaris’. Hermans noemde De Ranitz nooit bij naam, maar iedereen wist wie hij met ‘sjikkeretaris’ enzovoort bedoelde. Duidelijk was eveneens dat hij met de ‘Koningin van het Kikkerland’ koningin Emma bedoelde.

‘Een koningin ons welbekend,
Een moffen-weduwvrouw
Die gaf aan ‘t hof een heerlijk feest,
Na ‘t eindigen der rouw.

Haar man was dood, den ouden aap
Steeg op naar ‘s Hemels sfeer
En de koningin zag zich getroost,
Door een hooggeboren heer.

Zij had een kind, doch zoo men zei,
Was dat van d’ouwe niet
Nu zoo iets is aan menig hof
Zoo’n groot mirakel niet.’

In september 1895 ging Hermans volgens het O.M. over de schreef met een spotprent. Dat was opvallend want Hermans had zich vaak veel grover over het koningshuis uitgelaten dan in dat cartoon. Het OM besloot tot vervolging omdat Hermans Emma en haar dochter als acrobaten in dansrokjes had afgebeeld, met daaronder de tekst: ‘Gaat dat zien! Gaat dat zien! Eenig in geheel Nederland!’ Hermans ging een half jaar achter de tralies. Toen hij vrijkwam wachtte een menigte hem op om hem te huldigen.

Drank en branie
Dankzij mannen als De Vries, Domela Nieuwenhuis, Hermans en Cohen (de ruimte ontbreekt om hier de vele anderen te noemen) bloeide de majesteitsschennis in de laatste decennia van de negentiende eeuw welig. Daarna werd het een stuk minder. Met enige regelmaat werd proces-verbaal opgemaakt of een arrestatie verricht, maar het kwam zelden tot een veroordeling, ook omdat de voorvallen tamelijk onschuldig waren. Niet zelden was er drank en branie in het spel. Een enkele maal moest iemand voor enkele weken of maanden naar het cachot. Het linkse deel van de Tweede Kamer nam menigmaal fors stelling tegen de monarchie maar van de kant van de confessionelen en liberalen viel weinig kritiek te horen.
De SDAP nam in 1933 afscheid van haar republikeinse standpunt; de partij verzette zich althans niet langer tegen de monarchie als staatsvorm. Pas in de jaren zestig gaf Nieuw Links het oude streven weer kortstondig enige glans, maar onder de gevestigde Kamerleden vond het geen of nauwelijks weerklank. Het verzet van de communisten tegen de monarchie als staatsvorm hield stand tot 1937. Sindsdien had de vestiging van een republiek geen politieke prioriteit meer. Vechten tegen de bierkaai levert geen stemmen op.

Imaazje
In de jaren zestig, toen de Provobeweging opkwam en links weer opgang deed, nam de kritiek en ‘dus’ de majesteitsschennis weer toe. De befaamde Rookbom die het zicht op de huwelijksrijtoer van Beatrix en Claus door Amsterdam kortstondig belemmerde, was het beroemdste geval. De rechter veroordeelde het stel dat de bom had gegooid op grond van de vuurwerkwet. Niet wegens majesteitsschennis terwijl daar toch alle reden toe was. In de Provotijd nam het aantal gevallen sterk toe. In de vijf jaar vóór de opkomst van Provo (1960 tot en met 1964) kreeg het OM te maken met in totaal twintig zaken, waarvan er vijf werden berecht. In de vijf jaar na de opkomst van Provo (1965-1969) steeg het aantal geregistreerde gevallen naar 74. Daarvan werden er 58 geseponeerd. In 1969 stond het aantal zaken alweer ongeveer gelijk aan de tijd van voor Provo: drie berechtingen en vier sepots. De maximumstraf van vijf jaar heeft de rechter sinds de invoering van straffen in 1881 nooit uitgedeeld. Een van de vaste medewerkers van dit blad roerde zich ook: Roel van Duijn werd preventief gearresteerd omdat het vermoeden bestond dat hij van plan was majesteitsschennis te plegen. Toen hij met een vriendin, Carla, door de Kalverstraat liep kregen ze plotseling prinses Beatrix in het vizier. ‘Dat is Beatrix!’ riep Carla. Van Duijn: ‘Dus ze bestaat werkelijk! Ik heb altijd gedacht dat ze maar een imaazje was.’ Nee dus.‘Een paar minuten later beseften we dat we een provokatiemogelijkheid van een presenteerblaadje hadden laten vallen. We liepen haastig de Kalverstraat door, maar de prinses was gevlogen. Toch was de kans op een weliswaar secundairprovokatie nog niet verkeken.’
Van Duijn zag een auto met een AA-nummerbord staan en besloot Beatrix op te wachten om haar een ‘eksemplaar’ van de door Provo opgestelde Troonrede aan te bieden. Zover kwam het niet. Een overvalwagen voerde Roel af naar het bureau Warmoesstraat. Na een uur in een cel te hebben gezeten mocht hij zonder enige vorm van verklaring of excuus vertrekken. Als de politie je preventief van de straat plukt wordt je als provo het plegen van majesteitsschennis bijna onmogelijk gemaakt.

Hoer
In het Juliana-tijdperk (1948-1980) hebben de autoriteiten meer dan honderd keer actie ondernomen op grond van artikel 111-113. Slechts een daarvan leidde tot een veroordeling. Circa 85 van die gevallen speelden zich af in de woelige jaren zestig. De periode Beatrix (1980-2013) was daarentegen uitgesproken majesteitsschennisluw. In 2007 seponeerde het Openbaar Ministerie een zaak tegen een jonge journaliste die over de Dam paradeerde in een T-shirt met de tekst: ‘Beatrix is een hoer’. Ze wilde een discussie met het publiek uitlokken. Het OM stuurde haar ongestraft naar huis. Kort daarvoor – het was de aanleiding voor de ‘provocatie’ van het internetblad Spunk – had de Amsterdamse politierechter een man tot vierhonderd euro boete veroordeeld omdat hij ‘de koningin van Nederland’ voor hoer had uitgemaakt. Ook had hij gezegd anale seks met haar te willen hebben. Het een is niet erger dan het ander, zou je zeggen, maar het verschil was (vermoedelijk) dat de journaliste toegang had tot de media. Daar werd kennelijk rekening mee gehouden.
Dat bleek ook toen Hans Teeuwen in een cabaretvoorstelling beweerde anale seks met de koningin te hebben gehad. Daar had hij dorst van gekregen: ‘Majesteit, ga eens bier halen!’ Op zulke momenten was Beatrix – ‘een geile slet’ volgens Teeuwen – ‘ook mijn koningin’. Kennelijk bang voor taferelen in de rechtszaal ging het OM niet tot actie over. Ook Sander van de Pavert is met zijn LuckyTV nooit voor de rechter gesleurd. Te bekend.

Majesteitsschennis en willekeur zijn altijd onverbrekelijk met elkaar verbonden geweest. Met recht had het weinig te maken.

Dit artikel verscheen eerder in De Republikein, september 2024

Het cartoon is van Ruben L. Oppenheimer, gepubliceerd op X, 14-06-2016

‘De leugen regeert’, betoogde koningin Beatrix in 1999. Nee, ze doelde niet op haar eigen familie maar op de pers. Nu is gebleken dat haar vader, prins Bernhard, de kampioen leugenaar is.

In het nieuwe boek van Flip Maarschalkerweerd, De achterblijvers, meldt de voormalig directeur van het Koninklijk Huisarchief de vondst van Bernhards NSDAP-lidmaatschapskaart. Groot nieuws? Nou nee. Al in 1996 publiceerden Coen Hilbrink en ik uitgebreid over dat lidmaatschap in De Affaire-Sanders. Het boek veroorzaakte een enorme rel. Prins Bernhard ontkende bij hoog en laag ooit lid te zijn geweest en spande toenmalig minister-president Wim Kok voor zijn karretje om publicatie te verhinderen. Ook zette hij regelmatig de directeur van het RIOD, waar ik werkte, telefonisch onder druk en dreigde zelfs met gerechtelijke stappen. Het bestuur van het instituut, met daarin onder andere historicus Prof. Jan Bank en Piet Steenkamp, ‘vader van het CDA’ bleken zeer gevoelig voor de prinselijke pressie.

Het nieuws over Bernhards naziverleden lekte voortijdig uit naar Het Parool. Het bestuur verklaarde daarop in de pers dat het boek niet deugde. Er was veel meer onderzoek vereist. Dat ‘aanvullend onderzoek’ leverde een jaar vertraging op. Toch waren de bewijzen glashard. Ik had de contributiekaart van de prins gevonden. De lidmaatschapskaart zelf ontbrak, maar is nu dus in het archief van Bernhard aangetroffen. Op die contributiekaart staan alle gegevens van de prins vermeld. De archiefmap bevatte nog ruim 30 stukken over Bernhards lidmaatschap waaronder een dringend verzoek van de Nederlandse aan de Amerikaanse regering Bernhards naam niet vrij te geven. Er waren ook notities van het NSDAP-bestuur over achterstallige betalingen. De prins is altijd een wanbetaler gebleven; die eigenschap zat er toen al in.

