Berichten

De zoektocht van bisschop Ussher naar het begin van de tijd

In mijn onlangs verschenen boek Van oerknal tot eindtijd ga ik in op de Anglicaanse bisschop James Ussher (1581-1656) die de scheppingsdag van de aarde heeft berekend: zaterdag 22 oktober, 4004 voor Christus. Daar kun je lacherig over doen, maar met zijn geochronologie bedreef Ussher topwetenschap. Zijn taak was te bewijzen dat de Bijbel de enig mogelijke waarheid bevatte.

Ierland had zich grotendeels tot het prostestante geloof bekeerd, maar het katholicisme begon weer terrein te winnen en dat zat bisschop James Ussher (1581-1656) niet lekker. Zelfs zijn eigen moeder had zich aangesloten bij de kerk van Rome. In Usshers tijd was het protestantisme amper een eeuw oud, wat hem door de katholieken voortdurend onder de neus werd gewreven. Wat had zo’n jonge godsdienst eigenlijk te bieden? Nee, dan de kerk van Rome, die kon bogen op een geschiedenis van bijna anderhalf duizend jaar. Ussher vond dat zijn tegenstanders een punt hadden en besloot zich een zo fenomenale kennis van de Bijbel eigen te maken dat zijn opponenten niet om hem heen konden. Hij wilde de discussie aangaan op grond van argumenten die hij aan de Bijbel zou ontlenen. Impliciet kon hij dan ook aantonen dat zijn geloof geïnspireerd was door de enig juiste interpretatie van de Bijbel. Uit dat vaste voornemen is zijn ouderdoms-berekening van de aarde voortgesproten.

Toen Ussher zich aan zijn taak zette, bevatte zijn bibliotheek slechts een handjevol boeken. Bij zijn overlijden was hij een van de belangrijkste particuliere boekverzamelaars van Europa. Basis en uitgangspunt van zijn onderzoek naar de ouderdom van onze planeet was vanzelfsprekend de Bijbel, dat in boek Genesis de schepping van de aarde in zes dagen beschrijft. Ussher worstelde met het probleem welke Bijbelversie hij moest kiezen: de Septuagint (in het Grieks) of de Vulgaat (in het Latijn). Beide waren uit het Hebreeuws vertaald, maar de tekst kwam op een aantal essentiële punten niet overeen.

In een chronologie komt het aan op juiste tijdsdateringen maar uitgerekend daar zat de moeilijkheid. De tijdaanduiding in de beide Bijbelversies verschilde nogal. Tussen de Septuagint – die de orthodoxe kerk in Oost-Europa gebruikte – en de Vulgaatwaarvan de katholieke en protestantse kerken in het Westen zich bedienden – zat een gat van ongeveer duizend jaar. De Septuagint plaatste aartsvader Adam en zijn nakomelingen veel later in de tijd dan de Latijnse variant. Het siert Ussher dat hij weigerde zijn eigen Latijnse Bijbel als uitgangspunt te nemen. Dat zou het gemakkelijkst zijn geweest en zijn katholieke tegenstanders zouden het hem niet kwalijk hebben genomen, aangezien ze dezelfde bijbel gebruikten. Tégen de Griekse Septuagint pleitte dat de chronologie te lang was. Een gevestigde traditie, gebaseerd op een oude joodse tekst, voorspelde dat de wereld ten onder zou gaan, wanneer ze zesduizend jaar oud was. Als je van de Septuagint uitging kwam je uit op een ouderdom van meer dan zesduizend jaar. Evident té hoog, want de Apocalyps had – zoals iedereen kon constateren – nog niet plaatsgevonden.

