Berichten

Wilfried meets Willy. Tijdens het met veel bombarie aangekondigde interview van Wilfried de Jong met koning Willem-Alexander ging Wilfried soepel om met het protocol. Met een royaal armgebaar richting bibliotheek (‘zullen we dan maar’?) gloorde er even hoop dat Wilfried de leiding had genomen en alles uit de koning zou halen wat er te halen viel. Nam Wilfried echt het voortouw in een interview waarover hij in de auto op weg naar De Eikenhorst al had gezegd dat het zou gaan over de mens achter de koning? Dat wel (een beetje), maar de openheid was ver te zoeken. Het gesprek was, net als alle andere interviews met leden van de Koninklijke Familie, pijnlijk nauwkeurig geregisseerd en voorbereid. Zoals gewoonlijk reageerden de media dolenthousiast: wat hebben we het toch getroffen met de Oranjes en deze koning.

Als we niet eens mogen weten hoe Willem-Alexander als koning fungeert, wat moeten we dan met de mens achter die functie? Natuurlijk, we zien Willem-Alexander regelmatig in allerlei zinnige (maar veel vaker nog onzinnige) reportages waarin de verslaggevers van vrijwel alle nieuwszenders er voortdurend in slagen zichzelf in een toestand van orgastische opwinding te flippen. Astrid Kerseboom bijvoorbeeld is zo ademloos van bewondering dat ze voortdurend tot tien moet tellen om niet uit pure verafgoding in zwijm te vallen. Maar ook de koningshuisverslaggever van RTL-nieuws geraakt al gelukzalig glimlachend in een oranje-extase over wat er zich voor zijn ogen afspeelt. Dat het in de meeste gevallen iets totaals onbenulligs is doet er niet toe.

Wilfried zocht dus naar de mens achter de koning hoewel wij met zijn allen, zoals gezegd, eigenlijk geen flauw idee hebben wíe die koning (als staatshoofd) nou eigenlijk is. Ook niet wat hij als koning doet. Het koningschap is een poppenkast waarin het staatshoofd voortdurend optreedt, maar zo te zien weinig anders doet dan dineren, handen schudden, lintjes knippen, lachen, speechen en proosten. In de Grondwet staat dat we een koning hebben die zijn functie krijgt toebedeeld op grond van zijn geboorte. Zijn capaciteiten spelen geen enkele rol. Dat is al erg genoeg, maar haast nog erger is dat we niks over ’s konings taakinvulling mogen weten. Daarvoor dragen de ministers de verantwoordelijkheid.

Die ministeriële verantwoordelijkheid, oorspronkelijk een prima gedachte omdat de ministers vóór de Grondwetswijziging van 1848 uitsluitend verantwoording aan de koning schuldig waren – de vorst bezat alle macht – is allengs verworden tot een middel om alles wat de koning (en zijn familie) doet af te schermen voor het publiek. We mogen niet weten hoe (of wat) hij denkt. Tekent hij wetten en Koninklijke Besluiten met instemming of ligt hij ook wel dwars? Zet hij wel een vraagtekens? Of zet hij gewoon zijn handtekening onder ieder stuk dat dat vereist. Zonder ook maar één letter te lezen. We hebben geen flauw benul. Als hij in het buitenland vertoeft zet hij zijn handtekening via zijn Ipad. Het zetten van handtekeningen, het openen van de Staten Generaal op de derde dinsdag in september en het in ontvangst nemen van geloofsbrieven van buitenlandse ambassadeurs. Dat zijn, kort samengevat, de officiële taken van Willem-Alexander. Overspannen zal hij er niet van raken.

Vermoedelijk ondertekent Willem-Alexander iedere wet die hem wordt voorgelegd. De procesgang van de wet is immers traceerbaar en als hij hardnekkig dwars zou liggen, zou dat vast uitlekken. En als hij eens geen zin heeft om op Prinsjesdag in de Gouden Koets te stappen? Daarvoor bestaan oplossingen. Toen koningin Wilhelmina dat een keer in een halsstarrige bui weigerde omdat Hare Majesteit iets niet beviel ging de opening gewoon door. Staatsbezoeken legt de koning uit vrije wil af. Niemand kan hem dwingen. En natuurlijk verschijnt hij op recepties en geeft hij ontvangsten, maar hijzelf bepaalt waar hij naar toe gaat. Met de samenstelling van een nieuw kabinet mag hij zich niet meer bemoeien. Kortom, het officiële koninklijke bezighedenpakket is niet loodzwaar. Ik zou graag willen weten hoe Willem-Alexander daar zelf tegenaan kijkt. Leeg? Zinloos? Of ziet hij zijn baantje wel zitten omdat het hem in staat stelt het luxueuze leven te leiden dat hij leeft?
Het is tenslotte niet toevallig dat iedere monarchie zijn eigen voortbestaan de hoogste prioriteit toekent. De familie heeft niet voor niets zo’n moeite gedaan een partner voor Wilhelmina en Juliana te strikken. Hun zwangerschap was voor de dynastie letterlijk van levensbelang. De partnerkeuze van moeder Wilhelmina en dochter Juliana pakte weliswaar verre van gelukkig uit, maar het Huis van Oranje was wél gered.

