Berichten

Majesteitschennis. Een terugblik

Majesteitschennis bestaat al duizenden jaren. In het antieke Romeinse recht stond het bekend als crimen laesae maiestatis.  In de tijd van de Romeinse republiek (circa 500-27 voor Christus) stelde een wet (lex maiestatis) de aantasting van de maiestas (hoogheid of soevereiniteit) strafbaar met de bedoeling het staatshoofd en de overheid te beschermen. Aanvankelijk was de wet zeker niet bedoeld om het staatshoofd en de overheid in bescherming te nemen. Dat veranderde pas in de eerste eeuw van onze jaartelling toen persoonlijke beledigingen van de keizer steeds meer als majesteitsschennis, zoals wij dat ervaren, werd opgevat. Door de eeuwen heen werden de straffen voor majesteitschennis draconischer. Er vloeide veel bloed. De afrekening van prins Maurits met Johan van Oldenbarnevelt, die in 1619 werd onthoofd, valt ook in de categorie majesteitsschennis.

Toen Nederland in 1813 Willem I als koning in de maag kreeg gesplitst was er nog geen wet die belediging van het staatshoofd strafbaar stelde. Wellicht was dat ook niet nodig. Zoals A.W.P. Weitzel, minister onder Willem III, eens stelde: ‘men kan in Nederland veel kwaad zeggen van Jezus Christus, van den Heiligen Geest, zelfs van den Goeden God, zonder dat iemand het u ernstig kwalijk neemt, maar het Huis van Oranje staat eenige sporten hoger in de openbare mening.’

De vrijheid van drukpers en meningsuiting ligt sinds 1848 in de Grondwet verankerd. Critici van het overheidsbeleid en de monarchie waren sindsdien in principe vrij om hun mening te geven zonder dat ze bang hoefden te zijn voor gevangenisstraf of boetes. Wel zette het ‘dagbladzegel’, een extreem zware belasting op kranten, al sinds 1812 een rem op kritische uitlatingen. Kranten waren alleen betaalbaar voor de rijke bovenlaag. Behalve een verkapte maatregel om kritiek op het regeringsbeleid en de koning (toen nog zo’n beetje een pot nat) te dempen voorkwam het dagbladzegel ook dat er nieuwe kranten werden opgericht. Pas in 1869 werd het dagbladzegel – zeer tegen de zin van Willem III – afgeschaft. Hij vreesde voor politiek gestook in de pers.

Vijf jaar cel
Willem I, zijn grootvader, moest ook al niets van een vrije pers hebben wat bleek uit zijn ‘drukperswetten’ uit 1829 en 1830 op grond waarvan de rechter critici van de monarchie voor maximaal vijf jaar achter de tralies kon zetten. De angst voor een vrije pers moet er goed in hebben gezeten bij de Oranjes want de drukperswetten kwamen immers nog eens bovenop het beruchte dagbladzegel. Willem I voerde de drukperswetten in omdat ongevraagde kritiek op zijn beleid hem ergerde.

Onder Willem II zijn tal van mensen op grond van de beide drukperswettenwetten veroordeeld. Het roepen van ‘weg met de koning, leve de republiek’ beschouwde de rechter als smadend en honend voor de koning, net als de bewering in kranten dat de regering zich niet aan de grondwet hield.

Sinds 1881 kon de rechter belediging van de majesteit veroordelen op grond van 111, 112 en 113 van het Wetboek van Strafrecht. Op ‘opzettelijke belediging’ van de koning stond – net als onder de drukperswetten – een maximale gevangenisstraf van vijf jaar. Het beledigen van ’s konings echtgenoot, zijn troonopvolger of diens echtgenote kon iemand volgens artikel 112 voor vier jaar in de cel doen belanden. Belediging in geschrifte of door afbeeldingen (spotprenten) werd volgens artikel 113 bestraft met een jaar achter de tralies. Voor alle drie de categorieën konden ook boetes worden opgelegd. Pas in 2020 verdwenen artikel 111 t/m 113 uit het strafrecht. Majesteitsschennis is nog steeds strafbaar maar wordt nu gelijkgesteld met belediging van een ambtenaar in functie.

Uitbuitingspiramide
Veel van wat destijds als majesteitsschennis werd opgevat (en door de rechter als zodanig veroordeeld), vond zijn oorsprong in armoede, werkloosheid, honger en de belabberde  sociale omstandigheden waarin het gros van de Nederlandse bevolking leefde. De weelde waarin de koning en zijn familie baadde, was voor de opkomende socialistische beweging een steen des aanstoots. Duur én overbodig. De koning stond aan de top van wat als een uitbuitingspiramide werd beschouwd. Hij fungeerde als een sociale bliksemafleider die nodig was om het volk zand in de ogen te strooien. De monarch moest het incapabele bestuur van de ministers buiten zicht houden.

Het verlichte despotisme van Willem I en II bood weinig uitzicht op verbeteringen. Kritiek leveren op maatschappelijke misstanden (niet zelden ‘majesteitsschennis’ in de ogen van de overheid) was echter lastig bij gebrek aan geschikte media. Steeds weer werd ‘majesteitsschennis’ gebruikt voor het onderdrukken van kritiek, die de autoriteiten dan voor het gemak definieerden als hoon, smaad of laster jegens de koning. Het was vooral een instrument om de linkse oppositie, die ook nog eens anti-monarchistisch was, de mond te snoeren. Ook Vrouwe Justitia koesterde een uitgesproken afkeer van politiek links. Om vervolging te voorkomen, vermeden critici vaak om de koning expliciet te noemen. Maar het was altijd glashelder wie ze op de korrel namen, ook al gebruikten ze gefingeerde namen.

Asmodée
Jan de Vries mag met recht een kwelgeest van de monarchie en de toenmalige regeringen worden genoemd. Zijn stukken waren in de eerste plaats sociaal bewogen. Bij zijn vele veroordelingen van sociale en politieke misstanden doopte hij zijn pen gretig in de meest giftige inkt. Tegen de monarchie trok hij van leer als een instituut dat faalde en dat bovendien een sta-in-de-weg was voor de democratie. Op 3 mei 1854 kwam het eerste nummer uit van zijn weekblad Asmodée, dat met kennelijk genoegen de grenzen opzocht van wat de overheid wilde tolereren. De Vries had toen al een aantal kritische pamfletten onder het pseudoniem ‘Asmodée’ op zijn naam staan. Een dag na de publicatie van de eerste Asmodée kwam de politie hem arresteren; niet vanwege dat nummer maar voor de publicatie van een pamflet dat de woede van de koning had gewekt.

De Vries voerde zijn eigen verdediging en citeerde voor de rechtbank een stuk uit zijn gewraakte pamflet Standbeeld in een zak waarin de lezer van toen moeiteloos de weduwe van Willem II en diens zoon koning Willem III herkende. De Vries beweerde niet te snappen dat de rechters in de grove, onbehouwen, slechtgemanierde man uit zijn pamflet koning Willem III zagen. Hij stond paf. Zagen de rechters hun koning echt als een ‘ruw, onbeschaamd, liederlijk’ mens? Schande! Majesteitsschennis zelfs. De Vries kreeg drie jaar cel, ging in hoger beroep, verloor en vluchtte naar België.