Dan toch maar liever de Latijnse tekst waar talloze Schriftgeleerden in totaal vier eeuwen aan hadden gewerkt? Zo’n doorwrocht stuk werk zou toch moeten kloppen? Maar zo simpel lag het niet. Geheel onverwacht hoorde Ussher in 1610 dat er een Samaritaanse versie van de Hebreeuwse Bijbel (de eerste vijf boeken van het Oude Testament) was opgedoken. Opmerkelijk was dat de tijdrekening afweek van die van de Vulgaat. Ussher nam geen risico; zijn werk moest immers kloppen. Onverwijld stelde hij een agent in het Midden-Oosten aan om daar naar nog oudere versies te zoeken. Al gauw kwam zijn vertegenwoordiger aanzetten met een onbekend Bijbelmanuscript in het Chaldees. Ussher besloot zich zowel het Samaritaans als het Chaldees eigen te maken zodat hij persoonlijk eventuele tekstverschillen kon opsporen.

Ondertussen bleef Ussher naarstig speuren naar een vast aanknopingspunt in de chronologie van de Bijbel. Het Oude Testament omvat een geschiedenis van duizenden jaren. Er staan reeksen elkaar opvolgende gebeurtenissen beschreven, maar controleerbare datums ontbreken. Ussher moest een Bijbels voorval aan een controleerbaar tijdstip uit de geschiedenis zien te koppelen. Er was trouwens nóg een moeilijkheid: er zat een hiaat tussen het einde van het Oude Testament en het begin van het Nieuwe, waarin de geboorte van Jezus beschreven staat. Die kloof tussen het Oude Testament (dat stopt in de vijfde eeuw voor Christus) en het Nieuwe Testament, dat begint met de geboorte van Jezus (het begin van onze jaartelling), moest hij zien te overbruggen.

Ussher moet menigmaal vertwijfeld naar zijn hoofd hebben gegrepen. Stammen, volkeren en naties hadden allemaal hun eigen manier van dateren. De joden gingen uit van het begin en einde van de regeerperiode van een koning. De Grieken hielden zich aan de Olympiade; de vierjarige periode tussen twee Olympische Spelen. De Romeinen daarentegen relateerden hun geschiedenis aan de stichting van de stad Rome (Ab Urbe Condita). En dan waren er nog volken die rekenden in jaren die langer of korter dan 365 dagen waren. Tot overmaat van ramp begonnen jaren in al die verschillende culturen niet altijd op de eerste januari. Zelfs binnen Europa waren er verschillen in datering. Engeland gebruikte nog steeds de Juliaanse kalender terwijl op het continent sinds 1582 overwegend de Gregoriaanse kalender in zwang was.

Daar kwam nog bij dat hij regelmatig op historische documenten stuitte waarin met zekerheid dezelfde historische gebeurtenis werd beschreven, maar waarvan de datums verschilden. Soms was in die gevallen melding gemaakt van een astronomisch verschijnsel als een zons- of maansverduistering wat het dan toch mogelijk maakte er een datum aan te verbinden; vaak tot op een paar dagen nauwkeurig.  De oudst vermelde zonsverduistering (763 voor Christus) staat op naam van de Babyloniërs. Uiteindelijk moest Ussher de knoop doorhakken en een Bijbelversie als uitgangspunt kiezen. De Septuagint viel af want de Apocalyps had nog niet plaatsgevonden. Er zaten trouwens meer discrepanties in: zoals Methusalem die 969 jaar oud zou zijn geworden. Toen de zondvloed losbarstte was hij 955 jaar. Alleen Noach en zijn familie hebben de zondvloed overleefd, maar volgens de Septuagint scharrelde de oude baas veertien jaar na de catastrofale overstroming nog steeds vrolijk rond.
Vraagtekens zetten bij de onwaarschijnlijk hoge leeftijd deed Ussher niet. Het stond in Genesis waarvan de inhoud niemand ter discussie stelde omdat het de woorden van God zelf waren.
Tekstverschillen waren te wijten aan vertalers. Na lang wikken en wegen koos Ussher voor de Vulgaat als de betrouwbaarste versie.