Wilfried de Jong had een buitengewoon interessant interview kunnen maken over de koning als hoofd van de Nederlandse staat en de mens achter het staatshoofd gewoon buiten beschouwing kunnen laten. Maar dat mocht niet vanwege de ministeriële verantwoordelijkheid. De RVD die over zijn imago waakt vond het evenmin goed. Bedenk wel dat alle vragen vooraf zijn voorgelegd en dat Willem-Alexander het interview tot in de details heeft zitten oefenen. Het eindresultaat had niet voor niets de zegen van de RVD. Een sprankje oorspronkelijkheid zit er niet in; alles was door- en voorgekauwd. Zelfs de beroemde (‘vertederende’) uitspraak destijds van Máxima dat haar verloofde een beetje ‘dom’ had geantwoord op een vraag naar haar vader was minutieus ingestudeerd. Toen dat een tijdje geleden in een interview met voormalig premier Wim Kok naar buitenkwam was dat voorpaginanieuws en voer voor talkshows.
Leren we dan niets, of willen we niets leren als het op de Oranjes aankomt? Waarom die slaafse aanbidding? A.W.P Weitzel, minister van Oorlog onder koning Willem III beantwoordt die vraag in zijn dagboek: ‘Men kan in Nederland veel kwaad zeggen van Jezus Christus, van den Heiligen Geest, zelfs van den Goeden God, zonder dat iemand het u ernstig kwalijk neemt, maar het Huis van Oranje staat eenige sporten hoger in de openbare mening.’
Het zou mij niet verbazen als Willem-Alexander tezijnertijd na zijn bijzetting in Delft via een achterdeurtje terug ten hemel vaart om daar zijn rechtmatige plaats naast zijn echte Vader weer in te nemen. We hebben hem immers slechts tijdelijk van ‘den Goeden God’ in bruikleen.

Hoe Willem-Alexander fungeert als staatshoofd weten we dus niet, maar over de mens achter de koning kregen we ook maar bitter weinig nieuws voorgeschoteld. Dat is niet de schuld van De Jong maar van de RVD en het apparaat dat de koning moeten afschermen. Er zaten best wel een paar opmerkelijke momenten tussen. Zo zei Willem-Alexander op een gegeven ogenblik dat je van je fouten moest leren. Welke fouten dan? vroeg Wilfried terecht. Feesten, partijen en ‘wildebrassen’ was het antwoord. Dat zijn toch geen fouten? verwonderde De Jong zich terecht. Nee, nee, maar zo leerde je wel je grenzen kennen. Oh. Maar hoe dan? De koning had daarop  geen zinnig antwoord. Maar het leverde wel mooie beelden op.
De ramp met de MH17 werd maar weer eens uitgemolken en zijn voorspelbare, houterig gepresenteerde, kersttoespraken geroemd. De koning is geen begaafd redenaar, hoe je het ook wendt of keert. Hij leest teksten voor van zijn vaste speechschrijver die zo slaapverwekkend zijn dat je wanhopig op zoek gaat naar een nooduitgang. We mochten vernemen dat het overlijden van prins Friso de koning zeer had aangegrepen. En zijn moeder had er ook veel verdriet van gehad. Het zou pas nieuws zijn als dat niet zo was geweest. Toch toonden de media zich volslagen overdonderd door deze openbaring en ze roemden om strijd ’s konings ‘openhartigheid’.

Koot en Bie kwamen aan de orde en de jarige koning zei dat hij het platte Haags uitstekend kon imiteren. Sander van de Pavert van Luckytv mag ons dat graag laten horen en dit was een uitstekende gelegenheid hierover een vraagje te stellen. Iets in de trant van: “klinkt u ongeveer net als Willy in Luckytv?’ Aan Wilfried zal het vast niet gelegen hebben, en aan de koning zelf misschien evenmin, maar het mocht vermoedelijk simpelweg niet. Op het herhaalde aandringen van De Jong om iets op zijn Haags te zeggen, bleef de koning hardnekkig weigeren. Mensen die me kennen weten dat ik het kan, dus het voegt niets toe, meende de koning. Voor zijn vriendenclub niet, nee, maar de kijker had het schitterend gevonden en daar ging het om. De hele operatie was tenslotte bedoeld om de populariteit van het Koningshuis (verder) op te krikken.

