Berichten

Niet alleen gebrek aan empathisch vermogen

De discussie over racisme naar aanleiding van de dood van George Floyd is buitengewoon verwarrend. Alles wordt door elkaar gehusseld: racisme, diversiteit, kolonialisme, discriminatie, uitbuiting, xenofobie, slavernij en noem het verder maar op. Menig standbeeld is ontsokkeld en ‘helden’ uit de geschiedenis degraderen in ras tempo tot schurken. Vreemd genoeg schitteren de Oranjes in dit debat door afwezigheid, terwijl ze toch bergen boter op hun hoofd hebben.

Wat betreft uitbuiting en moordzuchtig wangedrag staat de Belgische koning Leopold II met stip op één. Zijn geweldorgies in Congo hebben miljoenen het leven gekost. Hij staat nu ter discussie. Nederland daarentegen lijkt de daden van (vooral) koning Willem I en de weerzinwekkende opstelling van koningin Wilhelmina ten opzichte van de koloniën totaal te hebben vergeten.

Cultuurstelsel

Het beheer van de koloniën viel volgens de Grondwet toe aan de koning. Willem I richtte de Nederlandse Handel-Maatschappij (NHM) op – waarvan hij zelf grootaandeelhouder was – om zoveel mogelijk winst uit Indië te persen. Het Cultuurstelsel – ingevoerd in 1830 – was voor Willem en zijn medeaandeelhouders zeer profijtelijk, maar voor de inheemse bevolking een ramp. Boeren werden gedwongen twintig procent van hun beste landbouwgrond te gebruiken voor de teelt van koffie, thee, suiker en andere producten. Alles bestemd voor de Europese markt. Vervoer en verkoop waren in handen van de NHM, dat tegenwoordig ABN AMRO heet. Wie geen producten kon leveren moest 66 dagen per jaar voor het gouvernement werken. Het stelsel bracht uitbuiting, honger en armoe met zich mee.

Opiumgebruik hield de onderdrukte bevolking koest, wat de NHM evenmin windeieren heeft gelegd. Opiumhandel was een tijdlang zelfs de lucratiefste inkomstenbron van de NHM. Handel in opiaten was niet verboden, maar de directie (en dus grootaandeelhouder Willem) wisten drommels goed dat het spul ‘verwoestend [was] voor de zedelijkheid, werkzaamheid en vermenigvuldiging van de bevolking’. Maar ja, opium leverde vette winsten op en daar ging het tenslotte om.

Willem I was persoonlijk verantwoordelijk voor de koloniale Java-oorlog (1825-1830) die aan circa 200.000 Indonesiërs het leven heeft gekost. Als de ‘opstandige’ Javanen (ze weigerden het gezag van Willem te aanvaarden) niet wilden luisteren, speelden ze letterlijk met hun leven.

Willem II was de laatste die persoonlijk aansprakelijk was voor het koloniale beleid. Met de Grondwetswijziging van 1848 ging de verantwoordelijkheid over op de ministers, maar koning Willem II en III alsook koningin Wilhelmina konden zich prima vinden in de Haagse koloniale politiek. Sinds de stichting van het koninkrijk zijn onder de Indische bevolking minstens 600.000 doden gevallen. Vrouwen en kinderen waren evenmin veilig. Ze kwamen met duizenden om in de vlammen toen hun kampongs werden platgebrand. Het waren moordpartijen, maar de regering sprak sussend van ‘excursies’, ‘pacificatie’ of ‘politionele acties’.

‘Held van Atjeh’

Koningin Wilhelmina heeft de oorlog tegen de ‘opstandige’ bevolking van Atjeh enthousiast gesteund. Generaal Van Heutsz die de overwegend islamitische – zeker geen pluspunt in Wilhelmina’s ogen – bevolking meedogenloos in het gareel dwong en daarbij geen bloedbad schuwde, vereerde ze als de ‘held van Atjeh’. Ze ontving haar ‘held’ met alle egards om hem te onderscheiden met een medaille en te bedanken voor zijn inzet. In haar biografie schrijft ze tevreden dat Van Heutsz met zijn slachtpartijen een ‘waarlijk groots werk’ had verricht.

Wilhelmina noch haar voorgangers hebben ooit enigerlei vorm van medelijden getoond met de doden die tijdens hun koningschap vielen. Indonesiërs die het Nederlandse bewind niet accepteerden, waren volgens Wilhelmina ‘extremisten’ en die moesten simpelweg worden ‘opgeruimd’. Het zou geen overbodige luxe zijn het gedrag van de Oranjes in de koloniën eens aan de kaak te stellen. Misschien een idee voor de volgende toespraak van Willem-Alexander bij de dodenherdenking op de Dam? En dan wel graag in heldere bewoordingen.