In de pers zijn we door het gedweeë NIOD-bestuur en de trouwe aanhang van de prins zwart gemaakt en vaak weggezet als halve zolen. Schande! was het. De betekenis van Bernhard voor Nederland zou nauwelijks te overschatten zijn. De uiteindelijke lijst met fundamentele ‘kritiek’ paste op één A-viertje. Twee voorbeelden: ‘eenmansguerilla’ moest ‘vete’ worden en ‘heel lang niet’ moest vervangen worden door ‘nooit’. De suggestie om bij noot 232 de naam van de notulist te vermelden ‘(waarschijn­lijk Mr. van Nynatten)’ hebben we gehonoreerd.

Het kostte niet meer dan vijf minuten om de ‘tekortkomingen’ recht te zetten. Maar het gevolg van de hetze was wel dat onze naam als onderzoekers was bezoedeld. De positie van Bernhard was het belangrijkst. Feiten deden er niet toe.

In zijn laatste interview bezwoer Bernhard ‘met de hand op de Bijbel’ nooit lid te zijn geweest van de nazipartij. Hij belde mij zelfs vanaf zijn sterfbed dat ik het fout had gehad.

En toen kwam Maarschalkerweerd met zijn vondst. Bernhard bleek tot zijn laatste snik te hebben gelogen. Het Prins Bernhard Cultuurfonds denkt zelfs na over een naamsverandering en enkele politieke partijen eisen onderzoek naar Bernhards oorlogsverleden.

De reputatie van prins Bernhard ligt aan diggelen. De vraag rijst nu wat er waar is van al zijn andere omstreden beweringen en uitspraken. Zijn die ook niet allemaal gefantaseerd of gelogen? Bernhard heeft zichzelf postuum voor paal gezet.

Dit artikel verscheen eerder in Argus, 11 okober 2023

Dankzij Bernhard mochten corrupte zakenlieden niet voor de rechter gedaagd.

Het Lockheed-schandaal dat Nederland sinds de zomer van 1976 langdurig op zijn kop zette, draaide om corruptie, smeergeld en wapenhandel. De affaire bracht de regeringen van de Verenigde Staten, Japan een een aantal West-Europese landen in grote verlegenheid. Ook de corrupte prins Bernhard kwam door het omkoopschandaal in de problemen, maar hem voor de rechter slepen was uitgesloten.

Schandaal
Het Lockheed-schandaal deed Nederland midden jaren zeventig op zijn grondvesten schudden. In Den Haag ging ‘het gerucht’ dat prins Bernhard zich had laten omkopen door straaljagerfabrikant Lockheed. Aanvankelijk weigerde iedereen, het kabinet Den Uyl incluis, de berichten uit Washington te geloven. Dat de echtgenoot van koning Juliana corrupt zou zijn, was ondenkbaar.

Den Uyl stelde de ‘Commissie van Drie’ in om de affaire te onderzoeken. Het ondenkbare bleek toch denkbaar. De Commissie vond zulke sterke aanwijzingen dat het kabinet onder ogen moest zien dat de prins inderdaad corrupt was. Het probleem was echter dat Bernhard, ondanks zijn belofte om mee te werken, alle schuld ontkende. Het kabinet durfde daarom de stap hem daadwerkelijk te beschuldigen niet aan. Van meet af aan was trouwens besloten dat van een rechtszaak geen sprake kon zijn.

De Commissie van Drie heeft drie gevallen gedocumenteerd. Het eerste betrof een JetStar die Lockheed Bernhard cadeau wilde doen. Hij weigerde omdat hij het toestel zou moeten registreren. De prins prefereerde een miljoen dollar op zijn geheime Zwitserse bankrekening, wat laat zien dat hij heel goed wist hoe hij met zwart geld moest omgaan. Tegenover de Commissie van Drie ontkende hij dat miljoen te hebben ontvangen.

Het tweede geval staat bekend als ‘Victor Baarn’. Naar overtuiging van de Commissie was dat een schuilnaam van Bernhard. Het ging om 100.000 dollar smeergeld op naam van ‘Victor Baarn’ maar Bernhard beweerde van niets te weten. Het eerste geval (het miljoen) gaf hij later wel toe in een interview met de Volkskrant. Hij zou dat bedrag hebben geschonken aan het Wereld Natuur Fonds (WNF). Maar in de boeken van het WNF viel zijn ‘gift’ niet te traceren. En corruptie blijft corruptie; ook als je het geld weggeeft aan een goed doel.

In het derde geval eiste Bernhard een bedrag van tussen de vier en de zes miljoen dollar, wat Lockheed te gortig vond. De Commissie ontdekte twee handgeschreven brieven van Bernhard waarin hij bij Lockheed om miljoenen bedelde. Bernhard beweerde ditmaal zich niet te kunnen herinneren de brieven ooit te hebben geschreven, hoewel ze slechts een jaar oud waren.

Den Uyl heeft het laatste geval aangegrepen om zich uit de affaire te redden. De andere twee zaken bleef Bernhard ontkennen, maar die brieven uit het derde geval bewezen dat hij wel degelijk om geld had gevraagd. Alleen had hij het nooit ontvangen. Dat ging ook niet omdat iedereen die er bij Lockheed toe deed in die tijd door een speciale onderzoekscommissie van de Amerikaanse Senaat onder leiding van Frank Church werd verhoord. De smeergeldmachinerie van Lockheed was tijdelijk tot stilstand gebracht.

Voor premier Den Uyl was het derde geval ideaal. Bernhard had wel de intentie getoond steekpenningen van Lockheed te willen. Hij had er zelfs om gevraagd maar het geld had hij nooit daadwerkelijk gekregen. In de woorden van Joop den Uyl had hij zich ‘toegankelijk getoond voor onoorbare verlangens en aanbiedingen’ en hij had zich ‘laten verleiden tot het nemen van initiatieven die volstrekt onaanvaardbaar waren’.

In Het Lockheed Schandaal (2011) besteed ik ruim aandacht aan landen waar politici en ministers smeergeld van Lockheed hebben aangenomen. Zonder uitzondering en zonder aanzien des persoons werden ze tot gevangenisstraffen veroordeeld. Bernhards ‘straf’  bestond uit een ‘dringend verzoek’ voortaan geen militair uniform meer te dragen. Dat ging maar een paar jaar goed. Daarna verscheen hij (soms) weer in uniform. Het buitenland heeft die gang van zaken met verbazing gade geslagen. De RVD maakt er zich tot op de dag van vandaag als volgt vanaf:

‘Medio jaren 70 bleek dat de Amerikaanse vliegtuigfabrikant Lockheed in diverse landen regeringsfunctionarissen had benaderd, teneinde bepaalde aankopen te stimuleren. Hierbij werd ook de naam van Prins Bernhard in zijn functie van inspecteur-generaal der krijgsmacht genoemd. In 1976 stelde het kabinet-Den Uyl de Commissie van Drie in om onderzoek te doen naar eventuele betrokkenheid van Prins Bernhard hierbij. Naar aanleiding van het onderzoek legde de Prins zijn militaire functie neer.’

Den Uyl is Bernhard ook in dit geval zeer ter wille geweest door hem te waarschuwen met onmiddellijke ingang voor zijn functie van inspecteur-generaal der krijgsmacht te bedanken. Bernhard kon zo de eer aan zichzelf houden en ‘eervol’ ontslagen worden. Een afgedwongen ontslag kan nooit eervol zijn, maar die schande bleef de prins dankzij Den Uyl bespaard.

De omkoping van volksvertegenwoordigers, militairen, politici en regerings- en bedrijfsfunctionarissen leidde tot politieke onrust en argwaan jegens overheden, de krijgsmacht en multinationale bedrijven. Ook in Duitsland waar Franz Josef Strauss minister van defensie was. Vermoedelijk heeft Strauss de bui zien hangen want op zijn departement was geen document meer over Lockheed te vinden. Alle stukken waren vernietigd. Dan kon onmogelijk toeval zijn, maar bij gebrek aan bewijzen verscheen in Duitsland niemand voor de rechter.

In België was ook de vraag gerezen of de 122 Lockheed Starfighters volgens de regels waren aangeschaft. Jean-Pierre Bonsang, de Belgische agent van Lockheed, had die vraag kunnen beantwoorden maar hij stierf kort voordat de hoorzittingen van de Amerikaanse senaat begonnen. Direct na zijn overlijden hebben vertegenwoordigers van Lockheed zijn bureau zo grondig ‘gekuist’ dat er niets meer was te vinden. Net als in de Duitse Bondsrepubliek bleef het daarom bij vermoedens en verdenkingen, maar het ontbrak aan hard bewijs in de vorm van documenten.