Lege kolommen
De bekendste majesteitsschender uit die tijd was ongetwijfeld Domela Nieuwenhuis, socialist en hoofdredacteur van Recht voor allen. Tijdens zijn vele lezingen in het land ageerde Domela Nieuwenhuis standaard tegen een of meerdere van de ‘vijf K’s’ die zijn weerzin opwekten: Kapitaal, Kazerne, Kerk, Kroeg en Koning. Zijn blad was ook uiterst kritisch op de pers die het volk voortdurend aanspoorde openlijk hun ontembare Oranjeliefde te belijden. Waarom moest het volk weten dat de koning jonge vogeltjes had gekocht en graag lange wandelingen maakte, in blakende gezondheid verkeerde, maar niettemin ‘toch ieder jaar tot herstel van die blakende (?) gezondheid een lange kuur in een buitenlandsche badplaats doet’. Onze huidige koning neemt gemiddeld vijftien weken vakantie per jaar maar moet in deze voorvader zijn absolute meerdere erkennen. Er volgde nog een reeks voorbeelden waarna de krant concludeerde dat het ‘slechts zinnelooze en zoutelooze berichten [zijn] omtrent handelingen van Z.M. die noch eerbied, noch toewijding, noch eenige geestdrift kunnen uitlokken voor iemand die zo weinig van zijn baantje maakt’. De zinsnede van ‘het baantje’ leverde Domela een jaar gevangenis op. Het was volgens de rechter  ‘boosaardig en openbaar smaden, honen en lasteren van de persoon des konings’.

Het overlijden van Willem III (1890) bood Recht voor allen een nieuwe kans: ‘Het leven van koning Willem III den Groote, in al deszelfs hooge betekenis voor het Volk geschetst’. Het stuk bestond alleen uit een kop, de kolom eronder was leeg. Niets te melden. Er onder stond: ‘Vervolg hiernamaals.’

Het pamflet Uit het leven van koning Gorilla, waarin een Willem III als een liederlijk mens wordt neergezet is zo bekend dat ik het hier alleen maar noem. Niemand werd er trouwens voor vervolgd. Vermoedelijk omdat een handige advocaat op veel dingen had kunnen wijzen die gewoon  niet ontkend konden worden. Een rechtszaak zou een te groot risico zijn.

Alexander Cohen, corrector bij Recht voor allen, werd wel vervolgd vanwege Gorilla. Toen het rijtuig van de koning hem in Den Haag passeerde (september, 1887), riep hij: ‘Leve Domela Nieuwenhuis! Leve het socialisme! Weg met Gorilla!’ Hij werd subiet voor de rechter gesleept. Cohen voerde zijn eigen spitsvondige en zonder meer hilarische verdediging. Zo zei hij: ‘De schrille tegenstelling tusschen dien ellendigen Gorilla, en onzen grijzen, voortreffelijken vorst schoot me plotseling in de gedachte toen ik de eer had Z.M. te aanschouwen en deed me uitroepen ‘weg met Gorilla!’ (selbstverständlich op den koning in ’t bewuste boekje doelende), en juist wilde ik verder uiting geven aan ’t gevoel dat me bezielde, door uit volle borst te juichen: ‘Leve Willem III!’ Dat ging echter niet meer want toen was hij  al door agenten gevloerd. Cohen kreeg een half jaar cel en vluchtte naar het buitenland. Het liep overigens slecht met hem af: Cohen stierf als overtuigd monarchist.

Acrobaten
In augustus 1892 verscheen het eerste nummer van het ‘humoristisch satiriek weekblad’ De Roode Duivel. In het vignet van zijn blad prijkte: ‘Ontmaskering! Geen Genade!’ Later voegde hoofdredacteur Louis Maximiliaan Hermans daar nog aan toe: ‘tegen troon!, tegen beurs!, tegen altaar!’ Volgens Hermans was alle leed in de samenleving aan die trits te danken. Als een stille uitdaging aan het OM stond Hermans’ adres pontificaal op de voorpagina. Het kwetsen, tarten, minachten en beledigen van koningin-moeder Emma en haar dochter Wilhelmina bereikte onder Hermans’ gedreven leiding superieure hoogtes.

Hermans heeft het verhaal de wereld ingebracht dat niet Willem III, maar jonkheer S.M.S. de Ranitz, adjudant en particulier secretaris van Willem III (en later van Emma), de biologische vader van Wilhelmina zou zijn. De koning zou door zijn veelvuldig bordeelbezoeken en buitenechtelijke contacten (destijds een publiek geheim) een geslachtsziekte hebben opgelopen, wat het hem – zo suggereerde Hermans – onmogelijk maakte nog kinderen te verwekken.

Herhaaldelijk duikt De Ranitz op in de kolommen van De Roode Duivel, vaak als ‘sjikkeretaris’, ‘Jonkheer van ‘t Rasphuis’ (of kortweg ‘Raspie’), en al in het eerste nummer als de ‘partikulier sekretaris’. Hermans noemde De Ranitz nooit bij naam, maar iedereen wist wie hij met ‘sjikkeretaris’ enzovoort bedoelde. Duidelijk was eveneens dat hij met de ‘Koningin van het Kikkerland’ koningin Emma bedoelde.

‘Een koningin ons welbekend,
Een moffen-weduwvrouw
Die gaf aan ‘t hof een heerlijk feest,
Na ‘t eindigen der rouw.

Haar man was dood, den ouden aap
Steeg op naar ‘s Hemels sfeer
En de koningin zag zich getroost,
Door een hooggeboren heer.

Zij had een kind, doch zoo men zei,
Was dat van d’ouwe niet
Nu zoo iets is aan menig hof
Zoo’n groot mirakel niet.’

In september 1895 ging Hermans volgens het O.M. over de schreef met een spotprent. Dat was opvallend want Hermans had zich vaak veel grover over het koningshuis uitgelaten dan in dat cartoon. Het OM besloot tot vervolging omdat Hermans Emma en haar dochter als acrobaten in dansrokjes had afgebeeld, met daaronder de tekst: ‘Gaat dat zien! Gaat dat zien! Eenig in geheel Nederland!’ Hermans ging een half jaar achter de tralies. Toen hij vrijkwam wachtte een menigte hem op om hem te huldigen.

Drank en branie
Dankzij mannen als De Vries, Domela Nieuwenhuis, Hermans en Cohen (de ruimte ontbreekt om hier de vele anderen te noemen) bloeide de majesteitsschennis in de laatste decennia van de negentiende eeuw welig. Daarna werd het een stuk minder. Met enige regelmaat werd proces-verbaal opgemaakt of een arrestatie verricht, maar het kwam zelden tot een veroordeling, ook omdat de voorvallen tamelijk onschuldig waren. Niet zelden was er drank en branie in het spel. Een enkele maal moest iemand voor enkele weken of maanden naar het cachot. Het linkse deel van de Tweede Kamer nam menigmaal fors stelling tegen de monarchie maar van de kant van de confessionelen en liberalen viel weinig kritiek te horen.
De SDAP nam in 1933 afscheid van haar republikeinse standpunt; de partij verzette zich althans niet langer tegen de monarchie als staatsvorm. Pas in de jaren zestig gaf Nieuw Links het oude streven weer kortstondig enige glans, maar onder de gevestigde Kamerleden vond het geen of nauwelijks weerklank. Het verzet van de communisten tegen de monarchie als staatsvorm hield stand tot 1937. Sindsdien had de vestiging van een republiek geen politieke prioriteit meer. Vechten tegen de bierkaai levert geen stemmen op.

