Bernhard had niets met het verraad van Arnhem te maken.
NRC kwam op 10 februari 2023 met het artikel ‘BVD-dossier over oorlogsverleden prins Bernhard zoek’. Is dat vreemd? Nee, het is helaas doodgewoon. De naam van de prins moet kennelijk nog steeds – het begon al tijdens de Tweede Wereldoorlog – worden afgeschermd en hij mag nooit in verband worden gebracht met mensen die een slechte reputatie genieten want dat zou zijn naam kunnen bezoedelen. De kliek van angsthazen en pluimstrijkers die het Hof voor alle denkbare, negatieve publiciteit wil behoeden slaapt nooit. Als voorbeeld neem ik Chris Lindemans ofwel King Kong, de man die de geallieerde luchtlandingen bij Arnhem in 1944 aan de Duitsers heeft verraden. Bernhard had aan dat verraad part noch deel, maar dat hij en Lindemans goed bevriend waren mocht niet naar buiten komen. In mijn boek Bernhard Niets was wat het leek (onlangs herdrukt als Bernhard Alles was anders) staat het verhaal uitgebreid (met bronvermelding) opgetekend.
Het staat vast dat Lindemans – vanwege zijn krachtige bouw ‘King Kong’ genoemd – een regelmatige en graag geziene gast op Chateau Wittouck was, het hoofdkwartier van Bernhard in België nabij de Nederlandse grens. Lindemans hield zelfs schietoefeningen in de tuin van het kasteel. Door zijn contacten met de staf van Bernhard zou King Kong in staat zijn geweest de geallieerde luchtlandingen bij Arnhem op 17 september 1944 te verraden, met het bekende rampzalige gevolg. Op 15 september lichtte Lindemans de Duitsers in over Market Garden, maar die hebben niets met deze informatie gedaan. De Duitse legerleiding weigerde hem te geloven. Dat de Duitse Wehrmacht toch razendsnel op de luchtlandingen reageerde kwam omdat het Duitse leger kon putten uit troepen en tanks in het nabijgelegen Ruhrgebied.
Er is geen bewijs dat King Kong zijn informatie op het hoofdkwartier van prins Bernhard heeft verzameld; hij zou zijn kennis uit Canadese en Britse bronnen hebben geput. Op het eerste gezicht lijkt er niets aan de hand, maar Bernhard had de schijn tegen en er was meer aan de hand. Want wat te denken van een militair hoofdkwartier waar vijandelijke spionnen in en uitwandelen en zelfs schietoefeningen in de tuin houden? Dát was niets minder dan een blamage voor de prins. Als het soms zo uitkwam overnachtte King Kong zelfs op Wittouck. Hij en de prins gingen amicaal met elkaar om.
Leugens van Bernhard
Bernhard was van verschillende kanten voor King Kong gewaarschuwd, maar goedgelovig en loyaal als hij was tegenover mensen die hij vertrouwde en als zijn vrienden beschouwde, sloeg hij die raad in de wind. Ditmaal was het niet anders. Wat wel verschil maakte was dat zijn goedgelovigheid en amateurisme (hem onder andere door verweten door generaal Montgomery) de prins ernstig in zijn geloofwaardigheid en reputatie dreigden te schaden. De beveiliging van zijn hoofdkwartier bleek van geen kanten te deugen, terwijl Bernhard zichzelf graag mocht presenteren als een professioneel inlichtingenman. Maar nog erger was dat hij op vriendschappelijke voet had verkeerd met de verrader van Arnhem. De prins was door King Kong voor aap gezet. De zaak moest voor eeuwig de doofpot in.
Tegenover zijn Amerikaanse biograaf Alden Hatch heeft Bernhard getracht zich te ontdoen van het beeld dat hij bevriend was geweest met King Kong. Logisch, want het verhaal liet zich maar niet in de doofpot stoppen. Lindemans, zo zei Bernhard tegen zijn biograaf, had ‘iets afstotelijks’ over zich. Dat kwam volgens de prins ‘omdat hij er dol op was om mensen te doden. ’Als King Kong daarover sprak ‘lichtten zijn ogen, ja, zijn hele gezicht op’. Bernhard had instinctief aangevoeld dat ‘de man niet deugde’. Daarom had hij zijn stafleden nadrukkelijk verboden (Hatch cursiveert hier de woorden van de prins )’hem iets te vertellen over onze organisatie! (…) En ik wil hem niet in huis hebben.’