In het Midden-Oosten speelde de Lockheed-affaire een minder opvallende rol. Perzië, het huidige Iran, en Saudi-Arabië, twee spreekwoordelijk corrupte monarchieën, laten zich door corruptie, ook al is die grootschalig, niet van de wijs brengen.

In Japan ontketende ‘Lockheed’ een storm van verontwaardiging. Zonder aanziens des persoons moesten verdachten uit het bedrijfsleven en de politiek zich voor de rechter verantwoorden. In Italië, dat op het gebied van corruptie toch wel wat gewend was, gebeurde dat ook. De aandacht voor het Lockheed-schandaal was wereldwijd zo groot, dat het niet mogelijk zou zijn geweest de zaak met de traditionele mantel der liefde te bedekken. In beide landen vielen zware gevangenisstraffen.

In Nederland veroorzaakte Lockheed een schok onder zowel de bevolking als in politieke kringen. Men kon het niet geloven of men weigerde het te geloven. Prins Bernhard, de ‘oorlogsheld’, de ‘ambassadeur van het bedrijfsleven’, de vleesgeworden charme; het kón gewoon niet waar zijn.

Toen bleek dat de beschuldigingen niet uit de lucht waren gegrepen, kwam dat hard aan, maar het vertrouwen in Bernhard werd er nauwelijks door aangetast. Velen (ook in de politiek) vonden dat de prins door alle publiciteit al voldoende was gestraft. Dat corruptie een misdrijf was waarop een maximale gevangenisstraf van zes jaar stond was natuurlijk waar, maar Bernhard op zijn corrupte gedrag aanspreken vond vrijwel iedereen te ver gaan en bovendien onnodig omdat Juliana er ook onder zou lijden en ze had het toch al zo zwaar.

Met de monarchie in het geding toonde zowel de politiek als de bevolking zich bereid dit staaltje van rechtsongelijkheid te accepteren. De prins straffen, zoals dat in andere landen was gebeurd, stuitte op weerstand. Nederland voelde meer voor een benadering zoals die gebruikelijk was in monarchieën als Saudi-Arabië en Perzië, waar corruptie doodgewoon was.

De PvdA van Den Uyl vreesde dat een harde aanpak van Bernhard de partij grote schade zou toebrengen en reageerde – op een uitzondering na – mild op de prinselijke corruptie. De confessionele partijen hadden vanuit hun traditionele liefde voor het koningshuis evenmin behoefte aan ingrijpen. Alle partijen, behalve de Pacifistisch-Socialistische Partij (PSP), vonden dat een koningscrisis koste wat kost moest worden voorkomen. Juliana had gedreigd met aftreden als haar man naar de gevangenis moest en Beatrix zou dan geweigerd hebben (beweerde ze) haar moeder op te volgen. Een constitutionele crisis zou het gevolg zijn geweest. Dreigen met zo’n crisis is de Oranjes wel toevertrouwd. Het is een effectief drukmiddel dat praktisch altijd het gewenst resultaat oplevert.

Dat de prins met zijn gedrag het belang van de Nederlandse staat had geschaad en afbreuk had gedaan aan ons internationaal aanzien deed er evenmin toe. Politiek Den Haag (met uitzondering van de PSP) beschouwde de omkoopbaarheid van de prins niet zozeer als een juridisch (wat het was) dan wel als een politiek probleem.

Hans Teengs Gerritsen, met wie Bernhard bevriend was, en ir. F. Besançon, directeur van de KLM (1953-1974), waar Bernhard commissaris was geweest, profiteerden van de milde houding jegens Bernhard die zelf overigens nooit heeft begrepen waarom men zich druk maakte over de paar cent die hij had ontvangen voor zijn diensten. Zo ging dat toch in het bedrijfsleven? Als hij spijt heeft gehad, heeft hij het ‘verdomd goed’ verborgen weten te houden, stelde een vriend van de prins.

Teengs Gerritsen vertegenwoordigde Lockheed maar hij had zijn commissiegeld op een geheime Zwitserse bankrekening laten storten en daarmee belasting ontdoken. Wat betreft Besançon bestond er geen twijfel dat hij $ 25.000 van de vliegtuigfabrikant als smeergeld had geïncasseerd, maar hij bleef, net als Teengs Gerritsen, tegenover de Commissie van Drie zijn schuld ontkennen. Daarmee was voor de Commissie de kous af. Het ging niet aan de ontkenningen van prins Bernhard wél en die van Besançon niet te accepteren. Van het aangekondigde FIOD-onderzoek naar Teengs Gerritsen is niets meer vernomen. Net als Besançon kwam hij met de schrik vrij.

Een rechtszaak tegen beiden zou de schijnwerpers weer vol op Bernhard en zijn corrupte gedrag hebben gezet. Dat moest vanzelfsprekend worden voorkomen. Het kabinet heeft bij het Lockheeddebat in de Tweede Kamer niets aan het toeval overgelaten. Den Uyl heeft uitgebreid geanticipeerd op mogelijke vragen over Besançon en Teengs Gerritsen. Een klokkenluider had de FIOD op het onderzoek naar Teengs Gerritsen gezet, maar de man zou volstrekt onbetrouwbaar zijn geweest en daarom was het onderzoek gestaakt. En als Besançon ter sprake kwam zou Justitieminister Dries van Agt vragen pareren met de opmerking dat wat er rondom de KLM-directeur speelde niets te maken had ‘met de gebeurtenissen met betrekking tot Z.K.H. Prins Bernhard’.

Vanwege het hogere doel, het aanzien van de monarchie, deed de belastingontduiking van Teengs Gerritsen en de corruptie van Besançon er niet toe en werd en passant de rechtsgelijkheid te grabbel gegooid. Onder geen beding mocht de monarchie schade oplopen.

Dat was ook de reden dat de 100.000 dollar smeergeld die vliegtuigfabrikant Northrop aan Bernhard had betaald door Den Uyl werd verzwegen. Twee schandalen tegelijk viel niet te handelen. De premier redeneerde dat de Commissie van Drie opdracht had gekregen Lockheed te onderzoeken. Northrop kwam in de onderzoeksopdracht niet voor. Probleem opgelost. De monarchie was gered en de PvdA zou niet onder de kwestie lijden.

Dit artikel verscheen eerder in De Republikein, nummer 2, juni 2023

Het porseleinen huwelijk liet zien wat er op de achtergrond gebeurde om het trouwen van Willem-Alexander met Máxima mogelijk te maken. De documentaire van BNN-VARA maakt duidelijk dat alles uit de kast wordt gehaald om de monarchie ter wille te zijn. Leugens en listen om het doel te bereiken zijn geen probleem.

Wat mij vooral opviel was het woordgebruik van politieke prominenten als Ad Melkert en Bram Peper, beiden PvdA.  Als ze over het koningshuis spraken was hun toon uiterst behoedzaam. Ze zochten naar woorden waaraan niemand aanstoot kon nemen want kennelijk waren ze voortdurend bang iets verkeerds te zeggen. In normale omstandigheden is hun woordenstroom niet te stuiten. Niet dat ze dan veel zinnigs zeggen, maar op een woord meer of minder kijken ze niet. Hoe anders was dat nu.

Opvallend laf op de vlakte hield zich ook toenmalig PvdA-kamerlid Peter Rehwinkel. In de talkshow Barend & Van Dorp weigerde hij antwoord te geven op de vraag of papa Zorreguieta wel of niet welkom was bij het huwelijk. Onlangs publiceerde Rehwinkel een tenenkrommend slijmboek: Amalia. De plicht roept.

De documentaire maakte duidelijk dat praktisch alles is geoorloofd om aan de wensen van het koningshuis tegemoet te komen. Er wordt met het recht gesjoemeld en er wordt keihard gelogen.

Als Desi Bouterse als lid van een misdadig regime in Nederlands voor het gerecht kon worden gedaagd, kon Zorreguieta dat ook, dus moest de zaak tegen Bouterse van tafel. Dat was de enige manier om een proces tegen Zorreguieta te voorkomen. Jonkheer Joan de Wijkerslooth, voorzitter van het College van procureurs-generaal, wist wel hoe je zoiets kon ritselen en aldus geschiedde. Hij weigerde zich voor zijn opmerkelijke besluit op camera te laten interviewen. Heel verstandig natuurlijk, want het zou ondoenlijk zijn geweest zich daar ook maar enigszins geloofwaardig uit te kletsen.

Gevreesd moet worden dat in het geval van piloot Julio Poch het Openbaar Ministerie zich ook gewillig voor de koninklijke kar heeft laten spannen.