Imaazje
In de jaren zestig, toen de Provobeweging opkwam en links weer opgang deed, nam de kritiek en ‘dus’ de majesteitsschennis weer toe. De befaamde Rookbom die het zicht op de huwelijksrijtoer van Beatrix en Claus door Amsterdam kortstondig belemmerde, was het beroemdste geval. De rechter veroordeelde het stel dat de bom had gegooid op grond van de vuurwerkwet. Niet wegens majesteitsschennis terwijl daar toch alle reden toe was. In de Provotijd nam het aantal gevallen sterk toe. In de vijf jaar vóór de opkomst van Provo (1960 tot en met 1964) kreeg het OM te maken met in totaal twintig zaken, waarvan er vijf werden berecht. In de vijf jaar na de opkomst van Provo (1965-1969) steeg het aantal geregistreerde gevallen naar 74. Daarvan werden er 58 geseponeerd. In 1969 stond het aantal zaken alweer ongeveer gelijk aan de tijd van voor Provo: drie berechtingen en vier sepots. De maximumstraf van vijf jaar heeft de rechter sinds de invoering van straffen in 1881 nooit uitgedeeld. Een van de vaste medewerkers van dit blad roerde zich ook: Roel van Duijn werd preventief gearresteerd omdat het vermoeden bestond dat hij van plan was majesteitsschennis te plegen. Toen hij met een vriendin, Carla, door de Kalverstraat liep kregen ze plotseling prinses Beatrix in het vizier. ‘Dat is Beatrix!’ riep Carla. Van Duijn: ‘Dus ze bestaat werkelijk! Ik heb altijd gedacht dat ze maar een imaazje was.’ Nee dus.‘Een paar minuten later beseften we dat we een provokatiemogelijkheid van een presenteerblaadje hadden laten vallen. We liepen haastig de Kalverstraat door, maar de prinses was gevlogen. Toch was de kans op een weliswaar secundairprovokatie nog niet verkeken.’
Van Duijn zag een auto met een AA-nummerbord staan en besloot Beatrix op te wachten om haar een ‘eksemplaar’ van de door Provo opgestelde Troonrede aan te bieden. Zover kwam het niet. Een overvalwagen voerde Roel af naar het bureau Warmoesstraat. Na een uur in een cel te hebben gezeten mocht hij zonder enige vorm van verklaring of excuus vertrekken. Als de politie je preventief van de straat plukt wordt je als provo het plegen van majesteitsschennis bijna onmogelijk gemaakt.

Hoer
In het Juliana-tijdperk (1948-1980) hebben de autoriteiten meer dan honderd keer actie ondernomen op grond van artikel 111-113. Slechts een daarvan leidde tot een veroordeling. Circa 85 van die gevallen speelden zich af in de woelige jaren zestig. De periode Beatrix (1980-2013) was daarentegen uitgesproken majesteitsschennisluw. In 2007 seponeerde het Openbaar Ministerie een zaak tegen een jonge journaliste die over de Dam paradeerde in een T-shirt met de tekst: ‘Beatrix is een hoer’. Ze wilde een discussie met het publiek uitlokken. Het OM stuurde haar ongestraft naar huis. Kort daarvoor – het was de aanleiding voor de ‘provocatie’ van het internetblad Spunk – had de Amsterdamse politierechter een man tot vierhonderd euro boete veroordeeld omdat hij ‘de koningin van Nederland’ voor hoer had uitgemaakt. Ook had hij gezegd anale seks met haar te willen hebben. Het een is niet erger dan het ander, zou je zeggen, maar het verschil was (vermoedelijk) dat de journaliste toegang had tot de media. Daar werd kennelijk rekening mee gehouden.
Dat bleek ook toen Hans Teeuwen in een cabaretvoorstelling beweerde anale seks met de koningin te hebben gehad. Daar had hij dorst van gekregen: ‘Majesteit, ga eens bier halen!’ Op zulke momenten was Beatrix – ‘een geile slet’ volgens Teeuwen – ‘ook mijn koningin’. Kennelijk bang voor taferelen in de rechtszaal ging het OM niet tot actie over. Ook Sander van de Pavert is met zijn LuckyTV nooit voor de rechter gesleurd. Te bekend.

Majesteitsschennis en willekeur zijn altijd onverbrekelijk met elkaar verbonden geweest. Met recht had het weinig te maken.

Dit artikel verscheen eerder in De Republikein, september 2024

Het cartoon is van Ruben L. Oppenheimer, gepubliceerd op X, 14-06-2016

Persbericht.

 

Bernhard ontliep zijn straf in het Lockheed schandaal en gooide in een dronken bui Juliana in het zwembad.  Uit peilingen blijkt dat de populariteit van het koningshuis steeds meer afneemt. Gerard Aalders onderzoekt aan de hand van rationele argumenten of de monarchie nog toekomst heeft. Monarchisten zien het koningshuis als de verbindende factor die Nederland bijeen houdt en wij, burgers, zouden ons kunnen spiegelen aan hun normen en waarden. Aan de hand van voorbeelden concludeert Aalders dat voor die aannames geen basis is. De geschiedenis van de Oranjes was door de eeuwen heen een aaneenschakeling van schandalen. Aan wetten en normen hielden (en houden) ze zich niet.

Aalders beperkt zich niet tot de Oranjes maar analyseert ook buitenlandse koningshuizen en concludeert dat ook daar wangedrag, corruptie en zelfverrijking zeker niet ongewoon zijn.    

Als het koningshuis het verbindend element in de samenleving zou zijn hoe verklaar je dan dat koning Willem I er binnen 15 jaar in slaagde de helft van zijn koninkrijk (het huidige België) te verliezen? Tegelijkertijd voerde hij Nederland naar de rand van de financiële afgrond. Maar de Oranjes die Willem I opvolgden blonken evenmin uit als ‘Verbinders’ of als hoeders van normen en waarden.

Juliana kon ministers zulke rare verzoeken doen dat je je kunt afvragen of ze wel als koningin kon functioneren. Ze wilde bijvoorbeeld met wichelroedes naar olie laten zoeken. Juliana dreigde herhaaldelijk welbewust met aftreden om haar eigen zin door te drijven. Haar voorgangers (en opvolgers Beatrix en Willem-Alexander) deden dat trouwens ook  in de wetenschap dat een ‘koningscrisis’ een probaat middel is om de ministers in een houdgreep te nemen. Wetten worden bijgebogen om de Oranjes een plezier te doen en als dat niet toereikend is worden constructies verzonnen om het de koning naar de zin te maken. Om die reden zat de Nederlands-Argentijns piloot Julius Poch acht jaar lang onschuldig vast in een Argentijnse gevangenis.

En in hoeverre zijn de staatsbezoeken nuttig? Ze kosten handenvol geld. Voor de stelling dat ze onze handel jaarlijks miljarden euro’s opleveren is geen snipper bewijs. Het nut van hun vele werkbezoeken is al even discutabel. Ze dienen om de koning te informeren wat er in de maatschappij leeft, maar hij laat herhaaldelijk zien dat hij geen benul heeft hoe de samenleving functioneert. In de coronatijd werd dat pijnlijk duidelijk.

Uit peilingen blijkt dat de laatste jaren de populariteit van ons koningshuis gestaag afneemt. De populairste Oranjes waren import en hadden geen spatje Oranjebloed. De flamboyante Máxima scoort in de peilingen aanzienlijk hoger dan haar houterige echtgenoot Willem-Alexander.

Máxima kan de ontbinding wellicht vertragen maar niet stoppen.

De bezwaren tegen de monarchie treden steeds duidelijker aan het licht. Een peperdure poppenkast waarvan de kosten over zoveel mogelijk ministeries worden verdeeld om ze minder opvallend te maken. Het belang van het Oranjehuis staat steevast voorop en de leden voelen zich verheven boven de wet. Maar het grootste bezwaar is echter dat erfopvolging strijdig is met de beginselen van de democratie. Het hart van ons staatsbestel is een blinde vlek. We mogen niet weten hoe de koning functioneert en hij draagt geen verantwoordelijkheid voor wat hij doet. Als de koning een crisis veroorzaakt  moet de minister-president de verantwoording nemen.

