Berichten

Hoe belazer je de Kamer in goed overleg?

Minister van Financiën Wopke Hoekstra en Kees Knot van De Nederlandsche Bank (DNB) hebben gezamenlijk de Tweede Kamer over de witwasaffaire bij ING bij de neus genomen.  De beide heren besloten welke vragen Hoekstra als minister aan DNB zou stellen en de ‘antwoorden’ van DNB hebben ze ook in goed overleg geconcipieerd.  Ik was niet verbaasd. Toen de Amsterdamse bank Gebr. Teixeira de Mattos in 1966 failliet ging, speelden er zich vergelijkbare taferelen af. Alleen ging het toen nog veel verder.

Teixeira de Mattos ging met veel tumult ten onder. De ooit gerenommeerde joodse bank was in 1955 overgenomen door Jan Marie Fehmers. Hoe dat precies in zijn werk ging is nog steeds een raadsel wegens gesloten archieven.  Vast staat wel dat Fehmers de goede naam van de bank vooral heeft gebruikt om zijn eigen duistere zaakjes te kunnen doen én om zijn zwarte geld weg te sluizen.

De rekeninghouders bij Teixeira de Mattos, waaronder veel kleine spaarders, waren de dupe van Fehmers’ wanbeleid en gesjoemel. Om te voorkomen dat kleine spaarders in de toekomst opnieuw slachtoffer van een failliete bank zouden worden, werd het deposito garantiestelsel ingevoerd. Dankzij de ondergang van Teixeira de Mattos kregen spaarders voortaan hun geld tot een bepaald maximum gegarandeerd terug. Tegenwoordig ligt dat op honderdduizend euro.

Justitie toonde opvallend weinig enthousiasme om het schandaal uit te zoeken. Het vermoeden bestond dat de nauwe connecties van de Texeira-directeur met katholieke politici in Den Haag de achterliggende oorzaak was. Dat er nog iets aan het licht kwam, is vooral te danken geweest aan het speurwerk van weekbladen als de Haagse Post en Vrij Nederland.

Toen ik DNB twee jaar geleden benaderde om ten behoeve van mijn boek Zwendel stukken over Fehmers in te zien, kreeg ik op grond van privacyoverwegingen nul op rekest. Ik voerde aan dat de heer Fehmers overleden was en dat privacy stopt bij het graf. Ik kreeg gelijk, maar dat bracht me niet verder. Inzage werd me vervolgens geweigerd op grond van een artikel in de Toezichtwetgeving (art. 1:89 WFT). Waarom het hoe en wat van financiële boevenstreken meer dan een halve eeuw later nog steeds geheim moeten blijven is mij een raadsel. Mogelijk heeft het te maken met falend beleid van de toezichthouder?

PvdA-kamerlid Harry Peschar stelde Kamervragen over de ondergang van Teixeira. De antwoorden die hij kreeg, laten zien dat er ook toen al gesjoemeld werd met Kamervragen. Dat is uiteraard niet af te zien aan de antwoorden op die vragen, maar wel aan de achterliggende stukken die bewaard zijn gebleven op het Nationaal Archief.

Dat Peschar lastige vragen had gesteld blijkt ook uit de samenstelling van de commissie die zijn vragen moest beantwoorden: er zaten maar liefst negen kopstukken in van toezichthouder DNB, de FIOD en de ministeries van Financiën en Justitie. Dat zegt veel.

Een van de vragen was waarom toezichthouder DNB nooit had gereageerd op een expresse-brief waarin ze werd gewaarschuwd voor de malafide praktijken van Teixeira de Mattos. De oplossing was snel gevonden. Zo’n brief was nooit ontvangen. Formeel klopte dat. De brief was namelijk niet op 12 maart verstuurd, zoals Peschar had aangegeven, maar op 22 maart. Door het bestaan van die brief te ontkennen (die dus wel degelijk bekend was), voorkwam DNB dat ze lastige vragen moest beantwoorden.