In 1644 vond hij eindelijk de oplossing voor zijn grootste probleem: het vinden van een onweerlegbaar ijkpunt. De beschrijving van de regeringsperiodes van koningen bezorgden hem moeilijkheden. De tijdstippen lagen niet vast en soms overlapten ze elkaar zelfs. Aangezien de Bijbel geen werkbare tijdsaanduidingen bevat, bleef er maar één manier over om de exacte regeerperiode van een koning vast te stellen. Hij moest op zoek naar bronnen waarin die periodes wél vermeld stonden. Die vond Ussher. Een zinnetje in Bijbelboek 2 Koningen, hoofdstuk 25, vers 27 zette hem op het spoor. Een jaartal ontbrak weliswaar, maar er stond wel dat koning Ewil-Merodach van Babel de troon had bestegen. Dat moest in hetzelfde jaar zijn gebeurd waarin zijn vader, koning Nebukadnezar, was gestorven. Via een lijst van Babylonische koningen – in de tweede eeuw opgesteld door de Griekse astronoom Claudius Ptolemaeus – kon Ussher de regering van Nebukadnezar aan een voorval uit de Griekse geschiedenis koppelen. Toen was het simpel om via de Romeinse geschiedenis de link naar de Juliaanse kalender te maken. Nebukadnezar was in 562 voor Christus gestorven. De doorbraak was bereikt. Voor de rest was het een kwestie van op- en doortellen.

Van groot belang bij de zoektocht van Ussher is het werk van Josephus Justus Scaliger geweest. Scaliger, een Franse humanist en docent aan de Universiteit van Leiden, had een ingenieus tijdrekensysteem ontwikkeld. Zijn werk stelde Ussher in staat oude gebeurtenissen door middel van tabellen te herleiden naar een moderne vorm van tijdrekening. Scaliger leerde Ussher ook astronomie als hulpwetenschap toe te passen. De baan en de positie van de maan en de planeten kon de mensheid al eeuwenlang nauwkeurig voorspellen. Dankzij opgetekende maans- en zonsverduisteringen kon hij gebeurtenissen uit het verleden aan een datum koppelen. Met behulp van eeuwenoude astronomische aantekeningen wist Ussher zelfs de geboortedag van Jezus exact te bepalen. Aan de hand van Scaligers tabellen en een goed gedocumenteerde maansverduistering stelde hij vast dat Jezus vier jaar vóór de naar hem vernoemde tijdtekening, op 13 maart, was geboren.

Vanaf Genesis liep Ussher systematisch het Oude Testament door. Hij telde de leeftijden van profeten en de tijdsduur van regeringsjaren van koningen bij elkaar op, totdat hij uitkwam bij zijn ijkpunt: de sterfdatum van Nebukadnezar. De koning was in 562 voor Christus overleden, 3442 jaar na de schepping. De aarde was dus 562 + 3442 = 4004 voor Christus geschapen.

Toen restte nog slecht het vinden van de exacte datum. Schriftgeleerden waren er eeuwenlang vanuit gegaan dat God de wereld had geschapen op het moment dat de zon een van haar vier belangrijkste posities innam: de winter- of zomerwende of anders de lente- of herfstevening (de dag waarop licht en duisternis allebei twaalf uur duren). Die tijdstippen pasten in het geloof dat Gods universum volgens een perfecte mathematische harmonie in elkaar stak. De vraag was alleen wélke van die vier tijdstippen God had gekozen. Ussher koos voor de herfstevening. De herfst was om te beginnen de aanvang van het joodse jaar, maar er was nóg een logische – haast dwingende – verklaring: God had Adam en Eva uit het paradijs gejaagd nadat Eva van de verboden vrucht, de appel, hadden gegeten, wat God met klem had verboden. Appels zijn rijp in het najaar. De schepping van de aarde moest dus in de herfst hebben plaatsgevonden.