De Nederlandse monarchie heeft veel overeenkomsten met andere Europese koninkrijken. Zo liet koningin Elisabeth in meer dan 1000 wetten ingrijpen om er zelf beter van te worden. Tegen koning Charles loopt een corruptieonderzoek. De Spaanse koning Juan Carlos liet zich met tientallen miljoen euro’s omkopen en lapte alle normen en waarden aan zijn laars. De woede onder het Spaanse volk was zo groot dat hij besloot naar Abu Dhabi te emigreren. Tegen hem loopt ook een corruptieonderzoek.

Gerard Aalders is historicus en schrijver. Gedurende zeventien jaar was hij onderzoeker bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) en publiceerde onder meer over de nazi-roof in Nederland. Hij schreef diverse boeken over de Bilderbergconferenties, economische oorlogvoering, inlichtingendiensten, kartels en majesteitsschennis. Zijn boeken Wilhelmina, fictie en werkelijkheid, Bernhard, alles was anders en Oranje Zwartboek (nu in de 12e druk!) werden bestsellers.

Technische gegevens De toekomst van Oranje:

Formaat:             15 x 23 cm, paperback

Omvang:             ca. 300 pagina’s

ISBN:                    97890 8975 0914

Prijs:                     € 24,99

Voor meer informatie of een recensie-exemplaar:

Odette Lafère

Odette.Lafere@medialaferes.nl

Tel +31(0)575563628 / Tmob +31(0)651273679

 

Betrokken op vakantie.

Kom een Oranje niet aan zijn vakantie want die is heilig. Vakantievieren is een familietraditie waaraan niet getornd mag worden. Vanwege de ministeriële verantwoordelijkheid mogen we niet weten of ze adviezen opvolgen of in de wind slaan, maar het ziet er naar uit dat ze gewoon doen waar ze zin in hebben.

Koning Willem III was al met het vakantievirus behept. Toen een kabinet viel en zijn handtekening benodigd was voor het ontslag van ministers, was de koning spoorloos. Hij werd uiteindelijk opgespoord in Montreux, maar hij weigerde terug te keren en zei de zaak in beraad te houden. Toen zijn zoon, kroonprins Alexander, overleed verbeeld hij in een Duits kuuroord. Hij weigerde direct terug te komen. Dat had geen zin, die jongen was immers toch al dood.

Koningin Wilhelmina vierde vakantie in Zwitserland toen het bericht haar bereikte dat het kabinet had besloten een vluchtelingenkamp voor joden op de Veluwe in te richten. In haar achtertuin nota bene. Ze kwam niet terug maar schreef een brief op poten die tot gevolg had dat het kamp bij Westerbork verrees. In haar biografie Eenzaam maar niet alleen denk je soms dat ze meer op vakantie was dan aan het werk, wat overigens niet slecht zou zijn geweest voor het landsbelang.

Prins Bernhard nam zijn maîtresse Ann Orr Lewis gezellig mee op gezinsvakanties naar de wintersport. Juliana, (‘Mammie’) vond dat zó leuk vertelde Bernhard eens tegen de Volkskrant, maar die opmerking kunnen we rustig toevoegen aan zijn enorme verzameling fantasieverhalen. Toen onvoorziene gebeurtenissen enkele vakanties van Beatrix dreigden te torpederen maakte ze het zo bont dat de vergelijking met een verwend kind zich opdringt.

In 2000 wilde ze op wintersport naar Oostenrijk waar juist een ultrarechtse regering was aangetreden. Zeventien landen van de Europese Unie hadden daarop een diplomatieke boycot tegen Oostenrijk aangekondigd. Van het dringende advies van minister-president Wim Kok niet  te gaan, trok Hare Majesteit zich niets aan. Ze maakte zelf wel uit wat kon of wat niet kon. Ze beweerde weliswaar altijd, dus 24 uur per dag, koningin te zijn, maar dat was nu even niet aan de orde. Haar vakantie was namelijk voor deze ene keer als strikt privé te beschouwen. Ze ging.

In 1999 trad de Maas buiten zijn oevers en kwamen delen van Limburg blank te staan. Het kabinet wilde dat Beatrix de ondergelopen gebieden zou bezoeken; het journaal zou het bezoek van de betrokken koningin uitgebreid in beeld brengen. Beeldvorming is tenslotte alles. Maar Beatrix had er geen zin in want uitgerekend op die dag zou ze vertrekken naar haar vakantieverblijf in Italië. Er is behoorlijk druk uitgeoefend om haar reis een paar uurtjes uit te stellen. Haar vakantie een dagje later te laten ingaan bleek onbespreekbaar.

Het moet gezegd dat Beatrix zich zonder problemen naar de vliegramp in de Bijlmer (oktober 1992) en de vuurwerkramp in Enschede (mei 2000) begaf om zich professioneel ‘geschokt’ te tonen. Er stonden geen vakanties gepland.

Bij Willem-Alexander gaat het niet anders. Zijn reisje naar Griekenland in coronatijd kent iedereen. Op 15 juli 2021 kon hij pas na de grootst mogelijke moeite worden overgehaald het door hevige regens getroffen Limburg te bezoeken. Steden en dorpen stonden blank. Maar ja, het bezoek aan Valkenburg stond zijn vakantie, de daaropvolgende dag, vervelend in de weg. Op de avond van diezelfde dag stond Nederland op zijn kop vanwege de moordaanslag op Peter R. de Vries. De koning zou als staatshoofd toch moeten bedenken dat uitstel van vakantie dan voor de hand ligt. Maar Willem-Alexander ziet slechts een boze buitenwereld die zijn vakantie wil dwarsbomen. Uiteindelijk ging hij toch naar Limburg, maar de tegenzin droop er af.

Eerder op de dag had hij met de waarnemend Commissaris van de koning in Limburg Johan Remkes gebeld om zijn steun te betuigen. Vermoedelijk heeft Remkes hem op het hart gedrukt zich te laten zien in het rampgebied. Dat drong maar moeizaam door want pas tegen de avond verschenen hij en Máxima in Valkenburg met gezichten die een immens medeleven moesten suggereerden. Limburg trapte er niet in en hij kreeg veel kritiek. Willem trok zich daar, een dag later en veilig ver weg in zijn Grieks vakantieparadijs, niets van aan.

Vakantie en onvoorziene gebeurtenissen; het is alsof de duvel ermee speelt. Toen Willem-Alexander in februari 2022 met skivakantie ging, brak de oorlog in Oekraïne uit. Als een acute crisis van dat kaliber uitbreekt hoor je als staatshoofd niet met vakantie te gaan. Maar ja, die is natuurlijk wél heilig. Dus pakte hij het regeringsvliegtuig en vloog naar Oostenrijk. Niet dat thuisblijven praktisch wat zou hebben uitgemaakt maar hij gaf met zijn vertrek een verkeerd signaal: niet betrokken. Op de site van het koninklijk huis betuigden hij en Máxima wel hun intense papieren medeleven:

‘Ons hart gaat uit naar de bevolking van Oekraïne en naar alle getroffenen door het geweld. Wij leven intens mee met de mensen daar en met de Oekraïense gemeenschap in Nederland, die in angst verkeert om het lot van familie en vrienden.’ Vanuit Lech. Proost!

Toen de vakantie erop zat besloot Willem-Alexander te laten zien hoe betrokken hij wel niet was en nodigde een groepje mensen van de Oekraïense gemeenschap in Nederland uit te komen praten over de situatie in hun land. De koning en de koningin waren ‘ontroerd’ door de ontmoeting en dat waren hun gasten eveneens. Het staatsbezoek aan Griekenland werd in verband met de oorlog wél probleemloos uitgesteld, maar toen stond er geen vakantie gepland.