Dit stuk verscheen eerder in De Republikein, nummer 3, september 2020

Een nieuwe biografie over Juliana met Bernhard in de hoofdrol

De NOS zond dinsdagavond (20-10-2016) een documentaire uit, gebaseerd op de nieuw biografie van Jolande Withuis.
Het boek ligt morgen in de winkel, maar kreeg vandaag al grote aandacht is diverse media. Vooral de aandacht voor prins Bernhard is opvallend en de verrassing over het laakbare optreden van Z.K.H. lijkt onverminderd groot.
Alsof we niet al lang wisten hoe de prins-gemaal in elkaar stak. Maar prima dat Withuis het nog eens bevestigt. Horen we het ook eens van een ander.
Het boek heb ik nog niet kunnen lezen, dus ik beperk  me hier tot een paar eerste indrukken uit kranten en de NOS-documentaire.
Withuis had al eens eerder geschreven dat de rol van Juliana in Canadese ballingschap groter was geweest dan aanvankelijk gedacht. Ik vraag me bij zo’n frase altijd af wie dat dan dacht, maar dit terzijde. De prinses sprak in ieder geval opbeurende woorden voor de radio en ze ging bij president Roosevelt op bezoek om voor de Nederlandse zaak te pleiten.
Aan haar streven en inzet wil ik niets af doen – en het hoort zeker in deze biografie thuis – maar je kunt je wel afvragen hoe relevant dat allemaal voor het Nederlandse thuisfront is geweest.
Heeft haar inzet enig effect gehad? En heeft Roosevelt en zijn vrouw Eleanor zich extra bezorgd gemaakt over Nederland? Dat de Amerikaanse president en zijn vrouw Juliana wel mochten (maar geen hoge pet op hadden van haar moeder koningin Wilhelmina ) wist ik wel.

Dat ze wilde scheiden, wist ik ook; niet dat ze die wens tot twee maal toe heeft geuit.
Toch bleef ze haar levenlang verliefd op ‘der Biesterfelder’ die haar als oud vuil behandelde.
Bernhard nam zijn vriendin Lady Ann Orr-Lewis zelfs mee op een gezinsvakantie met Juliana en de kinderen naar Zwitserland. Daar zijn foto’s van.
Withuis weet niet of Juliana van het bestaan van zijn (vele) vriendinnen op de hoogte is geweest, maar het lijkt mij onwaarschijnlijk dat ze tijdens dat gezellige, gezamenlijke reisje naar Zwitserland niets zou hebben gemerkt.
De man van Lady Ann wilde vanwege die affaire scheiden en was vast besloten de reden daarvan aan de grote klok te hangen. De regering in Londen vond dat even onwenselijk als de onze in Den Haag. Stel je voor dat Sir Duncan Orr-Lewis wilde scheiden vanwege de buitenechtelijke verhouding die zijn echtgenote had met prins Bernhard. Dat mocht nooit in de krant komen en onder druk van de Britse regering heeft de bedrogen echtgenoot zijn plan laten varen.

Bernhard zou ook de kamer van een zestienjarige logé zijn binnengedrongen en haar hebben betast en gezoend. Zeg maar Donald Trump-gedrag. Bernhard grossierde in zowel ongewenste als gewenste seksuele intimiteiten. De voorbeelden zijn legio, sla er mijn Niets was wat het leek maar op na.
Op paleis Soestdijk deden vrouwen (gasten en personeel) ’s avonds uit angst voor de prins de deur van hun kamer op slot, maar dat gebeurde ook onderweg op de plekken waar hij tijdens zijn talloze reizen verbleef. Vrouwen waren nergens voor hem veilig.

Ik vind dat Greet Hofmans een te grote rol krijgt toebedeeld. Dat is overigens te danken aan Bernhard
zelf. Hij bracht immers het verhaal over de gebedsgenezeres via het Duitse weekblad Der Spiegel naar buiten. Niemand had toen in de gaten dat Bernhard de bron was.
De affaire heet nog steeds de ‘Hofmanscrisis’, maar ‘Bernhard-Julianacrisis’ was een treffender benaming geweest. Via Der Spiegel dwong Bernhard de regering zijn huwelijkscrisis op te lossen.
Hij gooide alle schuld op Hofmans en manoeuvreerde zichzelf in een slachtofferrol.
Juliana kon Bernhard weliswaar gestolen worden, maar zijn huwelijk moest tot elke prijs worden gered. Zijn status, plezierreizen, inkomen, snelle auto’s en vliegtuigen; kortom: zijn hele zeer gekoesterde jet-setbestaan hing er vanaf.
Een scheiding zou zijn luxueuze leven hebben verwoest. Bernhard wilde koste wat kost getrouwd blijven met Juliana, al heeft hij zich van zijn huwelijksplichten nooit iets aangetrokken. Hij deed altijd waar hij zin in had, ook als dat ten koste ging van zijn vrouw, van Nederland of zelfs de monarchie.