Ussher nam zonder meer aan dat de eerste volle dag op de eerste dag van de week moest zijn gevallen: een zondag. De rest was eenvoudig: de zondag die in 4004 voor Christus volgens zijn astronomische tabellen het dichtst bij de herfstevening lag was 23 oktober volgens de Juliaanse kalender. Na jaren zwoegen had Ussher de dag der Schepping haarscherp vastgesteld. Maar het kon nóg nauwkeuriger. Volgens Genesis (1, vers 2) was de wereld donker toen God haar schiep. Uit vers 5 (‘Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de eerste dag’) concludeerde Ussher dat de dag met een avond was begonnen. Niet onlogisch, want het was donker toen God zich aan zijn scheppingsarbeid zette. Ussher schreef: ‘van de avond voorafgaande, die eerste dag van het Juliaanse jaar, moet zowel de eerste dag van de schepping, als het eerste begin van de tijd worden gededuceerd.’

Geschiedenis en tijd begonnen volgens Ussher op de avond van zaterdag 22 oktober, 4004 voor Christus. Hij heeft zijn levenslange speurtocht beschreven in Annals of the World. Een erudiet werk dat uitgaat van de scheppingsmythe zoals beschreven in Genesis. Usshers werk heeft de wereld prettig overzichtelijk gemaakt en de mensheid een jaartal geschonken waarmee ze uit de voeten kon. De circa honderd geochronologen die Ussher voorgingen, zijn allemaal vergeten, maar dankzij de Londense boekhandelaar Thomas Guy bleef Ussher dat lot bespaard. Als marketingstunt liet Guy in zijn bijbels bij het Scheppingsverhaal in de kantlijn ‘4004 BC’ afdrukken. Zo kon de lezer in een oogopslag zien wanneer God de wereld had geschapen. De Bijbels van Guy waren een groot succes. In 1701 kreeg de chronologie van Ussher de zegen van de Kerk van Engeland. Het gebruik van zijn tijdrekening werd officieel geautoriseerd in de gezaghebbende King James Bible. Het verleende Ussher eeuwenlang een onaantastbare, bijna heilige status. Tot begin twintigste eeuw prijkte ‘4004 BC’ in de kantlijn van Engelands toonaangevende Bijbel.

In 1953 berekende de Amerikaanse geofysicus Clair Cameron Patterson met behulp van de radiometrische dateringsmethode dat de aarde circa 4.550.000.000 jaar oud is.
Zijn berekening staat nog steeds overeind al blijven orthodoxe geloofsgemeenschappen hardnekkig vasthouden aan ‘4004 BC’ van bisschop Ussher.

Dit stuk verscheen eerder in Argus, 8 juni 2022

 

Terug naar de Middeleeuwen

In mijn boek Gevecht met de Tijd (2013) beschrijf ik hoe ‘de aarde in vier eeuwen vier miljard jaar ouder werd’. Dat vergt een kleine toelichting: midden zeventiende eeuw berekende de Ierse bisschop James Ussher aan de hand van de Bijbel (en andere heilige christelijke geschriften) dat onze planeet 4004 voor Christus was geschapen. Op 22 oktober om precies te zijn.
Usshers werk was een verbazingwekkend staaltje van rekenkunst, maar volgens de normen van zijn tijd helemaal state of the art. Vierhonderd jaar later weten we dat de aarde 4.6 miljard geleden ontstond (met een onzekerheidsmarge van circa twintig miljoen jaar).

Gevecht met de Tijd biedt een blik op vier eeuwen wetenschapsgeschiedenis en laat zien hoe de wetenschap in die periode is geëvolueerd ten koste van het streng religieuze denken over de wereld.
In het laatste hoofdstuk besteed ik aandacht aan onze eigen Bible belt. Hoe kijkt men daar in onze tijd tegen de stand van wetenschap aan? Geloven ze op de Veluwe en in Zeeland dat de aarde een geschiedenis van miljarden jaren achter de rug heeft?

Nee, onze vaderlandse fundamentalisten geloven er nog steeds geen moer van en volharden, met fervente steun van de Evangelische Omroep, in de waanidee dat God de wereld zesduizend jaar geleden heeft geschapen.