Hoeveel weken vakantie heeft de koning, of liever gezegd neemt hij er per jaar? Als we de lege plekken in zijn publiek toegankelijke agenda bekijken komen we uit op een weekje of vijftien. Een paar maanden in de zomer, een kleine maand rond oud en nieuw, twee weken skivakantie in Lech en dan nog eens een paar weekjes rond Pasen. Daar staat tegenover dat hij in theorie als staatshoofd permanent in functie is, maar dat is puur symbolisch. Verantwoordelijkheid draagt hij niet; die ligt bij de minister-president die ook permanent in functie is en die voor zichzelf én de koning verantwoordelijkheid draagt.

Hij tekent tijdens de vakantie wel dringende stukken (op zijn iPad), maar dat zal hem weinig tijd kosten. Hij hoeft ze niet te lezen. Er zit altijd een korte samenvatting bij. Die kan hij lezen of gewoon overslaan. Hij zou het signeren zelfs even tussendoor op zijn speedboot kunnen doen. Als Máxima even het stuur overneemt is het binnen een paar minuten gepiept. Maar wie weet beschikt zijn bootje van twee miljoen over een automatische piloot. En een volautomatische signeerapp. Willem-Alexander is de vakantiekoning bij uitstek.

Dit stukje is ook gepubliceerd in De Republikein, nummer 1, maart 2023

Het is een fabel dat een kroonprins(es) de troon niet zou kunnen weigeren. Ze worden alleen geacht dat niet te doen. Koning Willem III (Gorilla) weigerde aanvankelijk maar draaide snel bij. Zijn beide zoons hadden er evenmin zin maar kregen door hun vroegtijdig overlijden niet de kans te bewijzen dat ze standvastig in hun opvatting waren.

Omdat Willem terecht twijfelde aan de ambities van zijn beide zoons had hij zich uit voorzorg een 40 jaar jonger bruidje aangeschaft die deed wat van haar verlangd werd: baren.

Willem zag het koningschap aanvankelijk helemaal niet zitten. De Grondwetwijzigingen hadden de macht van de koning naar zijn smaak te veel ingeperkt. Toen zijn vader op 17 maart 1849 vrij plotseling in Tilburg overleed, verbleef hij al een aantal maanden in Engeland om Britse instellingen te bestuderen.

Dat was althans de officiële smoes. Volgens zijn echtgenote was de ware reden dat zijn maîtresse naar Engeland was vertrokken. Ze zou zwanger van hem zijn. Dat Willem smoorverliefd was op Louise-Rose Rouvroy, van beroep operazangeres, staat vast en dat hij haar heeft bezwangerd ook. Uit een brief aan Louise zou je haast denken dat God haar zwanger had gemaakt en niet Willem zelf:  ‘als het Opperwezen in zijn oneindige wijsheid en goedheid heeft gewild dat je moeder zult zijn, nu hij in jou de kiem heeft geplant waardoor je het zult worden (…)’.

In dezelfde brief schreef hij dat hij zich met haar in Frankrijk op een klein landgoed wilde vestigen én dat hij het vaste voornemen af te zien van het koningschap.

Willem haatte ministers en met de beide Kamers wilde hij niets te maken hebben. Minister L.A. Lightenvelt verdacht Willem ervan dat zijn afkeer van het koningschap gespeeld was en alleen diende ‘om zijn schaamteloze vrijheidsdrang te maskeren die maakt dat hij zich nergens iets aan gelegen laat liggen’. Iedereen kon wat Willem betreft dus de pot op. Waarom? Seks. Volgens  Lightenvelt was ‘de seksualiteit (…) van grote betekenis voor zijn verlangen naar vrijheid.’

Er is heel wat bidden en smeken aan te pas gekomen voordat hij zich als koning liet installeren. Kennelijk trokken de aan het koningschap verbonden privileges en financiële toelages hem toch over de streep.

Kroonprins Willem (roepnaam ‘Wiwill’) had zich in Parijs gevestigd. Met zijn vader kon hij het – zoals de meesten – niet vinden. In Parijs leefde hij als God in Frankrijk. Hij zoop, was een graag gezien gast in cafés en bordelen en omringde zich met foute vrienden en klaplopers. De Parijse schandaalpers had moeite zijn uitspattingen, feesten en avontuurtjes bij te houden.

Contact met Nederland had hij nauwelijks, behalve dan dat hij zijn riante kroonprinsenuitkering van 100.000 gulden welwillend incasseerde. Niets wees erop dat hij de troon ambieerde, maar hoe het echt zat zullen we nooit weten want hij overleed op 11 juni 1879 aan een ‘borstaandoening’.

Le Figaro noteerde: ‘Met de prins van Oranje verdwijnt een van de merkwaardigste verschijnselen van Parijs.’ Wiwill was volgens de krant ‘een van de meest Parijse figuren geworden die het asfalt de laatste twintig jaar hebben gesierd.’

De nieuwe kroonprins Alexander was ziek, depressief en mensenschuw. Voor vrouwen had hij geen belangstelling, wat toch van een kroonprins – vanwege de opvolging – verwacht mag worden. Continuering van de monarchie heeft immers altijd de hoogste prioritiet.

Op enige belangstelling voor de troon heeft niemand hem kunnen betrappen.  Met zijn vader kon hij hij het evenmin vinden als zijn overleden broer Wiwill. Toen Alexander in 1884 overleed, zag zijn vader geen reden – hij zat weer eens in een Duits kuuroord – om direct naar huis terug te keren. Waarom zich haasten? Alexander was immers toch al dood. Pas drie weken later kwam hij terug.

Alexander stierf kinderloos, nog maar 32 jaar oud. Zijn halfzusje Wilhelmina was nu de eerste in de lijn van troonopvolging. Of zij wel geschikt was voor haar taak is – wat mij betreft – geen uitgemaakte zaak, maar ze heeft er zich in ieder geval niet tegen verzet.

Koning Willem III bakte niet veel van zijn koningschap. Wiwill en Alexander zouden dat vermoedelijk ook niet hebben gedaan, maar omdat beiden voortijdig stierven blijft het speculeren.

Het koningschap weigeren is niet verboden. Wel onwenselijk. Een kroonprins wordt automatisch koning als de zittende koning aftreedt of overlijdt. Hij kan weigeren zich te laten inhuldigen. Als het zover mocht komen, voorziet de Grondwet in de opvolging.

Als Amalia een echtgenoot zou kiezen die om wat voor reden dan ook slecht valt bij het parlement is ze er ook vanaf. Tenminste als de Kamer weigert toestemming te geven voor het huwelijk want dat moet bij wet.

Wegens haar moeder heeft Amalia recht op de Argentijnse nationaliteit. Als ze zou aannemen na haar achttiende vervalt haar Nederlanderschap en kan ze geen koningin zijn.

Het huidige gezeur over het niet kunnen weigeren van het koningschap is dus absurd. De monarchie trouwens ook.

 

Graag meer achtergronden bij het nieuws

Zowel de Volkskrant als de NRC hebben uitgebreid geschreven over de vondst van Beatrice de Graaf in Duitse archieven. Op grond van haar onderzoek komt De Graaf tot de conclusie dat Wilhelmina van de komst van keizer Wilhelm II op de hoogte moet zijn geweest en dat de Nederlandse koningin persoonlijk achter zijn asielverlening in 1918 heeft gezeten. Ik denk dat mevrouw De Graaf daarin volkomen gelijk heeft. Maar waarom plaatsen kranten zulk nieuws niet in een breder kader?