Dat alles neemt niet weg dat Hofmans invloed heeft gehad op de koningin. Dat haar invloed groot was ben ik met Withuis eens, maar toch niet of nauwelijks in staatsaangelegenheden. Juliana was vanuit religieus oogpunt altijd al een wat zweverig type.
Door Hofmans is dat hooguit versterkt. Maar religieus besef zat diep in haar, net als bij haar moeder, koningin Wilhelmina, die ook behoorlijk kon zweven. Zo moeder zo dochter.
Ook na het vertrek van Hofmans bleef Juliana vatbaar voor religieus gezwijmel en ze was ook gevoelig voor verschijnselen die we doorgaans met ‘bovennatuurlijk’ aanduiden.
Ze toonde zich zelfs vatbaar voor een type als George Adamski. De Amerikaan beweerde dat hij in een vliegende schotel, bemand met buitenaardse wezens, een bezoek aan de planeet Venus had gebracht. De matteklappe ruimtereiziger kreeg zelfs een uitnodiging om zijn spectaculaire reis op paleis Soestdijk nader toe te komen lichten.

Tijdens de Lockheed-crisis hield Juliana haar man de hand boven het hoofd.
Volgens Withuis was dat ingegeven door de hoop dat het tussen haar en Bernhard ooit weer goed zou komen. Zijdelings zal het wel een rol hebben gespeeld (ze bleef tegen beter weten in altijd van hem houden), maar het aanzien van de monarchie speelde – denk ik – een grotere rol.
Als Juliana haar echtgenoot had laten vallen was het kabinet Den Uyl wellicht strenger tegen de corrupte prins opgetreden.
Beatrix had al laten weten dat ze zou weigeren haar moeder op te volgen als die de uiterste consequentie zou trekken uit het criminele gedrag van haar echtgenoot: aftreden.
Dat zou het einde kunnen zijn geweest van de Oranjedynastie en de eerste prioriteit van een koningshuis is nu juist dat ze de troon ten koste van alles wil behouden.
Het koningschap beknot weliswaar je vrijheid, maar er staan veel privileges in de maatschappelijke, financiële en sociale sfeer tegenover.

Prins Bernhard had dat als geen ander begrepen, ook dat er aan die vrijheidsbeknotting vele mouwen zijn te passen.

 

Cees Fasseur, de man die – zoals hij zelf in de Volkskrant beweerde – zijn critici het liefst in elkaar zou slaan als hij wat groter was uitgevallen en karatekampioen zou zijn (vandaar zijn bijnaam Karate Cees), heeft een zeldzame vorm van majesteitsschennis gepleegd in het eerste deel van zijn biografie over koningin Wilhelmina. Fasseurs belediging van H.M. komt weliswaar voort uit zijn onversneden liefde voor het Huis van Oranje in het algemeen, en voor H.K.H Wilhelmina in het bijzonder, maar ze is daarom niet minder schokkend. Fasseurs belediging drong pas in al zijn gruwelijkheid tot mij door toen ik werkte aan mijn boek ‘Weg met de koning!’ over twee eeuwen majesteitsschennis.

Koningin Wilhelmina en haar echtgenoot prins Hendrik waren dolgelukkig met hun dochtertje, kroonprinses Juliana (1909). Tussen de beide echtelieden onderling boterde het echter niet zo. Prins Hendrik had weinig te doen en zijn vrouw behoorde niet tot het type vrouw dat je doorgaans als warm, meelevend en invoelend beschrijft. Hendriks huwelijksmoraal was door deze situatie – en door nog wat andere omstandigheden – niet wat je noemt honderd procent. Maar ach, dat is niet ongebruikelijk in huwelijken die om politieke redenen worden gesloten. Hendriks voornaamste taak, het verwekken van een troonopvolger, had hij in ieder geval naar behoren volbracht.

De Amerikaanse oud-president Theodore Roosevelt zijn die onderlinge spanningen tussen beide echtelieden niet ontgaan. Na zijn aftreden in 1909 maakte hij een wereldreis, waarbij hij ook Nederland aandeed. Ten slotte lagen de roots van zijn familie in Zeeland. In april 1910 bracht Roosevelt een bezoek aan het Nederlandse koningspaar. Voor de oud-president was de visite een enorme desillusie.

Roosevelt was geen man die opkeek tegen een koningin, en dwepen met iemand als er niets te dwepen viel, was al helemaal niet zijn stijl. De oud-president had zich Wilhelmina voorgesteld als een ‘heel aardige en aantrekkelijke kleine vrouw’, maar de werkelijkheid was een extreme teleurstelling. Roosevelt vond zijn gastvrouw niet alleen ‘excessief onaantrekkelijk en alledaags’, maar ook ‘zelfingenomen en slecht gehumeurd’.