Diplomaat ‘Maximo’ van der Stoel pendelde zich suf tussen de immer chagrijnige premier Wim Kok en Jorge Zorreguieta en bewoog hemel en aarde om hem van het bruiloftsfeest van zijn dochter te weren. Premier Kok vertelt later met een stalen gezicht op tv dat het papa’s eigen, oprechte besluit was geweest niet op de bruiloft te komen.

Dat alles gebeurde om een vermeende ‘constitutionele crisis’ te bezweren. De kroonprins dreigde namelijk zonder toestemming van het parlement te trouwen, als hij zijn zin niet kreeg. Als hij dat echt had gedaan had hij geen koning kunnen worden. Dan hadden we geen Willem-Alexander op de troon gehad maar iemand anders uit de familie die daar volgens de Grondwet aanspraak op maakt. Overigens viel op dat het historisch besef van de beide geliefden gevaarlijk dicht bij het nulpunt kwam wanneer het dictatoriale regime van Videla, waaraan papa Zorreguieta had deelgenomen, ter sprake kwam.

De Oranjes zijn dol op het dreigen met een constitutionele crisis. Ze beseffen dat de premier hen altijd tegemoet zal komen, want een crisis rondom het populaire koningshuis leidt alleen maar tot electorale rampen. Van die kennis maken ze handig gebruik.

Zodra ze hun zin niet krijgen wordt dat paardenmiddel van stal gehaald. Het werkt. Niet dat ze ooit vrijwillig zullen opstappen, want het voortbestaan van de Oranjedynastie heeft altijd topprioriteit. Logisch, want een baan met zo’n exceptionele beloning in geld en daarnaast gratis gebruik van paleizen, inboedels, stallen, paarden, vliegtuigen, auto’s, treinen, personeel, jachtvelden en ga zo maar door laat je niet schieten. Zelfs na je pensioen, dat deftig ‘abdicatie’ heet, blijft de staat je heerlijk verwennen met exceptioneel gulle uitkeringen en materiële voorzieningen. Ex-koningin Beatrix kan dat beamen, al zal ze dat niet doen, want ze vindt het doodnormaal.

Het koninklijke salaris heet ‘uitkering’ omdat de term ‘salaris’ onder geen beding mag vallen, want dan krijg je altijd weer dat gezeur over hun vrijstelling van inkomsten- en loonbelasting. Je hebt wel wat anders aan je koninklijke hoofd.

Een saillant detail kwam niet aan bod in de documentaire: de naturalisatie van Máxima die op bevel van schoonmoeder Beatrix met ongekende voortvarendheid plaats vond. Wie Nederlander wil worden moet normaal gesproken vijf jaar hier hebben gewoond of je moet drie jaar met een Nederlander zijn getrouwd. Dat alles gold niet voor Máxima. De procedure duurde welgeteld zeven werkdagen. Géén vijf jaar. Wetten, zo moet Beatrix hebben gedacht, zijn er om opzij te worden gezet.

Al dan niet met behulp van jonkheer De Wijkerslooth.

 

Anders tot in de dood, maar wel op onze kosten

Over enige tijd gaat de verbouwing van de koninklijke grafkelder in de Nieuwe Kerk te Delft van start. De kelder is bijna vol en de Oranjes willen als één grote familie de eeuwigheid doorbrengen. De verbouwing gaat het Rijk 3,6 miljoen euro kosten. Willem-Alexander draagt namens de familie een schamele 3 ton bij: begraven op een koopje.

In de de grafkelder staan nu 46 kisten. De laatste bijzetting was die van prins Bernhard. Ook corrupte leden van het koningshuis krijgen een riante begrafenis op rijkskosten.

Er zijn nog maar drie plekken over dus laat de Familie de capaciteit aanpassen. Zoals gewoonlijk wordt er niet op geld gelet; de kosten zijn toch voor de gemeenschap.

Mogen wij de grafkelder bezoeken? Nou nee, dat nou ook weer niet. We weten zelfs nauwelijks hoe de koninklijke dodenkelder is ingericht. We moeten het doen met een beschrijving van een Franse journalist die voor de bijzetting van Willem III in 1890 een tekening heeft gemaakt (zie de illustratie links boven).

Voor zover bekend is dat de enige bron. Mensen die onderhoudswerkzaamheden verrichten krijgen een geheimhoudingsplicht opgelegd. Zelfs wetenschappelijk onderzoek is niet toegestaan, zoals het bedrijf DelftTech ervoer toen het onderzoek wilde doen naar de dood van Willem de Zwijger. Geen gedoe in ons privé mortuarium.

Uitzonderlijk is voorts dat de Wet op de lijkbezorging niet van toepassing is op de leden van het Koninklijk Huis. Sinds 1810 mogen Nederlanders – om hygiënische redenen – niet langer in kerken worden begraven.

Op één uitzondering na. Tot in de dood krijgen de leden van het Koninklijk Huis een andere behandeling dan de rest van de bevolking. Ze worden niet begraven of gecremeerd, maar bijgezet in hun eigen privé grafkelder.

Minister Ingrid van Engelshoven (D66) van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kondigde in de brief aan de Tweede Kamer (21-04-2021) de uitbreiding en herinrichting van de koninklijke grafkelder aan.

Opmerkelijk is de bijdrage van 300.000 euro door de Familie. Daarmee erkennen de Oranjes dat het om een privé aangelegenheid gaat.

De vooral door Beatrix veel gebruikte smoes dat alles wat ze deed noodzakelijk was voor de vervulling van haar koninklijke taken gaat in dit geval niet op.

Beatrix eiste zelfs dat de peperdure inrichting van haar privé vertrekken in ‘woonpaleis’ Huis ten Bosch noodzakelijk waren om haar koninklijke taak te vervullen (ze had ook een ‘werkpaleis’). De minister-president haastte zich aan haar Koninklijke Wens tegemoet te komen.

De familie heeft er wederom een schitterende deal uitgesleept. Ik heb de Kamer nog niet horen protesteren.

 

 

De grens opzoeken

Een nieuw boek over het koningshuis is aanleiding voor interviews die vrijwel altijd beginnen met de constatering: ‘U bent republikein’.

Zo ook bij Oranje Zwartboek dat medio oktober verscheen. ‘Ja, ik ben republikein.’ Ik mag dan graag, een beetje pesterig, de wedervraag stellen of ze pro-Oranjepublicisten ook vragen of ze monarchist zijn.

Na mijn ‘schuldbekentenis’ maak ik duidelijk dat het voor je onderzoek niet uitmaakt welke staatsvorm je prefereert. Als historicus baseer ik me immers op feiten. Het heeft uitsluitend voordelen als je als interviewer met een republikein te maken krijgt. Lofzangen op de Oranjes, aanhankelijkheidsbetuigingen en redeloze vergoelijkingen, als er iets mis is gegaan, blijven hem bespaard. Geen loftrompetten maar feiten.

Het publicatietijdstip van Zwartboek was geniaal, al was het puur toeval. Het boek stond gepland voor eind maart, maar werd vanwege de coronacrisis doorgeschoven naar oktober. Precies in de week dat de koning met zijn gezin naar Griekenland vertrok. Dat Willem-Alexander met zijn vakantiereis gratis reclame maakte voor mijn boek was een aangename verrassing, waarvoor ik hem per tweet heb bedankt. Dát hij ging was geen verrassing. De Oranjes trekken zich nu eenmaal nergens wat van aan, doen altijd waar ze zin in hebben en als er geld te halen valt, gaan ze volledig uit hun dak. Dat is altijd zo geweest. Als je wilt weten hoe de Oranjes zich gedragen, kun je Zwartboek prima als leerboek en zelfs als handleiding gebruiken.

Hun vakantietrip verliep naadloos. Volgens het boekje. Rutte had iedereen gemaand thuis te blijven en vooral niet de grenzen op te zoeken. Dus pakten Willy, Máx en de kinderen hun koffers en gingen letterlijk en figuurlijk de grens over. Uiteraard op onze kosten en met het regeringsvliegtuig, want als Willy zegt dat zijn vakantie het staatsbelang dient omdat hij als fitte koning beter functioneert, zal Rutte hem niet tegenspreken. Niemand zou trouwens achter hun reisje komen. De flight tracker van het toestel staat permanent uitgeschakeld want we mogen niet weten hoe vaak de koning met vakantie gaat. Gelukkig was er een wakkere vliegtuigspotter die de PH-GOV zag vertrekken.

Beatrix deed iets soortgelijks toen ze in 2000 op skivakantie naar Oostenrijk ging, waar juist een ultrarechtse regering met Jörg Haider was aangetreden. Van het dringende advies niet te gaan, had de Majesteit zich – volgens het boekje – niets aangetrokken. De journalisten die haar in Lech belaagden, zouden ter plekke dood zijn neergevallen als blikken hadden kunnen doden. Vanzelfsprekend bleef Beatrix.