Historicus Piet Hagen trok die conclusie al jaren geleden in zijn biografie van Pieter Jelles Troelstra Politicus uit Hartstocht (2011).
Troelstra, leider van de sociaaldemocraten, veronderstelde al in 1918, direct nadat de keizer de Nederlandse grens was gepasseerd, dat Wilhelmina ‘de keizer gastvrijheid had aangeboden’.

Troelstra was in de ochtend van 10 november 1918 door het Duitse gezantschap in Den Haag gebeld met de vraag hoe hij en zijn partij, de SDAP, dachten over asielverlening aan de keizer.
Hij had daar geen bezwaar tegen mits de keizer, net als alle andere militairen die onze grens
overstaken, direct werd geïnterneerd.
De keizer had daar uiteraard geen zin in. Het gezantschap heeft Troelstra er toen aan herinnerd dat koningin Wilhelmina al ‘gastvrijheid’ [had] aangeboden’.
Troelstra heeft er ook nog op gewezen dat de Duitsgezinde oud-generaal J.B. Van Heutsz, die bij Wilhelmina in een bijzonder goed blaadje stond, een dag voordat de keizer de Nederlandse grens passeerde, op diens hoofdkwartier in Spa (België) had geluncht.
De regering heeft later ontkend dat er toen over asiel was gesproken, maar Troelstra heeft altijd geweigerd – naar mijn mening volkomen terecht – dat te geloven.

Wilhelmina bewonderde generaal Van Heutsz vanwege zijn ‘pacificatie’ acties op Atjeh, dat deel uitmaakte van Nederlands Indië. ‘Pacificatie’ wilde zeggen: massamoorden plegen op de inheemse bevolking, die weigerde de Nederlandse koloniale heerschappij te aanvaarden. Dankzij die wandaden op Atjeh bracht hij het tot vertrouweling van Wilhelmina, die net als Van Heutsz pro-Duits was.

Het was dus oud nieuws wat de kranten in de afgelopen week brachten. Hoe Wilhelmina de keizer in haar autobiografische werk Eenzaam maar niet alleen heeft geportretteerd is evenmin nieuws, maar in dit verband toch wel aardig weer eens naar voren te halen. Over Hare Majesteit doen vele mythes de ronde. Ze hebben vrijwel allemaal gemeen dat Wilhelmina eruit oprijst als een heroïsche figuur die alles deed voor volk en vaderland en zichzelf het liefst wegcijferde.

In haar memoires schetst ze hoe Wilhelm II na de Duitse capitulatie tot haar afgrijzen naar Nederland vluchtte om asiel te vragen. Ze kon er maar niet over uit. Het was het laatste wat ze voor mogelijk had gehouden: een keizer die zijn volk in de steek laat. Dat deed je als monarch niet. En waarom? Alleen omdat hij voor zijn eigen leven had moeten vrezen als hij in Duitsland was gebleven.
De keizer was gevlucht, zo had ze vernomen, op aanraden van zijn directe ‘omgeving’.
Daarom moest Wilhelmina van Wilhelms ‘omgeving’ evenmin iets hebben. Die beschikte volgens haar niet over ‘staatsmanswijsheid’, om over moed nog maar te zwijgen. Ze schrijft in haar memoires (met cursiveringen):

‘Ik overdrijf niet, als ik zeg, dat het mij een week en misschien nog langer gekost heeft voor ik geloof kon hechten aan de ingekomen berichten, zó onwaarschijnlijk leek mij deze handelwijze. Verder zal ik over Wilhelm II niet spreken.’

Ze heeft hem, voor zover bekend, nooit gesproken of bezocht. Van uitlevering aan de oude tegenstanders van Duitsland, die de keizer wilden berechten wegens oorlogsmisdaden, kon echter geen sprake zijn. In het Verdrag van Versailles vraagt artikel 227 expliciet om uitlevering van Wilhelm door Nederland. Het heeft geleid tot aanzienlijke spanningen: Groot-Brittannië dreigde een tijdlang de diplomatieke betrekkingen met Den Haag te verbreken en Nederland de toegang tot de Volkenbond te ontzeggen. Dat alles dankzij onze koningin die van internationale betrekkingen niet het geringste benul had.

Cruciale papieren die met het asiel van Wilhelm hadden te maken, zijn vernietigd. Typisch Wilhelmina. Documenten die een smet op haar reputatie konden werpen, moesten worden verbrand. Ze heeft er, bij wijze van spreken, dagwerk aan gehad.

En haar eigen vlucht dan naar Engeland in mei 1940? Was dat dan niet vergelijkbaar? Gelukkig kon haar biograaf, wijlen Cees Fasseur, zijn lezertjes in dat opzicht geruststellen. Wilhelmina was gevlucht omdat het landsbelang dat eiste. Bij de keizer daarentegen hadden persoonlijke belangen de doorslag gegeven.

Hare Koninklijke Hoogheid Zelve heeft over haar vertrek naar Engeland geschreven dat ze zich ‘ten volle bewust’ was geweest ‘van de verbijsterende indruk, die haar vertrek thuis zou maken, maar waar het landsbelang dit meebracht, zag ik mij verplicht de smaad aan te durven van de schijn van gevlucht te zijn.’

Diep in haar hart echter was ze het liefst op de Grebbeberg gesneuveld:

‘Had de guerrilla tegen de valschermtroepen mij niet van de aanvang af alle verbinding met het strijdende leger afgesneden, zo had ik mij naar de strijdenden aan de Grebbe kunnen begeven om het lot van de krijgsman te delen en, zoals Willem III het uitdrukte: als de laatste man te vallen in de laatste loopgraaf. Ik wist dus, dat ook dat mij niet beschoren was.’

Arme majesteit. Werkelijk alles zat tegen.

Dinsdag 9 februari behandelde het actualiteitenprogramma Brandpunt met verve mijn boek over twee eeuwen majesteitsschennis.
Natuurlijk komt in 13 minuten zendtijd lang niet alles aan de orde, maar de kern van het boek – namelijk dat de wet op de majesteitsschennis buitengewoon willekeurig werd (en wordt) toegepast – kwam glashelder uit de verf. Bekende Nederlanders kunnen zich vrijwel alles veroorloven, maar Onbekende Nederlanders worden nog steeds getracteerd op forse boetes. De maximale geldboete is 20.250 euro, maar je kunt ook voor maximaal vijf jaar achter de tralies gaan. RTL Boulevard belichtte de kwestie vanuit een ander perspectief.
Frits Boer, sinds kort gepensioneerd als kinderpsychiater, maakte in zijn studententijd een grapje met een foto van een pin up die veel op prinses Beatrix leek.

 ‘Me vel is me vel’ op de plaat was een verwijzing naar Befehl ist Befehl, wat op zijn beurt weer sloeg op Claus van Amsberg, die tijdens de oorlog in de Duitse Wehrmacht had gediend. Boer kreeg twee weken gevangenisstraf en in hoger beroep zelfs drie. Het was iets totaal onschuldigs, maar hij kreeg er wel een strafblad voor. Dat dreigde zelfs nog even zijn carrière in gevaar te brengen.

Gerard Cox zong in 1966 ‘Arme ouwe, blijf maar zitten op je troon’. Een liedje over een beetje zielige Provo met een sterke moederbinding. De Provo in Cox zou koningin Juliana het liefst zo snel mogelijk willen zien vertrekken, maar ach, ze is zo aandoenlijk en ze lijkt zo op zijn eigen moeder. Toen op Prinsjesdag 1966  een aantal van zijn collega-provo’s lekker gingen rellen in Den Haag, bleef de ik-figuur thuis:

‘Niet dat ik pro-Oranje ben, ik haat de monarchie
Ik kan wel kotsen als ik Trix of Claus of Bernhard zie.’