Wilhelmina was in Roosevelts ogen een ‘kleinburgerlijk vrouwtje’ dat buitengewoon onder de indruk was van zichzelf, van haar waardigheid en van haar positie. En dan de pretentieuze houding van het staatshoofd. Daarmee maakte ze zichzelf gewoon belachelijk. Maar zoals ze haar man bejegende, ging volgens Roosvelt echt alle perken te buiten. De arme Hendrik leidde een vreselijk leven omdat Wilhelmina haar ‘vette, zware, slome’ echtgenoot met ijzeren vuist regeerde.

Kunnen we Roosevelt hier majesteitsschennis in de schoenen schuiven? In de ogen van zijn tijdgenoten zeker. Zoiets kon je niet ongestraft over de koningin zeggen, ook al gedroeg ze zich lomp en eigengereid. Maar natuurlijk zou niemand het in zijn hoofd halen om de oud-president van de Verenigde Staten aan te klagen wegens belediging van het Nederlandse staatshoofd. Bovendien had Roosevelt zijn bevindingen neergelegd in een brief die Wilhelmina toch nooit onder ogen zou komen. We hebben aan Cees Fasseur te danken dat de beschouwing van Roosevelt in de openbaarheid is gekomen: zie Wilhelmina. De jonge koningin, (1998), pp. 320-323).

In zijn ijver om zijn idool – want dat is Wilhelmina voor hem – in bescherming te nemen, gaat Fasseur geen zee te hoog.
Allereerst dicht de hofbiograaf Roosevelt een vorm van rancune toe: hij zou niet zijn onthaald zoals hij had verwacht. Hoe Fasseur aan die kennis komt, blijft in nevelen gehuld. Een bron geeft hij niet.

Vervolgens probeert hij de houding van Wilhelmina te duiden. Hij schildert haar als een zelfverzekerde koningin die meer geïnteresseerd was in de aanstaande verjaardag van haar dochter dan in Roosevelt of Amerika. ‘Nederland was haar horizon’ is de verklaring die Fasseur geeft voor haar gedrag. Bovendien: ‘in de internationale politiek stelde ze alleen belang voor zover daarbij Nederlandse belangen betrokken waren. De Verenigde Staten lagen wel heel ver weg.’
Daar kwam nog bij, zo benadrukt Fasseur, dat Roosevelts streven de wereldvrede te bevorderen haar totaal onverschillig liet want ‘daar geloofde zij niet in’.

In zijn ijver Wilhelmina de hand boven het hoofd te houden en haar gedrag goed te praten, schildert Fasseur de koningin af als een beperkte, bekrompen, benepen en wereldvreemde vrouw. Haar horizon reikte niet verder dan de Noordzeekust en de verjaardag van haar dochtertje was de topprioriteit:  die ging boven alle staatszaken.
Er zijn mensen voor minder naar de gevangenis gestuurd dan de uitspraken waarmee Fasseur het aanzien van de majeteit bezoedeld.

De socialist Fredinand Domela Nieuwenhuis kreeg in 1886 een jaar gevangenisstraf omdat hij (overigens terecht) had gezegd dat koning Willem III ‘niet veel van zijn baantje had gemaakt’. In de ogen van de rechter was dat  ‘boosaardig en openbaar smaden, honen en lasteren van de persoon des konings’.

Vergelijk Domela’s uitspraak nu eens met wat Fasseur over Wilhelmina heeft gezegd.

Opdat we nooit vergeten

Het was in 2012 vijftig jaar geleden dat koningin Wilhelmina overleed. Intussen is ze volgens haar levenschroniqueur bijna uit de nationale herinnering verdwenen. Om daar verandering in te brengen schreef Cees Fasseur de herinneringsbiografie Een dame van ijzer . Opdat we de Nederlandse Iron Lady nooit vergeten.

Biograaf
Fasseur is befaamd als hofbiograaf. Hij heeft een indrukwekkend biografie van koningin Wilhelmina (2 delen) op zijn naam staan, naast een `huwelijksbiografie’ van Juliana en Bernhard, waarin vooral de Greet Hofmans-affaire onder de loep wordt genomen. Stuk voor stuk waren het bestsellers die een plaats verdienen in de boekenkast van iedere monarchist en republikein. Alle twee kunnen ze er argumenten uithalen om hun gelijk te staven. De monarchisten omdat ze veel, zo niet alles, kunnen vinden wat het Oranjehart begeerd. Republikeinen vinden er een keur aan argumenten die hen schragen in hun mening dat de monarchie niet meer van deze tijd is. Fasseur heeft een vlotte pen, schuwt op zijn tijd een kwinkslag niet en gaat een kritische opmerking, daar waar het gepast lijkt, evenmin uit de weg.