Willem-Alexander kwam wel terug, al was op foto’s te zien dat hij en Máx gruwelijk de smoor in hadden. Logisch, want wij hadden hen de herfstvakantie door de neus geboord. Eigenlijk best sneu, want het was alweer anderhalve maand geleden dat ze hun zomervakantie van zes weken in Griekenland hadden afgesloten. Dan wil je er wel weer eens uit.

Opvallend was dat zelfs de meest fervente Oranjevereerders geen goed woord voor de reis over hadden. Iedereen moest thuisblijven vanwege die rotcorona, maar zij trokken zich nergens wat van aan. Wel meeklappen voor de zorg en zogenaamd empathie tonen, maar solidair zijn met het van alle pleziertjes verstoken volk? Ho maar. In een kneuterige videoboodschap ging het koningspaar – ‘betrokken, niet onfeilbaar’ – door het stof. Onmiddellijk daarna begon, alweer volgens het boekje, het Grote Vergoelijken.

Hoe houterig en onoprecht de excuses van de koning, met Máxima verbeten zwijgend aan zijn zijde, ook overkwamen. Alles was weer vergeven en vergeten. Wie waren wij om over hun zuurverdiende vakantie te oordelen? Een Oranjeduider van de allerergste soort uitte zich jubelend over het Zwijgend Zitten van Máxima: ‘dat deed ze echt héél goed’. Republikeinen hebben nog een lange weg te gaan.

Dit stukje verscheen eerder in De Republikein, december 2020

Ongetwijfeld heb ik een masochistische inslag. Want wie kijkt als overtuigd republikein nou naar een documentaire (in vier delen) over prinses Beatrix, voormalig koningin der Nederlanden? Wat heb je eraan en wat moet je er mee? In ieder geval heeft het mijn weerzin van de monarchie op peil gehouden. Niet versterkt, dat gaat al sinds lang niet meer.

In de documentaire merk je aan alles dat het moeilijk was mensen te vinden die zich wilden laten interviewen. Beatrix zelf wilde niet meewerken. Personen die eventueel van plan waren mee te doen, zagen er toen ook maar van af. Wat overbleef was een beetje het tweede garnituur.
Mensen die Beatrix na staan, wilden niet omdat het nu eenmaal not done is over haar te praten. Je praat met haar, niet over haar. Een verkeerd woord en ze kijkt je nooit meer aan. De mensen die zich wel lieten strikken maakten niet de indruk tot de intimi van Beatrix (of wijlen prins Claus) te horen, al probeerden ze wel die indruk te wekken. Afgezien misschien van hofdame Miente Boellaard. Maar zij zei, als puntje bij paaltje kwam, op cruciale momenten eigenlijk niets.  Als er tussen al het lakeien-gekakel eens iets aan de orde kwam, dat mogelijk de moeite waard was, volgde er geheid een diepe stilte. De hofdame zei in die gevallen gewoon dat ze er niet op in wilde gaan.

Er werd heel veel en buitengewoon bedachtzaam gezwegen in de serie. Neem priester en theoloog Huub Oosterhuis. Ik was telkens weer bang dat hij voor de camera was ingedut. Totdat hij plotseling een paar  woorden zei, die pareltjes waren van intense doordachtheid. Ook rabbijn Soetendorp sprak aarzelend en woog ieder woord. Kennelijk was ook hij als de dood iets verkeerds te zeggen. Dat deed hij niet. Hij had sowieso weinig te melden. Een kenmerk dat aan vrijwel iedere geïnterviewde in deze serie kleefde.

De serie steunt sterk op de biografie van Jutta Chorus, die nauw bij de productie van de serie betrokken is geweest. In haar boek Beatrix. Dwars door alle weerstanden heen (2013) stond evenmin veel nieuws. Als de mensen die ze interviewde weer eens overliepen van bewondering voor Beatrix, vroeg ze nooit door hoe dat nou kwam en waarom ze zich zo slaafs opstelden. Justine van Lawick, klinisch psycholoog, die Chorus voor haar boek had geïnterviewd, dook ook in de serie weer op.

Beatrix had haar en enkele anderen uitgenodigd voor een brainstormsessie in haar paleis. Ze wilde beter zicht krijgen op wat er in de samenleving leefde. Ze voelde aan dat er onbehagen heerste, waar ze echter geen vat op kreeg. Van Lawick was volkomen van de wap, dat ze bij de Majesteit op bezoek mocht. En zoals de koningin zich had voorbereid op het gesprek. Echt ongelooflijk. Ook van haar medebezoekers kende ze de achtergronden. Ze scheen te denken dat Beatrix die info zelf bij elkaar had gescharreld. Aan het bataljon hulptroepen dat de koningin op alle mogelijke gebieden terzijde staat, had ze kennelijk nooit gedacht. Van Lawick had inhoudelijk nog steeds bitter weinig te melden.

De documentaire komt er grofweg op neer dat Beatrix een perfectionist was, die over alles controle wilde houden. Van haar functioneren als koningin weten we in feite niets af.  De ministeriële verantwoordelijkheid staat dat niet toe. De ministers zijn verantwoordelijk voor alles wat ze doet (en nalaat).  De documentaire maakt ons op het punt van functioneren niets wijzer. Macht had ze niet; wel veel invloed. Die invloed strekt zo ver als de premier toestaat. Als hij zijn rug recht houdt en op zijn strepen staat kan de Majesteit weinig beginnen. De documentaire gaat daar volledig aan voorbij.

Een koning(in) kan dreigen met aftreden, maar tot dusver is er geen monarch geweest, die vrijwillig de kroon aan de wilgen heeft gehangen. Gedreigd is er genoeg. De baan is echter te lucratief en het salaris (‘uitkering’) te buitensporig om zo maar te stoppen. Ook de secundaire arbeidsvoorwaarden zijn zo buitengewoon riant, dat de koning zich wel tien keer bedenkt om de boel in de steek te laten. De Oranjes beschikken over vier paleizen, ze kunnen vrijwel onbeperkt kosten declareren en ze reizen gratis in alle denkbare vervoersmiddelen (van trein tot vliegtuig). Het is niet voor niets dat het voortbestaan van de monarchie altijd hun hoogste prioriteit is.

Beatrix dreigde overigens niet met aftreden. Ze draaide de zaak om en dreigde niet aan te zullen treden. Dat is niet ongewoon in de Oranje familie. Willem III deed dat ook, maar hij liet zich maar al te graag overtuigen toch de kroon op te zetten.

Midden jaren zeventig speelde de Lockheed-affaire. Prins Bernhard had zich corrupt getoond en moest op de een of andere manier worden ‘bestraft’.  Als Bernhard gevangenisstraf zou krijgen omdat hij zich had laten omkopen door Lockheed zou Beatrix weigeren – beweerde ze althans –  de troon te aanvaarden. Haar moeder, koning Juliana, had namelijk gezegd te zullen aftreden als haar man de bak in moest. Juliana was vermoedelijk inderdaad afgetreden. Ze was toch al op leeftijd en dacht al langer na over abdiceren. Bovendien: het was geen leuke idee koningin te zijn als haar man in bak zat. ‘Uw man is niet meegekomen, Majesteit?’ ‘Nee, die zit in de bak’.

Premier Den Uyl wist drommels goed dat hij Bernhard niet voor de rechter kon sleuren, wilde hij geen politieke zelfmoord plegen. Daarom was zijn insteek vanaf het begin dat Bernhard niet strafrechtelijk zou worden vervolgd. De zogenaamde dreiging van Beatrix gaf Den Uyl een aangename manoeuvreerruimte.

In de Commissie van Drie die Bernhards corrupte gedrag moest onderzoeken was er even sprake van dat een lid van de Hoge Raad zitting zou nemen. Dat ging niet door omdat hij gehouden zou zijn criminele feiten (en die waren er in het geval van Bernhard) bij het OM te melden. Dat was niet de bedoeling. Met spoed werd hij van de kandidatenlijst gehaald. Gerechtelijke vervolging was bij voorbaat uitgesloten.

Als die dingen komen in de documentaire niet voor. Er wordt wel over Lockheed gepraat door oud-minister Bram Stemerdink. Hij doet dat in de sfeer waarvan de hele documentaire doordesemd is, namelijk een kritiekloze, diepe bewondering en eerbied voor Beatrix (harde werker, perfectionist etc.) en het koningshuis. Er valt geen onvertogen woord.

Stemerdink beweerde zelfs dat Beatrix’ dreiging haar moeder niet te zullen opvolgen, de doorslag had gegeven om Bernhard niet voor de rechter te brengen. Dat is onzin.

