Berichten

Dankzij Bernhard mochten corrupte zakenlieden niet voor de rechter gedaagd.

Het Lockheed-schandaal dat Nederland sinds de zomer van 1976 langdurig op zijn kop zette, draaide om corruptie, smeergeld en wapenhandel. De affaire bracht de regeringen van de Verenigde Staten, Japan een een aantal West-Europese landen in grote verlegenheid. Ook de corrupte prins Bernhard kwam door het omkoopschandaal in de problemen, maar hem voor de rechter slepen was uitgesloten.

Schandaal
Het Lockheed-schandaal deed Nederland midden jaren zeventig op zijn grondvesten schudden. In Den Haag ging ‘het gerucht’ dat prins Bernhard zich had laten omkopen door straaljagerfabrikant Lockheed. Aanvankelijk weigerde iedereen, het kabinet Den Uyl incluis, de berichten uit Washington te geloven. Dat de echtgenoot van koning Juliana corrupt zou zijn, was ondenkbaar.

Den Uyl stelde de ‘Commissie van Drie’ in om de affaire te onderzoeken. Het ondenkbare bleek toch denkbaar. De Commissie vond zulke sterke aanwijzingen dat het kabinet onder ogen moest zien dat de prins inderdaad corrupt was. Het probleem was echter dat Bernhard, ondanks zijn belofte om mee te werken, alle schuld ontkende. Het kabinet durfde daarom de stap hem daadwerkelijk te beschuldigen niet aan. Van meet af aan was trouwens besloten dat van een rechtszaak geen sprake kon zijn.

De Commissie van Drie heeft drie gevallen gedocumenteerd. Het eerste betrof een JetStar die Lockheed Bernhard cadeau wilde doen. Hij weigerde omdat hij het toestel zou moeten registreren. De prins prefereerde een miljoen dollar op zijn geheime Zwitserse bankrekening, wat laat zien dat hij heel goed wist hoe hij met zwart geld moest omgaan. Tegenover de Commissie van Drie ontkende hij dat miljoen te hebben ontvangen.

Het tweede geval staat bekend als ‘Victor Baarn’. Naar overtuiging van de Commissie was dat een schuilnaam van Bernhard. Het ging om 100.000 dollar smeergeld op naam van ‘Victor Baarn’ maar Bernhard beweerde van niets te weten. Het eerste geval (het miljoen) gaf hij later wel toe in een interview met de Volkskrant. Hij zou dat bedrag hebben geschonken aan het Wereld Natuur Fonds (WNF). Maar in de boeken van het WNF viel zijn ‘gift’ niet te traceren. En corruptie blijft corruptie; ook als je het geld weggeeft aan een goed doel.

In het derde geval eiste Bernhard een bedrag van tussen de vier en de zes miljoen dollar, wat Lockheed te gortig vond. De Commissie ontdekte twee handgeschreven brieven van Bernhard waarin hij bij Lockheed om miljoenen bedelde. Bernhard beweerde ditmaal zich niet te kunnen herinneren de brieven ooit te hebben geschreven, hoewel ze slechts een jaar oud waren.

Den Uyl heeft het laatste geval aangegrepen om zich uit de affaire te redden. De andere twee zaken bleef Bernhard ontkennen, maar die brieven uit het derde geval bewezen dat hij wel degelijk om geld had gevraagd. Alleen had hij het nooit ontvangen. Dat ging ook niet omdat iedereen die er bij Lockheed toe deed in die tijd door een speciale onderzoekscommissie van de Amerikaanse Senaat onder leiding van Frank Church werd verhoord. De smeergeldmachinerie van Lockheed was tijdelijk tot stilstand gebracht.

Voor premier Den Uyl was het derde geval ideaal. Bernhard had wel de intentie getoond steekpenningen van Lockheed te willen. Hij had er zelfs om gevraagd maar het geld had hij nooit daadwerkelijk gekregen. In de woorden van Joop den Uyl had hij zich ‘toegankelijk getoond voor onoorbare verlangens en aanbiedingen’ en hij had zich ‘laten verleiden tot het nemen van initiatieven die volstrekt onaanvaardbaar waren’.