Voor zijn biografieën had Fasseur toegang tot het Koninklijk Huisarchief. Voor gewone stervelingen is dat niet weggelegd. Aan de andere kant maakt het de schrijver kwetsbaar voor kritiek. Hij mag met toestemming van koningin Beatrix gebruik maken van uniek materiaal, maar er is niemand die zijn werk kan controleren, wat wetenschappelijk gezien toch een vereiste is. Het was verstandiger geweest om het voor zijn boeken gebruikte materiaal op (bijvoorbeeld) het Nationaal Archief in Den Haag beschikbaar te stellen. Het zou de terechte kritiek op oncontroleerbaarheid van zijn werk doen verstommen.

Fasseur heeft zijn liefde voor de monarchie vele malen in geschrifte maar ook mondeling voor radio en tv beleden. Hij houdt zijn publiek graag voor dat hij géén monarchist is; wél een aanhanger van Oranje. Dat schijnt verschil te maken. Fasseur beschikt over een specifiek Oranjegevoel en wie zou hem dat willen ontzeggen? En voor wie het nog niet wist: Nederland is al lang een republiek, maar met een erfelijk staatshoofd. Luim is Fasseur niet vreemd.

Niet al zijn argumenten voor de Oranjemonarchie zijn even overtuigend. Zo hecht hij buitensporige waarde aan de opvoeding van de koninklijke kindertjes. Als geen ander kunnen zij – na decennia van oefening – met tafelbestek omgaan. Nooit zal een onderdaan daar in de verste verte aan kunnen tippen. Die tafelmanieren maken de Oranjes zo buitengewoon geschikt om bij staats- en andere diners aan te zitten. De implicatie van Fasseurs betoog lijkt te zijn dat presidenten tijdens diners steeds op hun hoede moeten zijn geen modderfiguur slaan, omdat ze niet precies begrijpen hoe met tafelzilver moet  worden omgegaan.

Zijn nieuwste boek over Wilhelmina voegt weinig aan toe aan wat we al uit zijn tweedelige biografie wisten. Aan de andere kant komen we wel meer te weten over de mens achter de biograaf zelf. Genadeloos rekent hij af met iedereen die zijn opvattingen over Wilhelmina niet deelt. Wilhelmina is zijn heldin en daar komt hij rond voor uit. Voor een biograaf is dat niet altijd een voordeel. Je wekt immers al snel de indruk van bevooroordeeldheid in de hand. Maar bij Fasseur weet je in ieder geval waar je aan toe bent.

Op de laatste pagina rechtvaardigt hij de uitgave van dit gelegenheidswerkje. Wilhelmina bewees Nederland tijdens de oorlog ‘onschatbare diensten’ en in het buitenland groeide ze uit tot de personificatie van het `geknechte en strijdende Nederland’. Toch is ze een halve eeuw na haar dood al bijna de vergetelheid ingegleden.
Fasseur haalt zijn lovende woorden uit de Parlementaire Enquêtecommissie Regeringsbeleid (PEC) die het reilen en zeilen van de Nederlandse regering in ballingschap te Londen (1940-1945) heeft onderzocht. Fasseur citeert de PEC met kennelijke instemming. Hij geeft de loftuitingen dus niet als zijn eigen mening. Zo houdt hij de schijn van objectiviteit overeind en haalt intussen toch zijn gelijk.

Overigens heeft de PEC in haar onderzoek Wilhelmina`s daden vrijwel volledig buiten beschouwing gelaten. Volgens de grondwet is de minister verantwoordelijk. De koning is onschendbaar. Vanwege Hare Majesteits onschendbaarheid weten we nauwelijks wat ze in ballingschap heeft gedaan. Vrijwel alles waarmee ze zich bemoeide – en dat was veel – blijft in het enquêteonderzoek buiten schot, is onvolledig of wordt onbetrouwbaar weergegeven. Het gebeurde zelfs dat getuigen van te voren hun verklaringen op elkaar afstemden wanneer Wilhelmina (of prins Bernhard) ter sprake kwamen. Potentieel brisante opmerkingen werden uit de publicatie geweerd en verdwenen in het beste geval in het PEC-archief. De rol van Wilhelmina in ballingschap is een witte vlek in de staatkundige geschiedenis van Nederland en dat zal wel altijd zo blijven.

Natuurlijk heeft Wilhelmina het imago van `moeder van het verzet’. Ze kreeg  trouwens een keur van lovende benamingen over zich uitgestort. Die hebben we te danken aan de hagiografische geschiedschrijving die nu eenmaal onlosmakelijk met het Nederlandse koningshuis is verbonden. Het enorme hiaat in onze kennis over de koninklijke wederwaardigheden te Londen heeft de PEC niet belet zich in buitengewoon lovende termen over Wilhelmina uit te laten. Als Fasseur goed had gezocht in het vele duizenden pagina`s tellende verslag had hij zelfs kunnen vinden dat Wilhelmina`s vlucht naar Londen een briljant idee was geweest. Het was: ‘een der belangrijkste beslissingen van de gehele oorlogsperiode. `Dit feit’, vervolgt de PEC jubelend, `heeft de gehele verdere oorlogvoering van Nederland beheerst; het heeft de invloed van Nederland in de bondgenootschappelijke beraadslagingen verzekerd’. Loe de Jong, zelf een bewonderaar van Wilhelmina maar op zijn tijd ook kritisch, vond dat te ver over de schreef en schreef in zijn standaardwerk:

`De koningin heeft zonder reëel overleg met haar ministers Den Haag verlaten, zich daarmee van die ministers en impliciet ook van haar grondwettelijke gebondenheid distanciërend. Van Hoek van Holland uit trachtte zij Zeeuws-Vlaanderen te bereiken, het kabinet Engeland. Zij wist op 13 mei niet waar zich het kabinet op de 14e zou bevinden, het kabinet niet, waar de koningin dan zou vertoeven.’

Het was met andere woorden een zootje in die meidagen van 1940. Op Wilhelmina`s vlucht naar Engeland komt Fasseur herhaaldelijk terug in zijn pogingen het gedrag van zijn heldin achteraf te rechtvaardigen. Dat Nederland niet zou hebben meegeteld bij de bondgenoten als Wilhelmina niet in Londen was geweest, is totale onzin. Nederland speelde geen rol van enige betekenis in het bondgenootschap. Het feit dat ze weleens bij Churchill en Roosevelt op de thee is geweest kan Fasseurs beeld hebben vertroebeld.
In werkelijkheid draaide het in de oorlog om drie grote partijen, de Sovjet-Unie, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Zij namen alle beslissingen. Amerika had binnen het trio de meeste macht omdat het over vrijwel onbegrensde materiële en financiële bronnen beschikte.

Je krijgt bij Fasseur soms de indruk dat Nederland dankzij de invloed van Wilhelmina is bevrijd. Zoals bekend zijn de Duitsers uit alle bezette Europese landen gegooid. Of er wel dan niet een staatshoofd in ballingschap in Londen zat, maakte geen verschil. West-Europa werd door de legers van Amerika en het Britse Gemenebest bevrijd. Stalin joeg de Duitsers uit Oost-Europa. Het Nederlandse aandeel in het geallieerde leger was ruim duizend man.

Er is de laatste jaren kritiek geweest op de radiotoespraken van Wilhelmina, waarin ze grotendeels voorbij is gegaan aan de jodenvervolging. Haar dappere toespraken voor radio Oranje hebben haar naam gevestigd als `moeder van het verzet’ en aan dat beeld mag niet worden getornd. Ontegenzeggelijk is de koningin uitgegroeid tot een symbool. Voor een belangrijk deel is dat te danken aan de boeken van Loe de Jong, die als eerste een buitengewoon positief beeld van haar heeft neergezet. Uiteraard heeft Fasseur ook het nodige bijgedragen.

Onno Sinke heeft in zijn boek Verzet vanuit de verte kritische opmerkingen geplaatst bij het bereik en de invloed van radio Oranje. Het heersende beeld behoeft bijstelling. Niet iedereen heeft daaraan behoefte en zeker Fasseur niet. Hij draaft vreselijk door als hij schrijft dat `een woedende Seyss-Inquart besloot haar vermogen (…) verbeurd te verklaren, nadat ze haar instemming had betuigd met de strijd van de Russen tegen de “moffen”.’ De Duitse Rijkscommissaris deed dat echter op grond van de `Verordening Verbeurd Verklaren’ (VO 33/40). Die Verordnungtrof overigens bepaald niet alleen Wilhelmina. Na de oorlog kreeg ze trouwens vrijwel alles terug.

Hitlers zetbaas zou zo razend op Wilhelmina zijn geweest dat hij zelfs de straatnaambordjes met verwijzingen naar leden van het koninklijk huis had laten verwijderen. Dat klopt. Maar het past helemaal in de politiek van de bezetter. Ook naar joden vernoemde straten en pleinen ondergingen een naamsverandering. Zowel de confiscatie van het Oranjebezit als de straatnaamveranderingen hebben alle twee niets met de door Wilhelmina opgewekte woede van Seyss-Inquart te maken.

Wat wist Wilhelmina van de jodenvervolging? Niet veel, concludeert haar biograaf op grond van een paar weinig steekhoudende argumenten. Dan houdt hij ons voor dat zelfs Churchill niet wist waar Auschwitz lag. Het zou een wonder zijn als de Britse oorlogsleider dat wél had geweten. De plaats die nu iedereen kent, was toen de Duitsers er een vernietigingskamp bouwden, een volstrekt onbekend gehucht in Polen.

