Berichten

Waar is Nescio?

Dagelijks maak ik een wandeling (‘dodenmars’) over de Nieuwe Ooster, de begraafplaats in de Watergraafsmeer op loopafstand van mijn huis.
Een vredige, prachtige plek aan de rand van de Meer. Je komt er nog eens iemand tegen, al valt alleen van de grafsteen af te lezen wie je voor je hebt,  of liever gezegd onder je.  Bij Nescio loop ik regelmatig even langs om dag te zeggen.

Op de Ooster krioelt het van bekende namen: schilders, schrijvers, dichters, musici, fotografen, cartoonisten, burgemeesters en ga zo maar door. Nescio (J.H.F. Grönloh, 1882-1961), beroemd van novelles als Dichtertje, Titaantjes en De Uitvreter, ligt er al 60 jaar. Zijn graf ligt vlak tegen Betondorp aan en is onacceptabel verwaarloosd. Ik erger me daaraan.

Op mijn dodenmars passeer ik Potgieter, Perk, criticus Kees Fens en diverse verzamelgraven van leden van het Leger des Heils (majoor Bosshardt ligt er ook), die daar in alle rust de Jongste Dag afwachten.

Van fotograaf Jacob Olie ligt er alleen maar een steen, het graf is leeg. De schilders Breitner en Witsen liggen, met hun echtgenotes, gezamenlijk in een graf. Van een afstandje houdt burgemeester Eberhard van der Laan een oogje in het zeil.

Dichter Ed Hoornik heeft een steen met een bolvormige uitholling waarin altijd water staat, zodat je de ingegraveerde spreuk bijna nooit kunt lezen. Een eindje verder ligt Mies Bouhuys, zijn echtgenote, vlakbij het graf van Theun de Vries.

De laatste rustplaats van Frans Pointl (‘de kip die over de soep vloog’) is opgesierd met een vrolijk ‘Eindelijk verlost van de mensheid’. Het zal je buurman op de Ooster maar wezen.

Bij het graf van J.B. van Heutsz mompel ik altijd een verwensing. Generaal Van Heutsz was de lieveling van koningin Wilhelmina omdat hij op Atjeh hele dorpen had uitgemoord. Wilhelmina vond dat die inlanders een lesje hadden verdiend en was met de generaal in haar nopjes. Hier past, ook postuum, een scheldwoord. Zijn graf, of beter gezegd mausoleum, is van een afzichtelijke smakeloosheid.

Maar goed, Nescio. Bijna dagelijks kom ik langs een van de beide huizen die hij op de Linnaeushof in Amsterdam heeft bewoond. Zijn graf, waar hij met dochter en echtgenote ligt, passeer ik regelmatig en ik sta dan even stil.

Maar een paar weken geleden kreeg ik een schok: Nescio was weg. Althans zijn grafsteen. Foetsie. Geen spoor. Het was weliswaar vakantietijd, maar dat kon niet de reden zijn. Als stille getuige lag er een spade, maar ook aan de omgewoelde aarde zag ik dat er wat aan de hand was. Ik begreep er niets van.

Hij zou hem na 60 jaar toch niet zijn gesmeerd? Grafroof? Grafschennis? Of zou zijn steen ter restauratie zijn afgevoerd? Dat zou hoog tijd worden, want die was, zoals gezegd, ergerlijk verwaarloosd.

Ik vertrouw erop dat zijn zerk er binnenkort weer in volle glorie staat. Geheel gerestaureerd. Want de gemeente Amsterdam zal het toch niet in haar botte harsens hebben gehaald het graf te ruimen?

Ze is ertoe in staat, maar ik ga van dat schrikbeeld vooralsnog niet uit.

Nescio moet terug!