In Het Lockheed Schandaal (2011) besteed ik ruim aandacht aan landen waar politici en ministers smeergeld van Lockheed hebben aangenomen. Zonder uitzondering en zonder aanzien des persoons werden ze tot gevangenisstraffen veroordeeld. Bernhards ‘straf’  bestond uit een ‘dringend verzoek’ voortaan geen militair uniform meer te dragen. Dat ging maar een paar jaar goed. Daarna verscheen hij (soms) weer in uniform. Het buitenland heeft die gang van zaken met verbazing gade geslagen. De RVD maakt er zich tot op de dag van vandaag als volgt vanaf:

‘Medio jaren 70 bleek dat de Amerikaanse vliegtuigfabrikant Lockheed in diverse landen regeringsfunctionarissen had benaderd, teneinde bepaalde aankopen te stimuleren. Hierbij werd ook de naam van Prins Bernhard in zijn functie van inspecteur-generaal der krijgsmacht genoemd. In 1976 stelde het kabinet-Den Uyl de Commissie van Drie in om onderzoek te doen naar eventuele betrokkenheid van Prins Bernhard hierbij. Naar aanleiding van het onderzoek legde de Prins zijn militaire functie neer.’

Den Uyl is Bernhard ook in dit geval zeer ter wille geweest door hem te waarschuwen met onmiddellijke ingang voor zijn functie van inspecteur-generaal der krijgsmacht te bedanken. Bernhard kon zo de eer aan zichzelf houden en ‘eervol’ ontslagen worden. Een afgedwongen ontslag kan nooit eervol zijn, maar die schande bleef de prins dankzij Den Uyl bespaard.

De omkoping van volksvertegenwoordigers, militairen, politici en regerings- en bedrijfsfunctionarissen leidde tot politieke onrust en argwaan jegens overheden, de krijgsmacht en multinationale bedrijven. Ook in Duitsland waar Franz Josef Strauss minister van defensie was. Vermoedelijk heeft Strauss de bui zien hangen want op zijn departement was geen document meer over Lockheed te vinden. Alle stukken waren vernietigd. Dan kon onmogelijk toeval zijn, maar bij gebrek aan bewijzen verscheen in Duitsland niemand voor de rechter.

In België was ook de vraag gerezen of de 122 Lockheed Starfighters volgens de regels waren aangeschaft. Jean-Pierre Bonsang, de Belgische agent van Lockheed, had die vraag kunnen beantwoorden maar hij stierf kort voordat de hoorzittingen van de Amerikaanse senaat begonnen. Direct na zijn overlijden hebben vertegenwoordigers van Lockheed zijn bureau zo grondig ‘gekuist’ dat er niets meer was te vinden. Net als in de Duitse Bondsrepubliek bleef het daarom bij vermoedens en verdenkingen, maar het ontbrak aan hard bewijs in de vorm van documenten.

In het Midden-Oosten speelde de Lockheed-affaire een minder opvallende rol. Perzië, het huidige Iran, en Saudi-Arabië, twee spreekwoordelijk corrupte monarchieën, laten zich door corruptie, ook al is die grootschalig, niet van de wijs brengen.

In Japan ontketende ‘Lockheed’ een storm van verontwaardiging. Zonder aanziens des persoons moesten verdachten uit het bedrijfsleven en de politiek zich voor de rechter verantwoorden. In Italië, dat op het gebied van corruptie toch wel wat gewend was, gebeurde dat ook. De aandacht voor het Lockheed-schandaal was wereldwijd zo groot, dat het niet mogelijk zou zijn geweest de zaak met de traditionele mantel der liefde te bedekken. In beide landen vielen zware gevangenisstraffen.

In Nederland veroorzaakte Lockheed een schok onder zowel de bevolking als in politieke kringen. Men kon het niet geloven of men weigerde het te geloven. Prins Bernhard, de ‘oorlogsheld’, de ‘ambassadeur van het bedrijfsleven’, de vleesgeworden charme; het kón gewoon niet waar zijn.