Op geen enkele vraag die iets naders over de mens achter de koning kon verduidelijken kwam antwoord. Niets kwamen we aan de weet.
Niettemin toonden de media zich lyrisch met deze dode mus. De Volkskrant probeerde duidelijk te maken dat ze geen echte Oranjeklanten waren, maar na enige moeilijk navolgbare redeneringen over verbondenheid en het gevoel dat de Oranjes aanvoelen als verre familieleden concludeerde de krant dat wij het met zijn allen toch maar goed hadden getroffen met ons vorstenhuis, ook al vond het dagblad erfopvolging ‘lichtelijk belachelijk’.  Voor iemand als ik die de monarchie en erfopvolging niet ‘lichtelijk’ maar ‘volstrekt belachelijk’ vindt, was het koningsintervieuw niettemin best zinnig: het was het zoveelste bewijs dat de Oranjes hun onderdanen zo goed weten te bespelen dat ze in een kudde kwijlende schapen transformeren die alles accepteert wat het Opperschaap uitkraamt.

Van het gesprek, hoe onderhoudend soms ook dankzij de interviewer, werd je niets wijzer. Daarom verbaasden me al die jubelende commentaren van kranten en tv-zenders des te meer. En dan al die BN’ers die hun vreugde met zó’n koning en zó’n vorstenhuis op Facebook en Twitter beleden. Bang om een uitnodiging op de Eikenhorst mis te lopen?

We maken ons wel eens vrolijk over de berichtgeving van het Noord-Koreaanse staatshoofd maar eerlijk gezegd zie ik weinig verschil in de omgang met ons eigen staatshoofd. Hooguit gaan de Koreanen er wat meer ontspannen mee om.

Ard van der Steur, minister van Veiligheid en Justitie, slaat kolder uit in zijn antwoord op vragen van Verhoeven (D66) en Van Dam (PvdA) over majesteitsschennis. Het gaat uiteraard om de ‘fuck de koning’ kwestie. Nadat eerst het OM zich liet ringeloren door de publieke opinie en als een haas de zaak tegen de anti-zwarte-pieten-activist seponeerde, was het de beurt aan de VVD-minister om een modderfiguur te slaan.

D66 en de PvdA willen wel af van dat archaïsche wetsartikel uit de voorvorige eeuw (1866) en vroegen de minister wat hij daar van vond. Deze week liet Van der Steur weten:  ‘Blijkens de wetsgeschiedenis kan een belediging van de Koning en diens echtgenoot een zodanig ernstig karakter hebben dat men een separaat wetsartikel gerechtvaardigd vond. Ik zie geen reden om tot een andere afweging te komen (…)’.

De minister weet evident niet waarover hij het heeft. Hij komt met kletskoek dat de wetsgeschiedenis heeft uitgewezen dat we niet zonder artikel 111 uit het Wetboek van Strafrecht kunnen (‘opzettelijke belediging van de koning’). Uiteraard zonder ook maar één concreet voorbeeld te noemen. Dat is ook logisch want die voorbeelden zijn er niet. Dat is nu exact wat de wetsgeschiedenis ondubbelzinnig aantoont.

In 1829 en 1830 kwam koning Willem I met twee persbreidelwetten die bedoeld waren om kritiek op zijn wanbeleid – het tartte werkelijk alle beschrijvingen – de kop in te drukken. Zo omzeilde hij via een omweg de Grondwet die de vrijheid van drukpers garandeerde.

In 1866 werd het nieuwe Wetboek van Strafrecht van kracht. De koning – we zijn inmiddels aangeland bij Willem III (bijnaam ‘Gorilla’) – had er met een speciale wet voor gezorgd dat kritiek op hem en zijn beleid strafbaar kon worden gesteld. Alleen was het woord ‘kritiek’ vervangen door ‘hoon’, ‘smaad’ en ‘laster’.

Vanuit het standpunt van de koning gezien was het een verstandige wet. Hij kon gebruikt worden – en dat gebeurde ook – om kritiek op zijn beleid de kop in te drukken. Kritiek was er in overvloed en ze was volkomen terecht.

Aan de uitzichtloze armoede, honger, kindersterfte, huisvesting en schrijnende werkeloosheid werd te weinig gedaan. Vooral politiek links – dat in die tijd opkwam – oordeelde hard over het beleid van Willem en zijn ministers.