Iedereen die durft te stellen dat Wilhelmina wel degelijk op de hoogte moet zijn geweest van de jodenvervolging, krijgt onder uit de zak. Tegenargumenten worden weggewuifd en zijn criticasters krijgen tegelijkertijd een denigrerend etiket opgeplakt. Zoals Geert Mak, die `nog steeds een belangrijk woordvoerder van progressief-correct Nederland en bien-aimé aan het hof’ is. Inderdaad heeft de koningin zoals Fasseur stelt nooit directe oproepen gedaan om joodse landgenoten te helpen. En ze heeft ook nooit tot actief verzet tegen `de Moffen’ (haar favoriete scheldwoord) opgeroepen, voegt de biograaf daar aan toe.

Ze keek wel link uit. Als dat Duitse represailles tot gevolg had gehad, zou zij de schuld hebben gekregen en dat zou haar imago en dat van de monarchie niet ten goede zijn gekomen. Want één ding hield de ijzeren dame in Londen voortdurend in het achterhoofd en daarop waren al haar inspanningen gericht: de ongeschonden terugkeer van de Oranjes op de troon met zoveel mogelijk rechten voor haar en zo minimaal mogelijk voor de volksvertegenwoordiging. In haar jargon heette dat `vernieuwing’.

Ies Vuijsje, met ongeveer dezelfde kritiek als Mak, moet het ook ontgelden al had hij als groentje in de geschiedschrijving misschien nog een excuus: `Als beginneling in het historisch metier bleek hij weinig oog te hebben voor nuances.’ Nanda van der Zee die in 1997 als eerste de toorn van Fasseur over zich afriep met haar betoog dat Wilhelmina`s vlucht de jodenvervolging in de kaart zou hebben gespeeld, laat hij deze keer met rust. Hij volstaat met de opmerking dat zij het `voorbereidende werk’ had gedaan.

Als het om snijdende opmerkingen gaat, beperkt Fasseur zich niet tot de jodenvervolging, maar richt hij zich ook tot collega`s die het hebben gedurfd zijn visie op de een of andere manier in twijfel te trekken of zelfs maar te nuanceren. Dat ondervond bijvoorbeeld Meindert van der Kaay. De `ijzeren dame’ had een gruwelijke hekel aan premier De Geer. Fasseur verwijt Van der Kaay dat hij in zijn proefschrift Een eenzaam staatsman het beeld van de door Wilhelmina verfoeide minister-president poogt bij te stellen en `de ergste smetten van zijn blazoen te verwijderen.’ Dan plakt hij het onvermijdelijke etiket: `Deze witwasserij was geen gemakkelijke taak voor de promovendus’. En vervolgens de onvermijdelijke genadeslag: `Zelfs ervarener historici zouden er een harde dobber aan hebben gehad.’

Wat Van der Kaay niet lukte in de ervaren historicus Fasseur in zijn laatste boekje wel gelukt: hij wast Wilhelmina smetteloos wit met slechts hier en daar een minuscuul vlekje.

Cees Fasseur: Een dame van ijzer. Koningin Wilhelmina en de nationale gedachte. Balans, 142 blz. EUR12,95.

Hofleverancier

Als ik de Volkskrant van 4 oktober goed heb begrepen zou Cees Fasseur me graag in elkaar willen slaan. Tijdens een interview onder de titel ‘Hofleverancier’ windt de schrijver van menig monarchistisch jubelschrift zich hevig over mij op. Dat doet ie gelukkig wel vaker, maar nooit zo agressief als deze keer. De aanleiding was dat de familie Van Maasdijk een civiele procedure tegen Fasseur had aangespannen omdat hij Gerrie van Maasdijk, kamerheer in buitengewone dienst van koningin Juliana, op een wijze had beschreven waarmee de familie – niet helemaal ten onterechte – geen genoegen nam.

Fasseur: ‘In die procedure heeft Aalders aan de erven-Van Maasdijk aangeboden om als getuige à charge tegen mij op te treden. Het verzoek is door de rechtbank in Amsterdam niet gehonoreerd.’ Foei toch Cees! Een rechtbank kan toch geen verzoek honoreren dat nooit is ingediend?

Wel heeft de advocaat van de familie Van Maasdijk mij verzocht een beoordeling te schrijven over Juliana & Bernhard, het boek waarmee de familie zo’n moeite had. Ik heb daarin toegestemd omdat ik Juliana & Bernhard een slecht boek vond met ondermaatse research

Fasseur doet daarin bijvoorbeeld een serie stukken die hij op het ministerie van Algemene Zaken had ingezien af met een achteloos schouderophalen. Hij vond het niet nodig om nader onderzoek te doen naar zakenlieden, bedrijven en bankiers waarvan de namen hem kennelijk niets zeiden. Want als Ik, Cees Fasseur, die mensen en ondernemingen niet ken, kunnen ze ook niet belangrijk zijn.