Toen bleek dat de beschuldigingen niet uit de lucht waren gegrepen, kwam dat hard aan, maar het vertrouwen in Bernhard werd er nauwelijks door aangetast. Velen (ook in de politiek) vonden dat de prins door alle publiciteit al voldoende was gestraft. Dat corruptie een misdrijf was waarop een maximale gevangenisstraf van zes jaar stond was natuurlijk waar, maar Bernhard op zijn corrupte gedrag aanspreken vond vrijwel iedereen te ver gaan en bovendien onnodig omdat Juliana er ook onder zou lijden en ze had het toch al zo zwaar.

Met de monarchie in het geding toonde zowel de politiek als de bevolking zich bereid dit staaltje van rechtsongelijkheid te accepteren. De prins straffen, zoals dat in andere landen was gebeurd, stuitte op weerstand. Nederland voelde meer voor een benadering zoals die gebruikelijk was in monarchieën als Saudi-Arabië en Perzië, waar corruptie doodgewoon was.

De PvdA van Den Uyl vreesde dat een harde aanpak van Bernhard de partij grote schade zou toebrengen en reageerde – op een uitzondering na – mild op de prinselijke corruptie. De confessionele partijen hadden vanuit hun traditionele liefde voor het koningshuis evenmin behoefte aan ingrijpen. Alle partijen, behalve de Pacifistisch-Socialistische Partij (PSP), vonden dat een koningscrisis koste wat kost moest worden voorkomen. Juliana had gedreigd met aftreden als haar man naar de gevangenis moest en Beatrix zou dan geweigerd hebben (beweerde ze) haar moeder op te volgen. Een constitutionele crisis zou het gevolg zijn geweest. Dreigen met zo’n crisis is de Oranjes wel toevertrouwd. Het is een effectief drukmiddel dat praktisch altijd het gewenst resultaat oplevert.

Dat de prins met zijn gedrag het belang van de Nederlandse staat had geschaad en afbreuk had gedaan aan ons internationaal aanzien deed er evenmin toe. Politiek Den Haag (met uitzondering van de PSP) beschouwde de omkoopbaarheid van de prins niet zozeer als een juridisch (wat het was) dan wel als een politiek probleem.

Hans Teengs Gerritsen, met wie Bernhard bevriend was, en ir. F. Besançon, directeur van de KLM (1953-1974), waar Bernhard commissaris was geweest, profiteerden van de milde houding jegens Bernhard die zelf overigens nooit heeft begrepen waarom men zich druk maakte over de paar cent die hij had ontvangen voor zijn diensten. Zo ging dat toch in het bedrijfsleven? Als hij spijt heeft gehad, heeft hij het ‘verdomd goed’ verborgen weten te houden, stelde een vriend van de prins.

Teengs Gerritsen vertegenwoordigde Lockheed maar hij had zijn commissiegeld op een geheime Zwitserse bankrekening laten storten en daarmee belasting ontdoken. Wat betreft Besançon bestond er geen twijfel dat hij $ 25.000 van de vliegtuigfabrikant als smeergeld had geïncasseerd, maar hij bleef, net als Teengs Gerritsen, tegenover de Commissie van Drie zijn schuld ontkennen. Daarmee was voor de Commissie de kous af. Het ging niet aan de ontkenningen van prins Bernhard wél en die van Besançon niet te accepteren. Van het aangekondigde FIOD-onderzoek naar Teengs Gerritsen is niets meer vernomen. Net als Besançon kwam hij met de schrik vrij.