Gelukkig voor de prins pleegde Lindemans nog voor zijn proces zelfmoord in de gevangenis van Scheveningen. Of hij daarbij een handje werd geholpen (dat hij met andere woorden zou zijn ‘verzelfmoord’, zoals het in die dagen heette) is vaak beweerd, maar nooit bewezen. Uit de hoek van de verrader zelf viel nu niets meer te duchten, maar de prins had buiten journalisten, schrijvers en historici gerekend die de zaak regelmatig oprakelden. Niet alleen tot afschuw van Bernhard zelf, maar ook van de Nederlandse autoriteiten. Zij zaten er evenmin op te wachten dat de naam van de prins-gemaal steeds weer in verband werd gebracht met de ‘verrader van Arnhem’.
De zaak lag buitengewoon gevoelig en het wás natuurlijk meer dan pijnlijk dat de echtgenoot van het (toekomstige) Nederlandse staatshoofd midden in de oorlog samen met een Duitse spion ‘achter de wijven aan had aangezeten.’ Dat vertelde Wim Sanders mij eens tijdens een van onze vele interviews. Sanders was chef Opsporingsdienst van het Bureau Nationale Veiligheid (BNV). Het BNV was Nederlands eerste naoorlogse veiligheidsdienst en belast met het arresteren van achtergebleven Duitsers en landverraders. King Kong moest koste wat kost de doofpot in, maar dankzij de vrijheid van drukpers ging dat maar lastig. Persvrijheid is een groot goed, maar ze kan voor gezagsdragers knap hinderlijk zijn als er een affaire onder het tapijt moet worden geveegd.
Oreste Pinto en W.F. Hermans
Oreste Pinto werkte tijdens de Tweede Wereldoorlog voor Nederlandse en Britse veiligheidsdiensten. Hij kende Lindemans, maar hij had de reusachtige Rotterdammer van meet af aan gewantrouwd. Pinto was betrokken bij King Kongs ontmaskering in oktober 1944. In de zomer van 1949 werd Pinto door een Parlementaire Enquête Commissie over Lindemans ondervraagd. Bij die gelegenheid vertelde hij dat de Nederlandse regering hem had verzocht zijn mond te houden over de affaire King Kong. Hij had dat verzoek opgevolgd omdat hij volgens eigen zeggen een ‘goed Nederlander’ was. Als bewijs voor zijn uitspraak overlegde hij een brief, maar het leek de commissie niet verstandig dat epistel in het verslag op te nemen. Zijn goede vaderlanderschap weerhield Pinto er echter niet van om in 1952 Spycatcher te publiceren. In dat boek, dat in Engeland verscheen, stond een hoofdstuk over Lindemans, diens connecties met het hoofdkwartier van de prins, en het verraad van Arnhem. Al twee jaar eerder, in april en mei 1950, had Pinto in de Britse krant Sunday Dispatch een artikelenreeks geschreven over ‘de verrader van Arnhem’. Bernhards poging die publicatie te verhinderen via de zoon van Lord Beaverbrook, de eigenaar van de krant, had geen succes gehad.
De Nederlandse regering gaf opdracht een contra-artikel tegen Pinto te schrijven dat via onze ambassades ook in het buitenland werd verspreid. Als tegenoffensief boekte het weinig succes. Overigens was het al de tweede maal dat de Nederlandse regering prins Bernhard, en daarmee het aanzien van de monarchie, in de kwestie Lindemans in bescherming nam: op 5 april 1947 had het Algemeen Handelsblad een artikel gepubliceerd dat was ingefluisterd door premier L.J.M. Beel. De titel: ‘De luchtlanding bij Arnhem. King Kong was onkundig van geallieerd plan.’ De bedoeling van Beel valt al uit de titel te destilleren: Bernhard kon niets worden verweten.
In 1962 verscheen Pinto’s boek De fuik. Spionage contra spionage met daarin opnieuw aandacht voor het ‘verraad van Arnhem’. Naar aanleiding van De fuik zond de KRO in 1962 een serie tv-documentaires uit over het leven van Pinto. De geplande aflevering over King Kong heeft de ether echter nooit gehaald. Dat was te danken aan het ingrijpen van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (toen dus ook al) en een negatief advies van de directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, Loe de Jong. Voor alle zekerheid werd in die tijd ook Henk Lindemans benaderd, een broer van King Kong. Hij kreeg een telefoontje van zowel een niet nader aangeduid ministerie als de BVD met de boodschap dat het niet in het landsbelang was om de zaak ‘weer op te rakelen’. Dat zou voor sommige mensen onprettig zijn. Omdat broer Henk geen zin had in moeilijkheden, schreef hij de KRO dat hij niet wilde dat ‘King Kong’ zou worden uitgezonden. Op Pinto’s publicaties valt inhoudelijk veel af te dingen en ook zijn bewering dat Lindemans zijn informatie op Wittouck had verkregen, was onjuist. Maar daar gaat het hier niet om. Het punt was dat Bernhard King Kong gewoon niet mócht hebben gekend omdát Lindemans een verrader was.