Dan komt koningin Juliana aan de beurt die Cox dus zo aan zijn moeder doet denken:

‘En Juliaan is ook niet veel, dat geef ik dadelijk toe
Ze is volstrekt verwerpelijk, maar ze lijkt zo op me moe’

Dan zingt Cox begaan:

‘Arme ouwe, blijf maar zitten op je troon
Ach, wat zouden wij jou daar nou af gaan douwen
Blijf maar zitten, net als vroeger doodgewoon
arme arme arme ouwe.’

Cox zong deze tranentrekker tijdens een try-out in Tiel. Een deel van het publiek verliet woedend de zaal en een diender wachtte hem in de kleedkamer op. Hij kwam er als Bekende Nederlander met een waarschuwing vanaf, maar Frits Boer kreeg drie weken cel voor een gefotoshopte Beatrix look-a-like.

Het boek staat vol met volstrekt willekeurige ingrepen van het Openbaar Ministerie. Zo kreeg de befaamde socialist Domela Nieuwenhuis een jaar gevangenistraf omdat hij had gezegd dat Willem III – ook bekend onder zijn veelzeggende bijnaam ‘Koning Gorilla’ – ‘niet veel van zijn baantje had gemaakt’.
Het was de enige manier om hem aan te pakken, want formeel bestond er vrijheid van meningsuiting. De wet op de majesteitsschennis bood de autoriteiten gelegenheid om socialisten en ander gespuis  op te pakken.
Hun kritiek op de mensonterende sociale omstandigheden, de honger en de werkeloosheid was volkomen terecht. Maar de koning had een fors inbreng in het landsbestuur en als je daar kritiek op had, was dat  ‘hoon’ of ‘laster’ van Zijne Majesteit.

Bij het overlijden van Willem III zag Domela Nieuwenhuis zijn kans schoon. Inmiddels was hij een Bekende Nederlander. In zijn blad Recht voor allen schreef hij een artikel die alleen uit een kop bestond: ‘Het leven van koning Willem III den Groote, in al deszelfs hooge betekenis voor het Volk geschetst’. De kolommen eronder bleven blanco.
Treffender kon het leven van ‘iemand die zo weinig van zijn baantje’ had gemaakt niet worden geschetst, en vermoedelijk ook nauwelijks beledigender: het leven van ‘Willem den Groote’ als één grote leegte. Justitie liet hem ditmaal ongemoeid.

Tekenaar ‘Willem’, nog steeds actief als cartoonist voor het roemruchte Franse satirische blad Charlie Hebdo, tekende in september 1966 koningin Juliana als raamprostituee. De prent stond in God, Nederland en Oranje, het cartoonblad van de Provobeweging. Aanleiding was de verhoging van haar staatstoelage in een tijd van loonmatiging. Het prijskaartje dat voor Juliana’s peeskamertje hing, verwees naar haar jaarlijkse uitkering van 5,2 miljoen gulden. Holtrop werd vrijgesproken van majesteitsschennis, maar kreeg wel een boete van 250 gulden voor een cartoon in hetzelfde nummer van God, Nederland en Oranje; de rechter achtte die beledigend voor het openbaar gezag en de politie.
Een student die de ‘Provoklamatie’ van Holtrop in Leiden als pamflet had verspreid, kreeg zes weken celstraf. Peter Schat, zijn faam als componist was toen nog toekomstmuziek, kreeg tweehonderd gulden boete omdat de drukpers in de kelder van zijn huis stond.
Willekeuriger kan haast niet, al zijn de tijden sinds Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619) wel veranderd: de beul onthoofde de bejaarde staatsman (72) omdat hij prins Maurits had beledigd: majesteitsschennis dus. Maurits heeft de rechtsgang gemanipuleerd; bij een reguliere gang van zaken had hij geen schijn van kans gehad zijn tegenstander te laten ombrengen.

Weg met de koning! vertelt ook de geschiedenis van het huis van Oranje, hoewel de bloedlijn met stamvader Willem de Zwijger al sinds enkele eeuwen flinter- en flinterdun is. Op de keeper beschouwt zijn de prestaties van het Huis door de eeuwen heen lang niet altijd groots en meeslepend geweest. Integendeel. Wat nooit afnam was de liefde voor het Oranjehuis onder bepaalde delen van de bevolking, al dan niet gemanipuleerd. En dat veel slechtziende historici (verblind door een oranjewaas) het Huis eeuwenlang de hemel hebben ingeprezen, heeft ook zijn invloed gehad.

Als de wet op de majesteitsschennis één ding heeft bewezen, is dat hij afgeschaft moet worden. Omstreeks april zal D66 daartoe een voorstel indienen.

Welke halfgare in de krochten van het Openbaar Ministerie heeft besloten om een zwarte-pieten-activist die ‘fuck de koning, fuck de koningin’ riep te vervolgen voor majesteitsschennis? In België moet Koning Flip zelf aangifte doen als hij zich beledigd voelt, maar in Nederland gebeurt dat ‘ambtshalve’. Hoe dat in zijn werk gaat is volslagen onduidelijk. Het kan een overijverige, monarchistische ambtenaar op het OM zijn, of de minister van Justitie die een wit voetje wil halen bij het koningshuis, maar evengoed de koning zelf die (laat) weten dat wat hem betreft de maat vol is.

Niemand die het weet. Ik heb Beatrix er wel eens van verdacht dat als ze zich in haar koninklijke waardigheid gekwetst voelde dat via haar kabinet liet weten en het geval zo doorspeelde naar justitie. Te bewijzen valt het niet, maar kennelijk hadden sommige veroordelingen wel haar instemming. Zoals in het geval van de man die in 2010 een waxinelichthouder naar de Gouden Koets gooide.

Tijdens zijn roemruchte worp schold hij de inzittenden van de Koets luidkeels uit voor ‘landverraders’ en ‘nazi’s’. De man, bij wiens aanhouding volgens het OM vast stond dat hij geestelijk gestoord was, werd niet alleen veroordeeld voor het beledigen van de koningin, Willem-Alexander en Máxima, maar kreeg ook straf voor het beschadigen van de Gouden Koets en voor poging tot mishandeling van twee lakeien die ernaast liepen. In werkelijkheid liepen noch de lakeien noch de Koets een schrammetje op. In totaal zat de man ongeveer twee jaar vast. Een deel van de tijd in de extra beveiligde gevangenis in Vught. Daar sluit je normaal gesproken types op als Willem Holleeder.

De straf was buitenproportioneel – als hij inderdaad gestoord was hoorde hij in een inrichting thuis – maar Beatrix was het er blijkbaar mee eens. Een seintje van haar was voldoende geweest de man te laten gaan. Dat dit niet is gebeurd, zegt hoogstwaarschijnlijk iets over hoe Beatrix tegen dit geval van majesteitsschennis aankeek. Ik kan me overigens niet voorstellen dat Willem-Alexander er net zo over denkt als zijn moeder. Zijn adviseurs schijnen hem zelfs geadviseerd te hebben Luckytv geweldig te vinden, terwijl hij daar toch met enige regelmaat op een voor hem niet leuke wijze te kijk wordt gezet.

‘Majesteitsschennis’, de wet kent dat woord niet, maar spreekt van ‘hoon en laster’, is een archaïsche wet uit de voorvorige eeuw (1866). Koning Willem III, onder tijdgenoten beter bekend als ‘Koning Gorilla’, kon slecht tegen kritiek en dus kwam er een wet om criticasters op te sluiten of zwaar te beboeten. Er stond maximaal vijf jaar gevangenisstraf voor of een boete van driehonderd gulden. Dat is volgens het Wetboek van Strafrecht, artikel 111-113, waarin het beledigen van de majesteit en de toe te passen straf staat omschreven, nog steeds zo. De boete is met zijn tijd meegegaan: die is nu 20.250 euro maximaal.