Maar het is wel de onzin die de NPO, steunpilaar van de monarchie door dik en dun, is toevertrouwd te produceren. Luister maar eens naar een verslag over het koningshuis van Kysia Hekster of Astrid Kersseboom. Beide dames schieten bij die gelegenheden volautomatisch in een staat van langdurige, orgastische vervoering. Het is iets wat je ook bij Jeroen Snel van het royaltyprogramma Koud Bloed kunt zien.

Alles wat Beatrix doet in deze documentaire is als vanzelfsprekend briljant. Of het nou praten is, glimlachen, handen schudden of niet zweten. Ze doet alles professioneel. Zo nodig kan ze heel menselijk overkomen en ze bezit zelfs de capaciteit om verdriet en medeleven te tonen. Zoals ze begaan was met de slachtoffers van de vuurwerkramp in Enschede. Het wordt ons met diepe eerbied verteld. Het hoort natuurlijk gewoon bij haar werk als koningin en ze deed dat inderdaad professioneel. Over haar verdriet bij het overlijden van haar echtgenoot en zoon Friso raakt de documentaire ook niet uitgepraat. Ze ging gewoon dóór, werd met verbazing en eerbied geconstateerd. Zó bijzonder.

Binnen twee weken was ze weer aan het werk. Dat zijn de meesten die iets dergelijks vreselijks overkomt. Het is allemaal in cao’s en dergelijke geregeld. Na een week of zo moet iedereen weer aan de bak. Het is ook het verstandigste wat je kunt doen.  Maar bij Beatrix, als koningin, wordt daar een enorme ophef van gemaakt. Onvoorstelbaar hoe ze dat deed. Bovenmenselijk. Maar ja, de plicht riep. Het enige wat ze had gedaan, was zich normaal menselijk tonen.

Ook in de kleinste dingen was ze fantastisch en niet te overtreffen. Neem bijvoorbeeld grafisch ontwerper Irma Boom. Ze kreeg opdracht een logo voor het prins Claus fonds te ontwerpen. Claus vond het resultaat prachtig, maar wilde toch goedkeuring van Beatrix. Voordat Boom het wist, werd ze gesommeerd naar het paleis te komen, waar Beatrix haar stevig onderhanden nam. Het ging vooral over het kroontje in het ontwerp. Twee uur lang hamerde Hare Majesteit er bij mevrouw Boom in dat de kroon niet iets is om mee te spelen.

Boom vond dat een uitstekend argument, en als iemand een goed argument heeft ‘breng daar dan maar iets tegen in’. Met een kroon speel je niet, had Hare Majesteit benadrukt. En wie kon dat beter weten dan Beatrix? Zij moest als staatshoofd de kroon beschermen. Zij wás de kroon. Volgens de nog steeds verbouwereerde mevrouw Boom was er geen speld tussen de krijgen.

Claus zelf wilde helemaal geen kroon, maar hij liet zijn vrouw haar gang maar gaan. Het geëmmer over dat kroontje – een totaal onbenullig onderwerp – ging maar liefst zes minuten door.

Wie aandrang mocht voelen de serie alsnog te bekijken, moet dat zeker doen. Geheel onbedoeld leggen de makers de volmaakte onbenulligheid van het ‘moderne’ koningschap bloot.

Geld, Koningshuis en Onkosten

Als het om geld, onkostenvergoedingen en het Huis van Oranje gaat, verandert er nooit iets. Ministers verzinnen uitvluchten en draaien  steevast om de hete brij heen. Voor problemen met het koningshuis zijn ze allergisch.
Hieronder een fragment uit mijn boek Bernhard. Niets was wat het leek  uit 2014. De prins had een excessieve vloot aan rijdend en vliegend materiaal waarvoor de belastingbetaler moest opdraaien. Ministers verduisterden daarom de kosten van Bernhard om gezeur, kritiek en erger te voorkomen. De overeenkomsten met de meubelinterieurkwestie die NRC vandaag naar buiten bracht zijn buitengewoon opvallend.

Neveninkomsten

Wat bracht Bernhard tot zijn nering? Als echtgenoot van Juliana toucheerde hij twee ton per jaar van de Nederlandse Staat. Als Inspecteur-generaal van de Koninklijke Landmacht kreeg hij een vergoeding in de vorm van representatiekosten van 10000 gulden per jaar. Voor zijn nieuwe taak had de prins een auto nodig. Het onderhoud en de benzinekosten kon hij declareren. Over onkostenvergoedingen koesterde de prins ruime opvattingen. Alle facturen stuurde hij door naar het ministerie van Oorlog. Een auto hoefde hij uiteraard niet uit zijn representatiekosten te betalen. Bernhard had auto’s bij de vleet. Vliegtuigen trouwens ook.

Hij was al spoedig de grootse particuliere auto- en vliegtuigbezitter van Nederland. Sommige auto’s waren eigen bezit, maar de meeste waren achtergelaten door de bezetter en vielen de Nederlandse staat toe als oorlogsbuit. Bernhard had daar geen boodschap aan. Hij nam wat hij wilde en liet ook de mannen van zijn BS delen in de confiscatievreugde. Het maakte hem buitengewoon populair. De redenering binnen de BS was dat na vijf jaar van roven door de Duitsers het nu hoog tijd was voor revanche onder het motto ‘pak wat je pakken kunt’.
(…)
Bernhard en zijn staf op Het Loo hadden een eigen luchtmacht en wagenpark met daarin onder andere de geconfisqueerde Mercedes van de Duitse Rijkscommissaris Seyss-Inquart. Het was de gewoonte om achtergelaten Duitse auto’s bij de prins in te leveren. Zo bezat hij een Lancia en een Alfa Romeo, zes Mercedessen, een Buick, een Horch en een Mercury Sedan. Zijn staf reed rond in acht jeeps. Bernhard schuwde ook de betere motorfiets niet en had twee Harleys, een B.S.A., een Calthorpe, een Matchless en een Ariel in zijn stal. Verder stonden er vrachtauto’s jeeps en amfibievoertuigen op zijn naam.

Een aantal auto’s werd door Bernhards persoonlijke staf gebruikt; de rekeningen gingen naar het ministerie van Oorlog. Dat hij tegelijkertijd over een aantal vliegtuigen beschikte, kon de minister evenmin zijn ontgaan, want de onkosten- en brandstofrekeningen belandden allemaal op zijn bureau. Wat een Inspecteur-generaal van de landmacht met al dat vliegend en rijdend materieel moest wist niemand, maar zoals gewoonlijk vonden de meeste betrokken bewindslieden het moeilijk hem terecht te wijzen, laat staan vragen te stellen.

De prins zelf vond zijn vliegende speeltjes wat aan de kleine kant. Hij bezat vijf, mogelijk zes toestellen. Twee ervan had hij in de oorlog cadeau gekregen, vier waren in beslag genomen Duitse vliegtuigen. Bernhard eiste voor zichzelf een toestel met meer allure, een Inspecteur-generaal van de krijgsmacht waardig. Na de oorlog was er keuze genoeg, en zijn vriend Bedell Smith had een prachtige Dakota in de aanbieding. De minister van Oorlog moest het toestel vanzelfsprekend betalen, hoewel hij niet overtuigd was van het nut.

Om hem over de streep te halen onderstreepte Bernhard dat het vliegtuig door zowel koningin Wilhelmina, als prinses Juliana en hemzelf kon worden gebruikt voor officiële reizen. Ook leden van het kabinet zouden er gebruik van kunnen maken. Via wat rekensommetjes liet hij zien hoe stom het zou zijn de Dakota niet te kopen. En voor de prijs hoefde de regering het niet te laten. Een vriendenprijsje. Om de zaak te bespoedigen schreef hij de minister-president dat de minister van Oorlog de indruk had gewekt dat de zaak in orde was. Bernhard had het ontvangstbewijs voor de machine persoonlijk getekend, ‘te goeder trouw’ uiteraard, zodat hij nu verantwoordelijk was voor de betaling. Dat besefte hij heel goed, maar hij verwachtte wel een bevredigende oplossing voor de kwestie. Die kwam er. Het ministerie draaide op voor de benodigde 25000 dollars en Bernhard kon ermee vliegen wanneer het hem uitkwam. Op kosten van de staat en vanaf Soesterberg. Wel zo handig als je in het Gooi woont.

De representatiekosten voor Inspecteur-generaal, op papier vastgesteld op 10000 gulden per jaar, kreeg hij direct op zijn rekening gestort. Alle kosten die hij maakte declareerde hij naar eigen goeddunken. De Dakota had hij op handige wijze de regering in de maag gesplitst, zodat hij daar vanuit declaratieoogpunt geen omkijken meer naar had. Hij kon het toestel steeds met voorrang gebruiken (heden ten dage geniet het staatshoofd nog steeds voorrang, ook boven de minister-president). De luchtvloot van Bernhard stond bekend als de ‘Vliegdienst van Z.K.H. Prins Bernhard’.