Willem Frederik Hermans was dol op de verslagen van de Parlementaire Enquête Commissie (PEC) die het Nederlandse regeringsbeleid vanuit Londen heeft onderzocht. De PEC-verslagen behoorden jarenlang tot zijn dagelijkse lectuur en waren een onuitputtelijke bron van inspiratie. Voor zijn befaamde roman De donkere kamer van Damokles had hij veel aan de PEC te danken gehad. Maar Hermans slikte niet alles wat de PEC hem voorschotelde, en in het geval van Lindemans constateerde hij een belangentegenstelling tussen de Nederlanders en de Britten. Den Haag vond dat het verzet en het militaire bevel – dus eigenlijk de persoon van Bernhard – niet mochten worden beticht van stommiteiten en al evenmin van het ontbreken van de meest elementaire veiligheidsregels. De Britten vonden juist van wel, want als er verraad in het spel was geweest, zou dat hun nederlaag bij Arnhem in een ander daglicht plaatsen.
Hermans heeft op harde wijze moeten ervaren dat hij met zijn analyse kennelijk goed zat. In 1967 nodigde de gemeente Amsterdam hem uit een toneelstuk te schrijven. Een jaar later (april 1968) leverde Hermans zijn werk in als King Kong. Intussen had de voorloper van de NOS, de Nederlandse Televisie Stichting (NTS), Hermans gevraagd een televisiespel te schrijven. Hij besloot het toneelstuk voor Amsterdam om te werken tot een televisiespel. De hoop dat het ooit in Amsterdam zou worden opgevoerd had hij al opgegeven (‘ik had ervaring’). Hij stuurde het resultaat in augustus 1968 naar de NTS, die prompt liet weten direct met de voorbereidingen te zullen beginnen. De NTS vond King Kong ‘een goed stuk’. Maar King Kong mocht tóch niet op de buis verschijnen, zo bleek uit een brief die Hermans in april 1969 van de NTS ontving. Immers, er waren niet alleen artistieke maar ook historische normen in het geding. Die historische norm sloeg op prins Bernhard, die even sprekend in Hermans stuk werd opgevoerd. De schrijver had daarbij haast woordelijk uit de biografie van Hatch (de passage over King Kongs moordlust) en de PEC geput.
De NTS had zich voor advies tot de directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie gewend. De Jong, hoewel een bewonderaar van W.F. Hermans, liet weten de visie van de PEC te onderschrijven. Bernhard had dus ook volgens De Jong ‘geen enkele persoonlijke bemoeienis’ met King Kong gehad (een standpunt dat De Jong later overigens zou herzien). De NTS vatte De Jongs antwoord op als een negatief advies. King Kong werd niet uitgezonden.
Een brug te ver
Voor prins Bernhard rees er enkele jaren later weer hoop om van zijn King Kongbesmetting af te komen. Cornelius Ryan, een Amerikaan van Ierse komaf, wilde een boek over de slag bij Arnhem schrijven. Bernhard en Ryan hadden elkaar tijdens de oorlog in Londen leren kennen. Ryan had al twee beroemde boeken in miljoenenoplages gepubliceerd: The Longest Day (over de geallieerde landingen in Normandië in 1944) en The Last Battle (de strijd om Berlijn in 1945). Zijn derde boek A Bridge too Far (1974) zou over de mislukte aanval bij Arnhem gaan. Daarin zou Lindemans onvermijdelijk aan de orde komen. Ryan vroeg de prins – per slot van rekening een oude bekende – om hulp bij zijn nieuwe project. Bernhard rook zijn kans om de zaak voor een (waarschijnlijk) miljoenenpubliek naar zijn hand te zetten. Dat kwam uitstekend uit want een poging van BVD-chef Louis Einthoven om een voor Bernhard ontlastend boek over Arnhem te laten schrijven, was net mislukt.