Ik kende die namen uit mijn eigen onderzoek  maar al te goed. Er zaten veel beruchte types tussen, met wie je maar beter niet gezien kon worden. De non-research van Fasseur was voor mij de directe aanleiding een boek te schrijven dat in 2011 als Bernhard Zakenprins. Illegale Wapenhandel, louche zakenlieden en dubieuze bankiers verscheen.

Ik ben, zoals gezegd, op het verzoek van de advocaat ingegaan en heb een beoordeling van Juliana & Bernhard op papier gezet. Fasseur vindt dat ‘oncollegiaal’  en in zijn ogen heb ik daarbij een grens overschreden ‘die je niet zou moeten willen overschrijden’. De Volkskrant : ‘Bent u echt zo kwetsbaar?’ Fasseur:  ‘Nou, ik weet niet of je het kwetsbaar moet noemen. Maar soms betreur ik het dat ik niet twee meter lang ben. En oud-karatekampioen.’

Cees ‘Karate’ Fasseur roept wel vaker wat. Zoals destijds bij de verschijning van mijn boek Leonie dat hem niet lekker zat omdat er wat over prins Bernhard instond, wat hem niet beviel. Niet dat hij het boek had gelezen, maar hij had er wel over gehoord, vertelde hij in een interview. Hij adviseerde de prins mij subiet voor de rechter te slepen. Over oncollegiaal gedrag gesproken. En puur afgaande op geruchten want het boek had hij niet gelezen. Eigenlijk raar dat zo’n type nog enig aanzien geniet in historisch Nederland.

Fasseur tiert lekker voort in de Volkskrant: ‘Fair play, hè, daar gaat het om. Het kan me ontzettend boos maken als ik van die valse verhalen hoor over kennis die ik heb achtergehouden.’ Aldus ‘Karate’ Cees. Vervolgens klaagt hij:  ‘De verhalen van Aalders, om een bekend voorbeeld te noemen. Dan denk ik: gewoon niet eerlijk. Vermoedens, geruchten, loze beweringen en dat dan zo’n beetje aan elkaar schrijven – dat is de werkwijze-Aalders.’

Fasseur is nooit met één concreet bewijs gekomen voor wat hij mij in de schoenen schuift. Geen fair play dus en al helemaal niet collegiaal. De getergde Oranjehagiograaf roept maar wat. Je zult als beschuldigde maar voor zo`n rechter staan, want dat was ook een functie die hij bekleedde.
Ik zeg en schrijf ook wel eens wat over Karate Cees, maar nooit zonder mijn kritiek te onderbouwen. In Niets was wat het leek zijn daarvan tal van voorbeelden  te vinden. Net als in mijn kritiek op Fasseurs gelegenheidswerkje Een Dame van IJzer.

Historicus Coen Hilbrink vond dat de aanval van Cees Fasseur niet onbesproken mocht blijven en schreef een commentaar in de Volkskrant.

Dat liet Karate Cees niet over zijn kant gaan. Met kritiek kan hij moeilijk omgaan en dus moest Hilbrink het ontgelden. Dat ontlokte op zijn beurt weer een reactie van mijn kant in de Volkskrant van 11 oktober:

Cees Fasseur kan niet tegen kritiek en aangezien ik een van zijn meest uitgesproken criticasters ben, moest ik het in de Volkskrant van zaterdag jl. ontgelden. Fasseur is woedend op mij en zijn emotionele uitspraken (‘soms betreur ik het dat ik niet twee meter lang ben. En oud-karatekampioen’) suggereren dat hij mij graag in elkaar zou willen slaan.

In zijn reactie op het stuk van Coen Hilbrink van 8 oktober (waar hij inhoudelijk wijselijk niet op ingaat), trekt hij welbewust een zin uit zijn verband om toch zijn gelijk te halen. Hij suggereert (net als zaterdag) dat ik mij spontaan bij de rechtbank heb aangeboden om tegen hem te getuigen. De door Fasseur geciteerde zin waaruit dat zou moeten blijken is afkomstig uit een brief van mij aan de advocaat van de familie Van Maasdijk. Die had mij namelijk verzocht een beoordeling te schrijven over Fasseurs boek, Juliana & Bernhard, waarin Gerrie van Maasdijk als een intrigant (of erger) wordt afgeschilderd.

Mr  Kaaks richtte dat verzoek tot mij omdat ik een boek had geschreven (Bernhard Zakenprins) als reactie op J&B van Fasseur, dat m.i. getuigde van onvolledig onderzoek. Op de vraag van mr Kaaks of ik bereid was mijn beoordeling voor de rechtbank toe te lichten, heb ik uiteraard ja gezegd. De foute voorstelling van zaken van ‘Karate Cees’ – als zou ik mij oncollegiaal en spontaan bij de rechtbank hebben aangeboden – hoop ik hiermee te hebben rechtgezet.
Mijn brief is na te lezen op https://www.gerardaalders.nl/2014/10/verklaring.html

Boeken