De kosten voor het uitgebreide wagenpark en de kleine vloot vliegtuigen liepen behoorlijk op – zeker in een land waar geld schaars was – maar geprotesteerd werd er nauwelijks. Het ministerie van Oorlog draaide grotendeels op voor het onderhoud en brandstofkosten.
Voor de tweede helft van 1945 alleen al diende de prins een declaratie in voor vliegtuigonderhoud van 8000 gulden. Hij was toen nog maar vier maanden in dienst als Inspecteur-generaal. Vanzelfsprekend betaalde hij de onkosten van zijn omvangrijke staf, ondergebracht in twee villa’s, evenmin uit eigen zak. Het ministerie van Oorlog besloot om het onderhoud voor vliegtuigen die als privé-eigendom werden beschouwd per 1 augustus 1946 stop te zetten. Er werden geen woorden aan vuil gemaakt dat het eigenlijk staatseigendom was. De minister van Oorlog liet niet na erop te wijzen dat de 10000 gulden representatiekosten van de prins een ‘billijke vergoeding’ was voor de onkosten die uit de vervulling van zijn functie als Inspecteur-generaal voortvloeiden.

De Algemene Rekenkamer constateerde in een brief aan de minister-president dat de kosten de pan uit rezen. Ze somde op: het stafkwartier de Zwaluwenberg in Hilversum met een huurprijs van 5040 gulden per jaar terwijl de inrichting van het gebouw 47000 gulden had gekost. Voor het onderhoud van de tuinen en het complex stond 5000 in de boeken. De huisvesting van zijn adjudant vergde 3000 per jaar, voor de huisvesting van een Canadese luitenant-kolonel militair was nog geen bedrag bekend (net zo min als wat hij daar te zoeken had). De Vliegdienst van de Inspecteur-generaal van de Landmacht had 1 augustus 1946 30000 gulden gekost, en verder waren er nog een aantal punten van discussie.

De Rekenkamer wilde graag weten wat ‘de doelmatigheid’ van al die uitgaven was. De Rekenkamer maakte er ook bezwaar tegen dat al die uitgaven waren verspreid over een ‘groot aantal begrootingsposten’. Vanuit het oogpunt van overzichtelijkheid prefereerde de Rekenkamer een begrotingspost waarop alle uitgaven waren verantwoord die verband hielden met ‘de positie van Zijne Koninklijke Hoogheid.’

De minister van Oorlog, door de minister-president om commentaar gevraagd, vond dat de kosten ‘redelijk en verantwoord’ waren. Tegelijkertijd maakte hij bezwaar om de uitgaven van prins Bernhard op één begrotingspost samen te vatten. Vermoedelijk omdat hij de kosten – in weerwil van zijn eigen woorden – eigenlijk te hoog vond. Als die onder één noemer werden gebracht zou dat kunnen leiden ‘tot een openbare en zeer zekere ongewenste kritiek op de uitgaven van Zijne Koninklijke Hoogheid’.

Uit: Bernhard. Niets was wat het leek, pp. 210-213
De eindnoten (bronnen) zijn in dit fragment weggelaten, maar staan uiteraard wel in het boek.

Voor het NRC-artikel: https://www.nrc.nl/nieuws/2019/09/08/de-geheime-deal-rond-de-paleismeubels-van-de-koninklijke-familie-a3972645

Welke halfgare in de krochten van het Openbaar Ministerie heeft besloten om een zwarte-pieten-activist die ‘fuck de koning, fuck de koningin’ riep te vervolgen voor majesteitsschennis? In België moet Koning Flip zelf aangifte doen als hij zich beledigd voelt, maar in Nederland gebeurt dat ‘ambtshalve’. Hoe dat in zijn werk gaat is volslagen onduidelijk. Het kan een overijverige, monarchistische ambtenaar op het OM zijn, of de minister van Justitie die een wit voetje wil halen bij het koningshuis, maar evengoed de koning zelf die (laat) weten dat wat hem betreft de maat vol is.

Niemand die het weet. Ik heb Beatrix er wel eens van verdacht dat als ze zich in haar koninklijke waardigheid gekwetst voelde dat via haar kabinet liet weten en het geval zo doorspeelde naar justitie. Te bewijzen valt het niet, maar kennelijk hadden sommige veroordelingen wel haar instemming. Zoals in het geval van de man die in 2010 een waxinelichthouder naar de Gouden Koets gooide.

Tijdens zijn roemruchte worp schold hij de inzittenden van de Koets luidkeels uit voor ‘landverraders’ en ‘nazi’s’. De man, bij wiens aanhouding volgens het OM vast stond dat hij geestelijk gestoord was, werd niet alleen veroordeeld voor het beledigen van de koningin, Willem-Alexander en Máxima, maar kreeg ook straf voor het beschadigen van de Gouden Koets en voor poging tot mishandeling van twee lakeien die ernaast liepen. In werkelijkheid liepen noch de lakeien noch de Koets een schrammetje op. In totaal zat de man ongeveer twee jaar vast. Een deel van de tijd in de extra beveiligde gevangenis in Vught. Daar sluit je normaal gesproken types op als Willem Holleeder.

De straf was buitenproportioneel – als hij inderdaad gestoord was hoorde hij in een inrichting thuis – maar Beatrix was het er blijkbaar mee eens. Een seintje van haar was voldoende geweest de man te laten gaan. Dat dit niet is gebeurd, zegt hoogstwaarschijnlijk iets over hoe Beatrix tegen dit geval van majesteitsschennis aankeek. Ik kan me overigens niet voorstellen dat Willem-Alexander er net zo over denkt als zijn moeder. Zijn adviseurs schijnen hem zelfs geadviseerd te hebben Luckytv geweldig te vinden, terwijl hij daar toch met enige regelmaat op een voor hem niet leuke wijze te kijk wordt gezet.

‘Majesteitsschennis’, de wet kent dat woord niet, maar spreekt van ‘hoon en laster’, is een archaïsche wet uit de voorvorige eeuw (1866). Koning Willem III, onder tijdgenoten beter bekend als ‘Koning Gorilla’, kon slecht tegen kritiek en dus kwam er een wet om criticasters op te sluiten of zwaar te beboeten. Er stond maximaal vijf jaar gevangenisstraf voor of een boete van driehonderd gulden. Dat is volgens het Wetboek van Strafrecht, artikel 111-113, waarin het beledigen van de majesteit en de toe te passen straf staat omschreven, nog steeds zo. De boete is met zijn tijd meegegaan: die is nu 20.250 euro maximaal.

Majesteitsschennis en het recht op vrije meningsuiting staan op gespannen voet met elkaar. In de tijd van Koning Gorilla bestond er recht op vrije meningsuiting maar dat werd in de ogen van de koning misbruikt en daarom kwam er in 1866 die speciale wet. Twee andere ‘perswetten’, uit 1829 en 1830 (de tijd van koning Willem I) hadden het bekritiseren van de koning ook al strafbaar gesteld, maar die boden de lange koninklijke tenen kennelijk toch te weinig bescherming. Willem II had betrekkelijk weinig last van majesteitsschennis. Dat kwam omdat hij biseksueel was. Een aantal journalisten die dat wisten chanteerden hem daarmee. De homoseksuele escapades van de getrouwde Willem mochten onder geen beding naar buiten komen, en daarom kocht hij zijn kwelgeesten af. Er waren tonnen aan zwijggeld mee gemoeid.

Willem III was een koning die eigenlijk nergens voor deugde, hoewel hij als hobby één aardig karaktertrekje had: hij bezocht graag slachtoffers van een watersnood. Voor een watersnoodje kon je Willem uit zijn bed halen.
Over zijn leven verscheen vlak voor zijn zeventigste verjaardag (1887) een boekje: Uit het leven van Koning Gorilla. Veel van wat erin stond was waar: de koning zoop, beledigde, schoffeerde, bezocht de laagste bordelen, martelde dieren en zo nu en dan schiep hij er behagen in zijn vorstelijk lid aan den volke te tonen, want hij was ook een potloodventer. De auteur(s) van het schotschrift konden om uiteenlopende redenen niet worden vervolgd, maar indirect koelde de koning zijn woede op de voorman van de socialisten Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Hij was hoofdredacteur van Recht voor allen waarin ‘Koning Gorilla’ regelmatig figureerde.
Toen Domela eens opmerkte dat de koning ‘weinig van zijn baantje had gemaakt’, kreeg hij een jaar gevangenisstraf. Toch had hij het met zijn opmerking volkomen bij het rechte eind. Maar Domela was socialist; een mensensoort die in de tijd niet erg werd gewaardeerd en al helemaal niet door de koning.