Bernhard mocht Ryans manuscript vóór publicatie lezen, en indien gewenst veranderingen aanbrengen. De prins vond het een ‘terrific book’. Lindemans kreeg van Ryan een uiterst bescheiden rol toebedeeld en Bernhards vriendschap met de verrader bleef keurig buiten beeld. Einthoven, die in 1961 met pensioen was gegaan, beschouwde het nog steeds als zijn taak Bernhard uit de wind te houden. Hij bemoeide zich nadrukkelijk met de research die Ryan ten behoeve van zijn boek in Nederland verrichtte. Hij spande zich zelfs in om stukken bij de Britse inlichtingendienst MI5 los te krijgen waaruit zou moeten blijken dat niet Bernhards hoofdkwartier maar Britse en Canadese bronnen King Kong van informatie over Market Garden hadden voorzien. Tevergeefs. Einthoven kreeg toen het lumineuze idee om Ryan een voor Bernhard ontlastend stuk in de Reader’s Digest te laten schrijven over de zaak Lindemans. De prins vond het een uitstekend idee. Ryan had maar weinig voor Bernhard gunstig materiaal in Nederland kunnen opdiepen; en een artikel van de befaamde auteur in het wereldwijd gelezen miljoenenblad zag de prins als een unieke kans zich schoon te wassen van alle King Kongsmetten.
Maar Ryan hapte niet en begon zelfs te klagen dat hij dankzij Bernhard zo langzamerhand meer tijd aan ‘Mr. Lindemans’ dreigde te besteden dan aan zijn eigen boek. Dat was niet de bedoeling. Het zo vurig gewenste artikel kwam er niet. De wereld werden vermoedelijk nieuwe, welbewust uitgedragen leugens bespaard.
Een lijfwacht van leugens
Helaas voor Bernhard dreigde vrijwel tegelijkertijd de Britse auteur Anthony Cave Brown roet in het eten te gooien met zijn Bodyguard of Lies; een boek over de rol van spionage in de Tweede Wereldoorlog. Brown baseerde zich met betrekking tot de luchtlandingen bij Arnhem (operatie Market Garden) op een document van de Amerikaans geheime dienst, het Office of Strategic Services (OSS). Daarin stond Bernhards goede trouw weliswaar niet ter discussie, maar er werd wel opgemerkt dat de prins zich gewoonlijk omgaf met adviseurs van twijfelachtig allooi. Zoals een zekere Chris Lindemans, ‘die door de prins aangenomen werd als zijn vertrouwelijke raadgever en later een nazi-agent bleek te zijn.’
De keuze van Lindemans was voor de OSS het harde bewijs van Bernhards ‘onvermogen om betrouwbare en loyale medewerkers te kiezen’. De prins en zijn advocaat, geassisteerd door twee historici, wisten van Brown en zijn uitgever de toezegging af te dwingen dat de passage over Bernhard en King Kong in de volgende druk zou worden geschrapt. De Jong van het RIOD was een van de twee geraadpleegde historici. Toen Igor Cornelissen van Vrij Nederland het boek op Oorlogsdocumentatie kwam raadplegen, vond hij al spoedig de directeur tegenover zich, die het ‘zijn plicht als directeur’ achtte om de journalist erop te wijzen dat de bewuste passage in de volgende druk zou worden gewijzigd. Dat is inderdaad gebeurd. Het exemplaar op het RIOD werd later aangevuld met een kopie van de herziene tekst. Overigens moet de titel van Browns boek, Bodyguard of Lies, Bernhard hebben aangesproken. De schrijver refereerde aan een uitspraak van Churchill uit 1944, toen die tegenover Stalin opmerkte: ‘In oorlogstijd is de waarheid zo kostbaar dat ze altijd moet worden omringd door een lijfwacht van leugens.’ Bernhard en de verantwoordelijke ministers wensten zich echter duidelijk niet te beperken tot tijden van oorlog.
In 1986 zorgde King Kong opnieuw voor opschudding. Twee journalisten van het Haarlems Dagblad wierpen de vraag op of King Kong wel op de Rotterdamse begraafplaats Crooswijk begraven lag. Geruchten wilden dat hij met hulp van geheime diensten naar Zuid-Amerika was uitgeweken. Op grond van de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB) eisten en kregen de beide journalisten inzage in vertrouwelijke stukken over Lindemans die bij de BVD lagen. King Kong was weer helemaal terug van weggeweest. Het graf van Lindemans ging open, maar alleen al het formaat van het skelet liet er geen twijfel over bestaan dat hij wel degelijk rustte waar hij verondersteld werd te liggen.