Majesteitsschennis en het recht op vrije meningsuiting staan op gespannen voet met elkaar. In de tijd van Koning Gorilla bestond er recht op vrije meningsuiting maar dat werd in de ogen van de koning misbruikt en daarom kwam er in 1866 die speciale wet. Twee andere ‘perswetten’, uit 1829 en 1830 (de tijd van koning Willem I) hadden het bekritiseren van de koning ook al strafbaar gesteld, maar die boden de lange koninklijke tenen kennelijk toch te weinig bescherming. Willem II had betrekkelijk weinig last van majesteitsschennis. Dat kwam omdat hij biseksueel was. Een aantal journalisten die dat wisten chanteerden hem daarmee. De homoseksuele escapades van de getrouwde Willem mochten onder geen beding naar buiten komen, en daarom kocht hij zijn kwelgeesten af. Er waren tonnen aan zwijggeld mee gemoeid.

Willem III was een koning die eigenlijk nergens voor deugde, hoewel hij als hobby één aardig karaktertrekje had: hij bezocht graag slachtoffers van een watersnood. Voor een watersnoodje kon je Willem uit zijn bed halen.
Over zijn leven verscheen vlak voor zijn zeventigste verjaardag (1887) een boekje: Uit het leven van Koning Gorilla. Veel van wat erin stond was waar: de koning zoop, beledigde, schoffeerde, bezocht de laagste bordelen, martelde dieren en zo nu en dan schiep hij er behagen in zijn vorstelijk lid aan den volke te tonen, want hij was ook een potloodventer. De auteur(s) van het schotschrift konden om uiteenlopende redenen niet worden vervolgd, maar indirect koelde de koning zijn woede op de voorman van de socialisten Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Hij was hoofdredacteur van Recht voor allen waarin ‘Koning Gorilla’ regelmatig figureerde.
Toen Domela eens opmerkte dat de koning ‘weinig van zijn baantje had gemaakt’, kreeg hij een jaar gevangenisstraf. Toch had hij het met zijn opmerking volkomen bij het rechte eind. Maar Domela was socialist; een mensensoort die in de tijd niet erg werd gewaardeerd en al helemaal niet door de koning.

Veroordelingen wegens majesteitsschennis waren aan het einde van de negentiende eeuw vooral bedoeld om lastige socialisten een tijdje op te bergen. Vrouwe Justitia speelde destijds een bedenkelijke rol en dat heeft ze eigenlijk voortdurend gedaan, zodra majesteitsschennis op de rol stond. Er is sprake van zo’n willekeur in berechting, sinds de wet op de majesteitsschennis in 1866 in het Wetboek van Strafrecht werd opgenomen, dat men zich kan afvragen of – om nog meer idiote vervolgingen te voorkomen – de wet niet beter per direct naar de vuilnisbelt van de wetsgeschiedenis kan worden verwezen.

In de tijd van koningin Wilhelmina zijn er heel wat vonnissen geveld en mensen naar de gevangenis gestuurd of boetes opgelegd om de meest futiele redenen. L.M. Hermans, redacteur van De Roode Duivel, kreeg een half jaar cel omdat hij koningin Wilhelmina en haar moeder Emma als danseresjes in zijn blad had getekend. Totaal onschuldig, maar Hermans was socialist en tegen ’troon, altaar en beurs’. Hij heeft overigens veel geschreven waarvoor een rechter hem wél met goed fatsoen had kunnen veroordelen. Maar net als vandaag de dag was willekeur troef.

Dat ondervond ook Alexander Cohen, een medewerker van Recht voor allen. Toen het rijtuig van de koning Willem III hem passeerde, op 16 september 1887, riep hij: ‘Leve Domela Nieuwenhuis! Leve ’t Socialisme! Weg met Gorilla!’ Hij werd subiet voor de rechter gesleept. Ondanks zijn werkelijk magistrale verdediging kreeg hij een half jaar gevangenisstraf. Hij week uit naar België en later Frankrijk. Nederland liet echter niet los en heeft beide landen bewogen Cohen uit te wijzen. Uiteindelijk is het slecht met Cohen afgelopen: hij eindigde zijn leven als monarchist.

De rechters deden dus maar wat als er majesteitsschennis in het geding was. Je zou bijvoorbeeld verwachten dat Pieter Jelles Troelstra, de voorman van de ‘rooien’ uit het begin van de vorige eeuw zou worden opgepakt, toen hij in 1921 over het erfelijk koningschap zei: ‘Erfelijkheid moge een geschikt leidend beginsel zijn voor paard- en rundvleesstamboeken, voor het bekleeden van publieke ambten kan het nu eenmaal geen leidraad geven’.  Koningin Wilhelmina had niet echt een hekel aan de rode onruststoker. Misschien dat Troelstra er daarom mee wegkwam.

De anti-zwarte-piet-activist, Al Jaberi, die nu een boete van 500 euro krijgt opgelegd wegens majesteitsschennis, zat er overigens helemaal naast met zijn opmerking over de Gouden Koets. Volgens hem wordt het slavernijverleden in Nederland niet erkend en doet het koningshuis daaraan mee. In de talkshow van Pauw zei hij: `De duidelijkste signalen zijn wellicht het feit dat het koningshuis, het staatshoofd, jaarlijks in een gouden koets rondrijdt, van goud gestolen uit de derde wereld, waar ook afbeeldingen op staan van slaven.’

Dat van die afbeeldingen klopt, maar de koets was een geschenk van het ‘dankbare Nederlandsche volk’ aan Wilhelmina bij haar inhuldiging in 1898. Ze weigerde de Koets vóór de inhuldiging te accepteren. Dat zou niet netjes zijn. Maar een dag ná de inhuldiging nam ze het karos, gebouwd in Amsterdam door de firma Spijker en betaald door Amsterdammers, toch in ontvangst. De Amsterdammers hadden het cadeau met kwartjes bijeen moeten scharrelen.
Met geld dat ze eigenlijk niet konden missen, want de sociale ellende was enorm.

Hermans ergerde zich wezenloos en uitte dat krachtig in zijn brochure De Gouden Kwartjeswagen. Hij vond bijdragen aan de gouden koets pure geldverspilling in een tijd dat de werkeloosheid sinds mensenheugenis niet zo groot was geweest. ‘Aan de ledige haard van den werkman grijnst het spook van den honger en de sporen van gebrek zijn op de smalle bleeke gezichtjes uwer kinderen duidelijk merkbaar.’

Het was een schande, vond Hermans, om arme mensen geld uit de zak te kloppen voor een koningin die aan ‘niets gebrek had’, door te speculeren op ‘gevoelens van eerbied of liefde, die men terecht of ten onrechte koestert’. Deze keer kwam hij ermee weg. Het OM greep niet in, hoewel het ‘kwetsender’ was dan de onschuldige sportprent, waarvoor hij een half jaar de bak in moest.

Het OM doet dus maar wat. Toen en nu. In mijn boek over majesteitsschennis dat dit najaar verschijnt, staan talrijke saillante voorbeelden. Zelden heb ik zoveel willekeur in één boek op een rij moeten zetten. Je vraagt je af of het OM – toen maar ook vandaag de dag – niet wat beters te doen heeft dan zijn tijd te verspillen aan zulke kolder.

Je mag niet ‘fuck de koning’ roepen, en vast ook niet ‘FUCK het OM’, maar ik kan niet anders. En fuck ook de majesteitsschennis!

Boeken