Als mens was Willem III een mislukking. Hij zoop, hoereerde, bedroog en schoffeerde wie hij maar kon, ook zijn ministers. Bovendien mocht hij als potloodventer graag zijn vorstelijk lid aan den volke tonen; weten we uit de dagboeken van zijn minister van Buitenlandse Zaken, Weitzel.

De zaak tegen Ferdinand Domela Nieuwenhuis is waarschijnlijk de bekendste majesteitsschenniszaak uit de wetsgeschiedenis waar Van der Steur zich op beroept. De socialistische voorman had gezegd dat de koning maar ‘weinig van zijn baantje had gemaakt’.
Voor die buitengewoon ware opmerking moest hij een jaar het cachot in. Hij vocht het vonnis tot aan de Hoge Raad toe aan, maar zonder succes. Extra schrijnend was dat niet Domela zelf, maar iemand anders, die woorden had geschreven. Hij werd echter verantwoordelijk gehouden omdat het stuk was verschenen in Recht voor allen waarvan hij hoofdredacteur was.

Het vonnis lokte een storm van kritiek uit die maar niet wilde luwen. Onrust was het gevolg en tweespalt dreigde. Domela kreeg na een half jaar gratie ter gelegenheid van de verjaardag van Wilhelmina, de latere koningin. Zo was een lastig probleem de wereld uit geholpen.

Op het einde van de negentiende eeuw ging vooral links, maar ook een enkele liberaal, tekeer tegen de monarchie. Socialisten waren volgens de koning en zijn ministers een gevaar voor Nederland en dus werden betogers die de sociale en maatschappelijke wantoestanden beu waren op grond van majesteitsschennis voor de rechter gesleurd.
De wet is herhaaldelijk misbruikt om de oppositie de mond te snoeren. Behalve socialisten werden ook dronkenlappen (en in onze tijd junks) en branieschoppers voor de rechter gesleurd omdat ze hadden gezegd dat de koning een klootzak of iets dergelijks was. Ze gingen voor maanden de cel in.

Als die mensen niet voor de rechter waren gebracht had de koning nooit geweten dat hij beledigd, belasterd of gehoond was. Steevast waren het overijverige dienders, officieren van justitie of oranjeverblinde burgers die aanklachten wegens majesteitsschennis indienden.
Het beleid – in justitiekringen heet dat het opportuniteitsbeginsel – getuigt van pure willekeur. Dat begon al met de ‘perswetten’ van 1829 en 1830, zette zich voort na de invoering van de wet op de majesteitsschennis in 1866 en is tot op de dag van vandaag niet veranderd.

In de tijd van provo regende het weer aanklachten. Ook toen werd de wet misbruikt om provo’s en aanverwante lieden achter de tralies te zetten.
Het stel dat in 1966 De Rookbom naar Beatrix en Claus in de huwelijkskoets gooide, kreeg straf wegens overtreding van de vuurwapenwet.
De hele wereld keek destijds mee en dan kun je zo’n stel niet veroordelen op grond van een achterlijke wet uit de negentiende eeuw. Ook dat vloeide voort uit het opportuniteitsbeginsel

Hans Teeuwen en Sander van de Pavert van Luckytv hadden beiden gemakkelijk – en wellicht met succes – door justitie kunnen worden vervolgd. Maar dat gebeurt niet, terwijl Teeuwen in zijn show met Beatrix  – zij het virtueel – anale seks bedreef en Van der Pavert het koningspaar op onnavolgbare wijze in de zeik heeft genomen.
Volgens de wet zouden beide heren in de boeien moeten worden geslagen.
Maar dat gebeurt niet omdat het teveel aandacht zou trekken en dan ziet het OM er liever bij voorbaat vanaf.
Net als bij die antizwartepietenman.

Anderzijds werd vijf  jaar geleden een man veroordeeld die tegen agenten had geroepen dat hij de koningin anaal wilde neuken. Nota bene tegen een paar agenten, terwijl Teeuwen zijn act voor een volle zaal opvoerde en nog steeds via YouTube te zien is.

Wat is dit voor beleid? Wat moeten we in vredesnaam met deze fucking wet? Laat Willy of Máx toch zelf een klacht indienen als ze zich beledigd voelen. In privacykwesties doen ze dat ook. Prins Claus won ooit een zaak tegen Privé.

Dus Van der Steur: trek die stomme brief in, excuseert u zich bij Verhoeven en Van Dam en steun voortaan alle initiatieven die de majesteitsschenniswet willen afschaffen. Willem-Alexander heeft zelf al laten weten dat het wat hem betreft bespreekbaar is.

Mocht u als minister meer informatie willen, dan ben ik graag bereid u mijn boek over de geschiedenis van majesteitsschennis toe te sturen. Het komt dit najaar uit.