Het antwoord op de vraag of directeur Fehmers vijftig miljoen gulden zwart geld naar Zwitserland had weggesluisd, was een wonder van inventiviteit. Ondanks ‘vele en intensieve naspeuringen’ was er niets gevonden, maar de mogelijkheid dat er in de toekomst nog wat boven water zou komen was niet uitgesloten.

Tijdens het overleg hoe Peschar het beste het bos in kon worden gestuurd, waren de FIOD en DNB het eens dat Fehmers zeer waarschijnlijk zwart geld in Zwitserland had witgewassen. Het probleem was dat ze geen flauw idee hadden hoe Fehmers dat had gedaan. Dus luidde het antwoord ‘dat uit gegevens, waarover Financiën beschikt, niet is gebleken, dat F. [Fehmers] vermogen in het buitenland heeft.’

Dat was pure misleiding. Er was immers helemaal geen onderzoek gedaan naar Fehmers, en dus was er ook geen informatie over zijn weggesluisde zwarte geld. Als je zegt dat er uit ter beschikking staande gegevens niets is gebleken, klopt dat. Die gegevens waren er niet omdat er geen onderzoek was gedaan.
Dat van die ‘vele en intensieve naspeuringen’  was wel gewoon gelogen. Maar dat was om het blazoen van de FIOD en DNB wit te wassen.

Zwendel is uit; mijn nieuwe boek over een elftal fraudeurs uit binnen- en buitenland. Het is een gemengd en curieus gezelschap, zowel wat betreft hun criminele activiteiten (het gaat om miljarden) als hun achtergronden.
In Zwendel analyseer ik de oplichtingspraktijken van banken, bedrijven en ‘zelfstandige’ fraudeurs zoals ‘meesteroplichter’ Carlo Ponzi. In Amerika is ‘Ponzi’ een veelgebruikt synoniem voor zwendel, oplichting en bedrog.
Van Nederlandse bodem heb ik de bank Gebr. Teixeira de Mattos, de ‘beerput’ aan de Amsterdamse Herengracht en de vastgoedmagnaat Reinder Zwolsman onder de loep genomen.
Op het internationale vlak komen de Zweedse luciferkoning Ivar Kreuger, de Amerikanen Richard Whitney, Robert Vesco, Bernie Cornfeld en de absolute zwendelkampioen Bernard Madoff aan de orde. Verder is er aandacht voor de Italiaan Roberto Calvi, (‘bankier van God’), het Amerikaanse energiebedrijf ENRO en de Bank for Credit and Commerce International (BCCI) uit Pakistan. Zijn er overeenkomsten tussen al deze gevallen?
Als je niet bedonderd wil worden door mooipratende, charismatische oplichters moet je altijd een ding in het achterhoofd houden: als iets te mooi is om waar te zijn is dat meestal ook zo. De oplichter en zijn slachtoffer hebben één ding gemeen: hebzucht. Allebei willen ze zo snel en zo gemakkelijk mogelijk rijk worden. Steenrijk als het even kan. De fraudeur wil dat nog wel eens lukken, als hij tenminste op tijd zijn biezen pakt om uit handen van justitie te blijven. Soms ben je dan gedoemd om de rest van je leven te blijven reizen en vluchten. Robert Vesco overkwam dat. Wanhopig probeerde hij toen een eilandje te kopen om daar een zelfstandige staat van te maken met een uitleveringsverbod naar zijn thuisland Amerika. Dan pas zou hij van de vruchten van zijn witteboordencriminaliteit kunnen genieten. Die staat is er nooit gekomen; uiteindelijk kreeg Vesco asiel op Cuba omdat hij de Cubanen had geholpen de Amerikanen een loer te draaien. Maar toen hij probeerde de familie Castro te bedonderen ging hij voor twaalf jaar naar de gevangenis.