Een rechtszaak tegen beiden zou de schijnwerpers weer vol op Bernhard en zijn corrupte gedrag hebben gezet. Dat moest vanzelfsprekend worden voorkomen. Het kabinet heeft bij het Lockheeddebat in de Tweede Kamer niets aan het toeval overgelaten. Den Uyl heeft uitgebreid geanticipeerd op mogelijke vragen over Besançon en Teengs Gerritsen. Een klokkenluider had de FIOD op het onderzoek naar Teengs Gerritsen gezet, maar de man zou volstrekt onbetrouwbaar zijn geweest en daarom was het onderzoek gestaakt. En als Besançon ter sprake kwam zou Justitieminister Dries van Agt vragen pareren met de opmerking dat wat er rondom de KLM-directeur speelde niets te maken had ‘met de gebeurtenissen met betrekking tot Z.K.H. Prins Bernhard’.

Vanwege het hogere doel, het aanzien van de monarchie, deed de belastingontduiking van Teengs Gerritsen en de corruptie van Besançon er niet toe en werd en passant de rechtsgelijkheid te grabbel gegooid. Onder geen beding mocht de monarchie schade oplopen.

Dat was ook de reden dat de 100.000 dollar smeergeld die vliegtuigfabrikant Northrop aan Bernhard had betaald door Den Uyl werd verzwegen. Twee schandalen tegelijk viel niet te handelen. De premier redeneerde dat de Commissie van Drie opdracht had gekregen Lockheed te onderzoeken. Northrop kwam in de onderzoeksopdracht niet voor. Probleem opgelost. De monarchie was gered en de PvdA zou niet onder de kwestie lijden.

Dit artikel verscheen eerder in De Republikein, nummer 2, juni 2023

Hofleverancier

Als ik de Volkskrant van 4 oktober goed heb begrepen zou Cees Fasseur me graag in elkaar willen slaan. Tijdens een interview onder de titel ‘Hofleverancier’ windt de schrijver van menig monarchistisch jubelschrift zich hevig over mij op. Dat doet ie gelukkig wel vaker, maar nooit zo agressief als deze keer. De aanleiding was dat de familie Van Maasdijk een civiele procedure tegen Fasseur had aangespannen omdat hij Gerrie van Maasdijk, kamerheer in buitengewone dienst van koningin Juliana, op een wijze had beschreven waarmee de familie – niet helemaal ten onterechte – geen genoegen nam.

Fasseur: ‘In die procedure heeft Aalders aan de erven-Van Maasdijk aangeboden om als getuige à charge tegen mij op te treden. Het verzoek is door de rechtbank in Amsterdam niet gehonoreerd.’ Foei toch Cees! Een rechtbank kan toch geen verzoek honoreren dat nooit is ingediend?

Wel heeft de advocaat van de familie Van Maasdijk mij verzocht een beoordeling te schrijven over Juliana & Bernhard, het boek waarmee de familie zo’n moeite had. Ik heb daarin toegestemd omdat ik Juliana & Bernhard een slecht boek vond met ondermaatse research

Fasseur doet daarin bijvoorbeeld een serie stukken die hij op het ministerie van Algemene Zaken had ingezien af met een achteloos schouderophalen. Hij vond het niet nodig om nader onderzoek te doen naar zakenlieden, bedrijven en bankiers waarvan de namen hem kennelijk niets zeiden. Want als Ik, Cees Fasseur, die mensen en ondernemingen niet ken, kunnen ze ook niet belangrijk zijn.

Ik kende die namen uit mijn eigen onderzoek  maar al te goed. Er zaten veel beruchte types tussen, met wie je maar beter niet gezien kon worden. De non-research van Fasseur was voor mij de directe aanleiding een boek te schrijven dat in 2011 als Bernhard Zakenprins. Illegale Wapenhandel, louche zakenlieden en dubieuze bankiers verscheen.

Ik ben, zoals gezegd, op het verzoek van de advocaat ingegaan en heb een beoordeling van Juliana & Bernhard op papier gezet. Fasseur vindt dat ‘oncollegiaal’  en in zijn ogen heb ik daarbij een grens overschreden ‘die je niet zou moeten willen overschrijden’. De Volkskrant : ‘Bent u echt zo kwetsbaar?’ Fasseur:  ‘Nou, ik weet niet of je het kwetsbaar moet noemen. Maar soms betreur ik het dat ik niet twee meter lang ben. En oud-karatekampioen.’