De Jong was vanzelfsprekend weer betrokken bij de nieuwe opschudding rondom Lindemans. In 1980 had hij in zijn Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog al aangegeven dat de prins nauwer bij Lindemans betrokken was geweest dan hijzelf altijd had beweerd. De Jong gaf toe zich op enkele punten te hebben vergist en betuigde tegenover Hermans ruiterlijk zijn spijt. De schrijver had, zo liet hij Hermans in een brief weten, enkele aspecten van de zaak intuïtief beter aangevoeld dan hij, de historicus, en in de brief die hij destijds ‘te goeder trouw’ aan de NTS had gestuurd, hadden dingen gestaan die hij niet langer voor zijn rekening kon nemen. De kern van de zaak was, zo begreep ook nu De Jong, dat Lindemans een graag geziene gast op het hoofdkwartier van Bernhard was geweest. Dát, en niet het eigenlijke verraad, had de prins steeds opnieuw de boom in gejaagd.
Opnieuw trammelant
Na al dit publicitaire geweld in 1986 leek de zaak voorgoed tot een einde te zijn gekomen. Maar dat Bernhard nog steeds woedend kon worden als King Kong weer in zijn leven opdook, bleek tien jaar later bij de publicatie van de Affaire-Sanders. Spionage en intriges in herrijzend Nederland waarin Coen Hilbrink en ik zijn NSDAP-lidmaatschap onthulden. Dat ook King Kong in het boek aan de orde kwam, was de prins aanvankelijk even ontgaan. Maar toen dat besef medio december 1995 doorbrak, trok hij alle registers open om te voorkomen dat zijn relatie met de spion én de bedenkelijke security op Wittouck opnieuw in de publiciteit zouden komen. Niet dat het boek op dat punt nieuws bevatte. Het punt was slechts dat enkele passages Bernhard in het verkeerde keelgat waren geschoten. In ons boek constateerden we dat de geallieerde inlichtingendiensten Bernhard bij zijn aankomst in Londen in mei 1940 argwanend hadden bejegend. Ze vertrouwden hem als ex-Duitser niet. Vier jaar later bleek dat wanvertrouwen in zeker opzicht gerechtvaardigd: ‘niet omdat hij een Duitser was, maar omdat zijn hoofdkwartier zo lek als een mandje bleek te zijn en een aanfluiting uit oogpunt van beveiliging en professionaliteit.’ Dat stak. Dus belde Bernhard met de directeur van het RIOD (mijn werkgever) om aanpassing van de tekst te eisen.
Toen het instituut (na ruggenspraak met Den Haag) niet op Bernhards eis inging, wendde de prins zich rechtstreeks tot minister-president Wim Kok. Via een kort geding wilde hij zijn gelijk halen en de passage laten schrappen waaruit bleek dat hij eigenlijk maar een knullige spion was geweest. Maar Kok voelde niets voor heisa in de rechtszaal. Het zou bovendien kansloos zijn geweest want de feiten in de gewraakte zinnen waren al eerder (ongestraft) door andere historici vermeld. Toch liet de premier zich door de prins voor een boodschap op pad sturen. Op 22 december 1995 bereikte een brief van Kok per koerier de voorzitter van het RIOD. Een vakantiekracht bracht de ijlbrief per taxi naar het woonadres van de voorzitter. Aanleiding voor de brief was dat Bernhard had beweerd dat het RIOD de passage over King Kong had achtergehouden. Dat was niet waar. Dat hij alleen de paragraaf over zijn NSDAP-lidmaatschap had gelezen kon het RIOD niet worden aangerekend. Bernhard probeerde behalve premier Kok ook het RIOD rechtstreeks onder druk te zetten met telefoontjes. Zo wist hij er toch nog uit te slepen dat aan een voetnoot bij de King Kongparagraaf enkele regels werden toegevoegd. Niets essentieels, maar het kalmeerde in ieder geval het prinselijke gemoed.
Bernhard heeft zich er nooit bij neergelegd. In zijn ‘Ik acht het mijn plicht; open brief van Prins Bernhard’ in de Volkskrant komt hij in februari 2004 nogmaals op Kink Kong terug (Bernhard overleed in december van dat jaar). Aan de hand van zijn agenda ‘bewijst’ de prins dat hij Lindemans pas op 22 september 1944 voor het eerst had ontmoet. Dus pas ná de landingen bij Arnhem. Dat is onzin, zoals uit de bestaande literatuur onweerlegbaar naar voren komt. Maar het ging ook helemaal niet om het verraad. Alles draaide erom dat Bernhard Chris Lindemans, de verrader goed had gekend en dat kon absoluut niet.
Het is onvoorstelbaar welke inspanningen verschillende kabinetten zich hebben getroost dat feit in de doofpot te stoppen.