Ze weten zich met die opvatting in gezelschap van het overgrote deel van de moslimwereld. En niet te vergeten in dat van de Amerikaanse christelijke fundamentalisten die als ‘creationisten’ stug blijven vasthouden aan een ‘jonge schepping’. Ongeveer de helft van de Amerikaanse bevolking gelooft nog steeds heilig in Gods razendsnelle creatieklus van zes dagen zoals die in Genesis, het eerste Bijbelboek, is beschreven. Dat is op zich al verbijsterend, maar nog bizarder is dat een aantal kandidaten voor de presidentsnominatie van de Republikeinse partij nog steeds zo denkt. Buitengewoon opmerkelijk is voorts dat onder de Republikeinen het aantal creationisten zelfs stijgt. Met andere woorden: zij vinden dat evolutie gewoon flauwekul is en dat God zesduizend jaar geleden zijn Schepping afrondde (met een welverdiende rustdag voor zichzelf). Elke zondag gaat de helft van Amerika naar de kerk om dat als vaststaand feit te vieren.

De fondsenwerving van de kandidaten voor de presidentsnominatie van 2016 is begin 2015 in volle gang. Van Democratische zijde wordt nog relatief weinig vernomen – het wachten is op Hillary Clinton – maar aan het conservatieve Republikeinse front is het een drukte van belang. Mitt Romney, de Republikeinse verliezer van Obama in 2012, is al weer als kandidaat afgevoerd. De baas van Fox News, Rupert Murdoch, pruimde hem niet. Tenslotte had hij het bij de vorige verkiezingen niet slim aangepakt en dat brak hem op. Overigens zijn de denkbeelden van Romney, een mormoon, ook nauwelijks van deze tijd.

Jebb Bush, broer van George W en zoon van George H.W. Bush, naar zijn rangnummer als president ook wel  ‘nr. 41’ genoemd, begint zich in het vroege voorjaar van 2015 sterk te profileren. Hij lijkt een redelijke kans te maken op de nominatie. Samen met zijn vrouw, de Mexicaanse Columba Garnica Gallo, bidt hij weliswaar iedere dag tegen de klippen op, maar met echt rare dingen op religieus gebied valt het best mee. Een kopzorg voor de Democraten is natuurlijk wel dat hij vanwege zijn vrouw – die nog steeds met een zwaar Spaans accent Engels spreekt – een grote aantrekkingskracht op de vele Hispano-kiezers kan uitoefenen. Jebb laat zich liever niet vergelijken met zijn vader of broer: ‘I am my own man’. Met deze doorwrochte oneliner probeert hij zich te onderscheiden van zijn concurrenten.

Nee, dan Mike Huckabee. Hij draagt God op handen en God hem, als ik hem goed heb begrepen. Tijdens de vorige verkiezingen verwierf hij onder uit Nederland afkomstige sympathisanten een zekere faam omdat hij- meen ik me te herinneren – het woord ‘rookworst’ feilloos kon uitspreken. Je vraagt je af waarom de Hema hem niet stante pede heeft gecontracteerd.
Huckabee is een graag geziene gast in christelijke tv-programma’s.

Onlangs verklaarde hij voor de camera dat hij erover dacht zich kandidaat te stellen voor 2016. Amerika had volgens Huckabee zichzelf uit het oog verloren als een natie die zich altijd veilig rondom Gods troon had geschaard. Maar de VS zijn een land geworden dat niet begrijpt dat zijn wetten niet door mensen maar door God hoogst persoonlijk zijn gemaakt. Een soort van christelijke sharia. Amerika kreeg zijn wetten, stelt Huckabee, zoals God op de berg Sinaï aan Mozes de kleitabletten met de Tien Geboden gaf.