Veroordelingen wegens majesteitsschennis waren aan het einde van de negentiende eeuw vooral bedoeld om lastige socialisten een tijdje op te bergen. Vrouwe Justitia speelde destijds een bedenkelijke rol en dat heeft ze eigenlijk voortdurend gedaan, zodra majesteitsschennis op de rol stond. Er is sprake van zo’n willekeur in berechting, sinds de wet op de majesteitsschennis in 1866 in het Wetboek van Strafrecht werd opgenomen, dat men zich kan afvragen of – om nog meer idiote vervolgingen te voorkomen – de wet niet beter per direct naar de vuilnisbelt van de wetsgeschiedenis kan worden verwezen.

In de tijd van koningin Wilhelmina zijn er heel wat vonnissen geveld en mensen naar de gevangenis gestuurd of boetes opgelegd om de meest futiele redenen. L.M. Hermans, redacteur van De Roode Duivel, kreeg een half jaar cel omdat hij koningin Wilhelmina en haar moeder Emma als danseresjes in zijn blad had getekend. Totaal onschuldig, maar Hermans was socialist en tegen ’troon, altaar en beurs’. Hij heeft overigens veel geschreven waarvoor een rechter hem wél met goed fatsoen had kunnen veroordelen. Maar net als vandaag de dag was willekeur troef.

Dat ondervond ook Alexander Cohen, een medewerker van Recht voor allen. Toen het rijtuig van de koning Willem III hem passeerde, op 16 september 1887, riep hij: ‘Leve Domela Nieuwenhuis! Leve ’t Socialisme! Weg met Gorilla!’ Hij werd subiet voor de rechter gesleept. Ondanks zijn werkelijk magistrale verdediging kreeg hij een half jaar gevangenisstraf. Hij week uit naar België en later Frankrijk. Nederland liet echter niet los en heeft beide landen bewogen Cohen uit te wijzen. Uiteindelijk is het slecht met Cohen afgelopen: hij eindigde zijn leven als monarchist.

De rechters deden dus maar wat als er majesteitsschennis in het geding was. Je zou bijvoorbeeld verwachten dat Pieter Jelles Troelstra, de voorman van de ‘rooien’ uit het begin van de vorige eeuw zou worden opgepakt, toen hij in 1921 over het erfelijk koningschap zei: ‘Erfelijkheid moge een geschikt leidend beginsel zijn voor paard- en rundvleesstamboeken, voor het bekleeden van publieke ambten kan het nu eenmaal geen leidraad geven’.  Koningin Wilhelmina had niet echt een hekel aan de rode onruststoker. Misschien dat Troelstra er daarom mee wegkwam.

De anti-zwarte-piet-activist, Al Jaberi, die nu een boete van 500 euro krijgt opgelegd wegens majesteitsschennis, zat er overigens helemaal naast met zijn opmerking over de Gouden Koets. Volgens hem wordt het slavernijverleden in Nederland niet erkend en doet het koningshuis daaraan mee. In de talkshow van Pauw zei hij: `De duidelijkste signalen zijn wellicht het feit dat het koningshuis, het staatshoofd, jaarlijks in een gouden koets rondrijdt, van goud gestolen uit de derde wereld, waar ook afbeeldingen op staan van slaven.’

Dat van die afbeeldingen klopt, maar de koets was een geschenk van het ‘dankbare Nederlandsche volk’ aan Wilhelmina bij haar inhuldiging in 1898. Ze weigerde de Koets vóór de inhuldiging te accepteren. Dat zou niet netjes zijn. Maar een dag ná de inhuldiging nam ze het karos, gebouwd in Amsterdam door de firma Spijker en betaald door Amsterdammers, toch in ontvangst. De Amsterdammers hadden het cadeau met kwartjes bijeen moeten scharrelen.
Met geld dat ze eigenlijk niet konden missen, want de sociale ellende was enorm.

Hermans ergerde zich wezenloos en uitte dat krachtig in zijn brochure De Gouden Kwartjeswagen. Hij vond bijdragen aan de gouden koets pure geldverspilling in een tijd dat de werkeloosheid sinds mensenheugenis niet zo groot was geweest. ‘Aan de ledige haard van den werkman grijnst het spook van den honger en de sporen van gebrek zijn op de smalle bleeke gezichtjes uwer kinderen duidelijk merkbaar.’

Het was een schande, vond Hermans, om arme mensen geld uit de zak te kloppen voor een koningin die aan ‘niets gebrek had’, door te speculeren op ‘gevoelens van eerbied of liefde, die men terecht of ten onrechte koestert’. Deze keer kwam hij ermee weg. Het OM greep niet in, hoewel het ‘kwetsender’ was dan de onschuldige sportprent, waarvoor hij een half jaar de bak in moest.

Het OM doet dus maar wat. Toen en nu. In mijn boek over majesteitsschennis dat dit najaar verschijnt, staan talrijke saillante voorbeelden. Zelden heb ik zoveel willekeur in één boek op een rij moeten zetten. Je vraagt je af of het OM – toen maar ook vandaag de dag – niet wat beters te doen heeft dan zijn tijd te verspillen aan zulke kolder.

Je mag niet ‘fuck de koning’ roepen, en vast ook niet ‘FUCK het OM’, maar ik kan niet anders. En fuck ook de majesteitsschennis!

Beatrix heeft het weer geregeld

De Oranjes leren het nooit af en de dienstdoende minister-president al evenmin: eisen en toegeven. Ten tijde van prins Bernhard leden alle premiers – zonder uitzondering – aan een slaafsheid ten opzichte van de koninklijke familie die je nauwelijks voor mogelijk houdt. Mark Rutte is er ook mee behept. Natuurlijk heeft hij zich aan de regels te houden die de grondwet stelt, maar die wet zegt niet dat je alles moet goedkeuren, inwilligen of verdedigen.

Een enkele keer heeft prinses Beatrix nog een verplichting in Den Haag. Hoe vaak per jaar dat gebeurt weet niemand, maar ze vindt dat ze gewoon recht heeft op een pied-à-terre. Dat heeft ze tenslotte ook in Amsterdam. Midden in de stad op de Dam. Dan hoeft ze na afloop niet terug naar kasteel Drakensteyn bij Lage Vuursche. Van de trams die achter het Paleis langsrijden heeft ze geen last. Die worden zolang zij er vertoeft – heb ik me laten vertellen – omgeleid. Het is er dan bijna net zo rustig als thuis in Drakensteyn en dat is wel zo prettig.

Zoiets wilde Hare Koninklijke Hoogheid ook wel in Den Haag. Aangrenzend aan haar voormalige ‘werkpaleis’ Noordeinde, staat een herenhuis dat zoonlief Willem-Alexander voor een habbekrats van zijn oma overnam. Ruim 300.000 euro is tenslotte niet veel voor een monumentaal pand. Tien jaar later verkocht W.A. het aan de Rijksgebouwendienst voor ruim 3 miljoen euro. Het leverde de toenmalige kroonprins in kleine kring de bijnaam op van koopman-koning.

Beatrix heeft geen zin om na een verplichting in Den Haag, privé of officieel maakt niet uit, terug te gaan naar Drakensteyn. Dat is tenslotte 80 kilometer rijden. Met privéchauffeur, lijfwachten en motorpolitie met blauwe zwaailichten ben je toch al gauw zo’n drie kwartier onder weg en dan is een optrekje in Den Haag wel zo handig. Paleis Noordeinde is geen optie voor een mevrouw die gewend is haar zin door te drijven. Overnachten in je eigen werkpaleis is natuurlijk ook te gek voor woorden. Eerlijk gezegd ken ik ook niemand die in zijn eigen kantoor of winkel slaapt. Dat doe je gewoon niet. Dus wordt het pand voor een kleine miljoen verbouwd omdat Beatrix dat zo graag wil. Rutte heeft er alle begrip voor.

Het is trouwens een oude Oranjetruc: Wilhelmina ‘schonk’ haar ‘kroondomeinen’ (ruim 6730 hectare met ongeveer 75 boerderijen, woningen en andere gebouwen) aan de staat.
Het Rijk kreeg de domeinen voor niets, maar moet ze natuurlijk wel onderhouden. Het geschenk werd in ‘eerbiedige dankbaarheid’ aanvaard. Maar de ‘Hoge Schenkster’ had wel haar voorwaarden gesteld. Zij en haar erfgenamen bleven over alle inkomsten van het domein beschikken, inclusief het genot van de jacht. Bovendien verplichtte de staat zich om – mocht de monarchie ooit ophouden te bestaan – de domeinen aan de Oranjes terug te geven, dan wel de waarde te vergoeden, uiteraard vermeerderd met de wettelijke rente.

Wat Wilhelmina in 1959 met een Wet op het Kroondomein liet regelen, ritselt haar kleindochter nu samen even met Rutte. Een Oranje iets weigeren? Dat doe je niet als minister-president.

Boeken