Hoedt u voor financiële analisten en adviseurs. De kans dat ze het mis hebben is ongeveer fifty-fifty. Duiders en analytici van de economische wereld suggereren weliswaar dat ze de financiële toekomst kunnen voorspellen, maar wat ze doen is niets anders dan koffiedik kijken.
Onlangs poneerde een onafhankelijk statisticus, die langdurig onderzoek had gedaan naar de prognoses van investeringsbanken op Wall Street dat het moeilijk was analisten in onbetrouwbaarheid te overtreffen: ‘It is not easy to be as bad as they are.’ Je kunt net zo goed, of eigenlijk beter nog, een muntje opwerpen en dan kruis of munt laten beslissen. In ieder geval werkt dat niet slechter, vermoedelijk zelfs beter. Een enkeling van die financiële wijsneuzen kan het wel eens bij het rechte eind hebben, maar als beroepsgroep gaan ze zo vaak de mist in dat je maar beter hun advies terzijde kunt leggen.

Bernard Cornfeld, de oprichter van Investors Overseas Services (IOS) kreeg jarenlang niets dan lof. Cornfeld leidde een mutual fund hoewel hij bar weinig benul had van economie en financiën. Zijn bedrijf, waarin miljarden omgingen, was gebouwd op een aansprekend verkoopverhaal, charme en heel veel charisma. Niet op kennis. Het fundament van zijn imperium wat gebouwd op drijfzand.
Pas toen het misging met IOS verstomde het gejubel van analisten en economen. Nooit hadden ze iets in de gaten gehad. De beroepsgroep heeft trouwens vrijwel altijd de neiging té mooie voorspellingen te doen. Daar verdienen ze aan; optimisme loont. Hoeveel voorspellingen voor het financiële rampjaar 2007 waren niet ongekend vrolijk?

Energiereus ENRON Corporation was in zijn (ogenschijnlijke) bloeiperiode de lieveling van Wall Street. Zes jaar op een rij – tot het jaar dat het bedrijf door zijn eigen malversaties bezweek – noemde het befaamde Fortune Magazine  ENRON ‘het meest innovatieve bedrijf van Amerika’. Op één onderdeel ging Enron inderdaad aan kop, het kon bogen op het grootste faillissement uit de Amerikaanse geschiedenis. Aandeelhouders verloren in totaal 74 miljard dollar. Dat was in december 2001. Recordhouder in ENRON intussen allang niet meer.

Dit alles werpt de vraag op wat accountants, toezichthouders, sectorwaakhonden, regelgevers en ratingbedrijven als Moody’s en Standard & Poor’s eigenlijk uitvoeren. In veel van de elf gevallen in Zwendel tekenden de accountants zonder blikken of blozen de jaarrekeningen. Soms uit angst dat hun advieswerk voor dat bedrijf anders gevaar zou lopen. Toezichthouders grepen vaak niet in, ook niet na herhaalde waarschuwingen van klokkenluiders. Incompetentie? Best mogelijk. Wie veel geld wil verdienen gaat het bedrijfsleven in waar de beloningen en bonussen vele malen hoger zijn dan bij de toezichthoudende instanties.
En dan de kredietwaardigheidsverklaringen. De drie grootste kredietbeoordelaars van Amerika Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch Rating, gaven de  bankgigant Lehman Brothers tot aan de dag voorafgaande aan haar faillissment hoge ratings. Bij ENRON was het niet anders.

Frauderen loont. De straffen zijn meestal laag, áls er al gestraft wordt. Soms mag er niet ingegrepen worden op bevel uit de hoogste regeringskringen. Vaak zijn de lijntjes tussen banken, bedrijven en de regering erg kort. Het komt voor dat een bank of bedrijf een illegale operatie voor de overheid uitvoert. In Zwendel geef ik daarvan een aantal voorbeelden. Ingrijpen wordt erg lastig wanneer de kans bestaat dat regeringsbetrokkenheid aan het licht komt. Een schandaal is gauw geboren en dan rollen er koppen. Dan liever de doofpot.

Lees en huiver.