Eigenlijk ziet Huckabee het liefst God zelf als president, maar aangezien dat op wat praktische bezwaren stuit, lijkt het hem een goed plan zelf in het Oval Office plaats te nemen onder direct toezicht van de Allerhoogste. Van een scheiding tussen kerk en staat blijft zo nog maar weinig over. Gun God ook eens Zijn rust, denk je dan. Zelfs in Genesis mocht Hij, na zes dagen noeste scheppingsarbeid, een dagje luieren. Huckebee ziet Hem echter het liefst full time aan het werk ter meerdere glorie van de Verenigde Staten.

Rick Perry deed in 2012 een vergeefse gooi naar het presidentskandidaatschap van de Republikeinse partij, de Grand Old Party (GOP). Nu staat hij weer te trappelen. Behalve Gouverneur van Texas is Perry ook een uitgesproken man Gods. Toen Texas in april 2011 werd geteisterd door enorme bosbranden, vaardigde hij een proclamatie uit waarin hij de bevolking opriep tot drie Dagen Bidden voor Regen in de Staat Texas.

Een maand later vond hij dat het tijd werd om alle problemen waarmee de U.S. kampte in Gods hand te leggen met de bede: ‘God: You are going to have to fix this.’ Perry bidt graag, het liefst in grote evangelische gezelschappen, de sterren van de hemel. Net als Huckebee zie hij het liefst dat God zelf Amerika gaat leiden. God for president. Beiden zien zich in het Witte Huis als intermediair van God.

Gouverneur Scott Walker van Wisconsin – hij hoopt ook een gooi te doen naar het presidentskandidaatschap voor zijn partij in 2016 – gelooft heilig in creationisme, al doet hij om politieke reden liever geen harde uitspraken. Vroeger wel, maar het meer progressieve deel van de GOP nam hem zijn woorden niet in dank af. Nu beweert hij dat religie en wetenschap ‘compatible’ zijn. Hij gelooft in beide, beweert hij. In februari 2015 twitterde Walker: ‘Both science & my faith dictate my belief that we are created by God.’ Voor wie staat en godsdienst gescheiden wil houden, lijkt ook Walker geen goede keus.

In een aantal conservatieve Amerikaanse staten is onderwijs in de evolutieleer verboden. In andere moet het creationisme als ‘alternatieve theorie’ worden aangeboden. Wie voor het Darwinisme gaat, kiest immers voor een enkele reis hel en verdoemenis. De evolutieleer is een sluipend gif dat vooral tere kinderzieltjes in het onderwijs besmet en garant staat voor een plek in de hel.

Het felle verzet van Republikeinen tegen theorieën over opwarming van de aarde door menselijke activiteit vindt – naast tomeloze zucht naar winst – ook zijn oorsprong in de Bijbel. De opwarming van de aarde is in hun ogen een uitvinding van linkse wetenschappers die erop uit zijn de invloed van de staat te vergroten en de positie van energiemaatschappijen en andere bedrijven te ondermijnen. Zeg maar groen fascisme. Wetenschappers zouden onzin uitkramen, omdat ze bang zijn hun baan te verliezen.

Republikeins Senator James M. Inhofe ziet dat allemaal haarscherp en hij heeft sterke papieren, vindt hij zelf althans. Maar dat heb je met God aan je zijde. Als bewijst slaat Inhofe ons om de oren met Genesis 8, vers 22: ‘Zolang de aarde bestaat, zal er een tijd zijn om te zaaien en een tijd om te oogsten, zal er koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht – nooit komt daar een einde aan.’
Volgens Inhofe is ‘God nog steeds daarboven’ en de ‘arrogantie‘ van mensen, namelijk de gedachte dat ze het klimaat überhaupt zouden kunnen veranderen, maakt de godvrezende Senator ‘razend’. God staat heel simpelweg niet toe dat er met zijn Schepping wordt gerommeld.
Inhofe heeft zich niet kandidaat gesteld, maar gevreesd mag worden dat zijn ‘visie’ op klimaatverandering breed wordt gedragen in zijn partij.

Voor het gros van de GOP is er sinds de tijd van James Ussher niets veranderd.