Cees ‘Karate’ Fasseur roept wel vaker wat. Zoals destijds bij de verschijning van mijn boek Leonie dat hem niet lekker zat omdat er wat over prins Bernhard instond, wat hem niet beviel. Niet dat hij het boek had gelezen, maar hij had er wel over gehoord, vertelde hij in een interview. Hij adviseerde de prins mij subiet voor de rechter te slepen. Over oncollegiaal gedrag gesproken. En puur afgaande op geruchten want het boek had hij niet gelezen. Eigenlijk raar dat zo’n type nog enig aanzien geniet in historisch Nederland.

Fasseur tiert lekker voort in de Volkskrant: ‘Fair play, hè, daar gaat het om. Het kan me ontzettend boos maken als ik van die valse verhalen hoor over kennis die ik heb achtergehouden.’ Aldus ‘Karate’ Cees. Vervolgens klaagt hij:  ‘De verhalen van Aalders, om een bekend voorbeeld te noemen. Dan denk ik: gewoon niet eerlijk. Vermoedens, geruchten, loze beweringen en dat dan zo’n beetje aan elkaar schrijven – dat is de werkwijze-Aalders.’

Fasseur is nooit met één concreet bewijs gekomen voor wat hij mij in de schoenen schuift. Geen fair play dus en al helemaal niet collegiaal. De getergde Oranjehagiograaf roept maar wat. Je zult als beschuldigde maar voor zo`n rechter staan, want dat was ook een functie die hij bekleedde.
Ik zeg en schrijf ook wel eens wat over Karate Cees, maar nooit zonder mijn kritiek te onderbouwen. In Niets was wat het leek zijn daarvan tal van voorbeelden  te vinden. Net als in mijn kritiek op Fasseurs gelegenheidswerkje Een Dame van IJzer.

Historicus Coen Hilbrink vond dat de aanval van Cees Fasseur niet onbesproken mocht blijven en schreef een commentaar in de Volkskrant.

Dat liet Karate Cees niet over zijn kant gaan. Met kritiek kan hij moeilijk omgaan en dus moest Hilbrink het ontgelden. Dat ontlokte op zijn beurt weer een reactie van mijn kant in de Volkskrant van 11 oktober:

Cees Fasseur kan niet tegen kritiek en aangezien ik een van zijn meest uitgesproken criticasters ben, moest ik het in de Volkskrant van zaterdag jl. ontgelden. Fasseur is woedend op mij en zijn emotionele uitspraken (‘soms betreur ik het dat ik niet twee meter lang ben. En oud-karatekampioen’) suggereren dat hij mij graag in elkaar zou willen slaan.

In zijn reactie op het stuk van Coen Hilbrink van 8 oktober (waar hij inhoudelijk wijselijk niet op ingaat), trekt hij welbewust een zin uit zijn verband om toch zijn gelijk te halen. Hij suggereert (net als zaterdag) dat ik mij spontaan bij de rechtbank heb aangeboden om tegen hem te getuigen. De door Fasseur geciteerde zin waaruit dat zou moeten blijken is afkomstig uit een brief van mij aan de advocaat van de familie Van Maasdijk. Die had mij namelijk verzocht een beoordeling te schrijven over Fasseurs boek, Juliana & Bernhard, waarin Gerrie van Maasdijk als een intrigant (of erger) wordt afgeschilderd.

Mr  Kaaks richtte dat verzoek tot mij omdat ik een boek had geschreven (Bernhard Zakenprins) als reactie op J&B van Fasseur, dat m.i. getuigde van onvolledig onderzoek. Op de vraag van mr Kaaks of ik bereid was mijn beoordeling voor de rechtbank toe te lichten, heb ik uiteraard ja gezegd. De foute voorstelling van zaken van ‘Karate Cees’ – als zou ik mij oncollegiaal en spontaan bij de rechtbank hebben aangeboden – hoop ik hiermee te hebben rechtgezet.
Mijn brief is na te lezen op https://www.gerardaalders.nl/2014/10/verklaring.html

Boeken