Bernhard grijpt in.
Tijdens een recent interview vroeg NRC het Hoofd Onderzoek van het NIOD of het koningshuis zich wel eens met onderzoek van het instituut had bemoeid. ‘Nee, niet echt’, antwoordde Het Hoofd tegen beter weten in. Hoezo ‘niet echt’? Als prins Bernhard het NIOD onder druk zet en bovendien de minister-president voor zijn karretje spant om publicatie van een boek te dwarsbomen, is er sprake van directe bemoeienis. Pijnpunt was dat ik in De affaire-Sanders harde bewijzen voor Bernhards lidmaatschap van de Duitse nazipartij had aangedragen.
NRC wees Het Hoofd erop dat ik in Het Instituut (2019) had beschreven hoe het NIOD was gezwicht voor de druk van Bernhard. Het Hoofd antwoordde dat hij ‘grote vraagtekens’ bij mijn weergave zette; ‘verder wil ik er niet te veel over zeggen.’ Toen Het Instituut uitkwam weigerde hij ook al commentaar met de smoes dat het in strijd zou zijn met de ‘privacy’. Dat Het Hoofd er niets over kwijt wilde, had alles te maken met zijn eigen, niet fraaie, rol in de kwestie.
Ook het bestuur van het NIOD, met daarin prominenten als historicus Jan Bank en de ‘vader’ van het CDA, Piet Steenkamp, heeft zich wel degelijk laten koejeneren door het koningshuis. De affaire-Sanders kwam een jaar later uit dan gepland omdat het bestuur geen noemenswaardig verzet bood tegen de druk van Bernhard. En passant werd zo ook de wetenschappelijke onafhankelijkheid van het NIOD te grabbel gegooid.
Leugenaar
Bernhard bleef zijn NSDAP-lidmaatschap hardnekkig ontkennen. Hij was woedend dat ik met hard bewijs kwam dat hem als leugenaar ontmaskerde. Je mag van het bestuur van je eigen instituut verwachten dat het zich achter zijn onderzoeker opstelt, maar het tegendeel was het geval. De boodschapper kreeg de schuld; de dader ging vrijuit.
De uitgave werd opgeschort omdat een grondige revisie van het manuscript noodzakelijk zou zijn. Opeens – met dank aan Bernhard – was de inhoud niet langer wetenschappelijk verantwoord en bovendien zou het boek mank gaan aan slechte onderbouwing. Dat de toenmalige directeur het manuscript met een enthousiaste brief bij het bestuur had aanbevolen – dat volgens het protocol toestemming voor publicatie moest geven – deed er niet meer toe. Dat de directeur zo impliciet geschoffeerd werd nog minder. Tegenover de buitenwereld beweerde het NIOD dat de auteurs (ondergetekende en co-auteur Coen Hilbrink) zwoegden om de tekst aan te passen. Dat was pertinente onzin, maar als het om Bernhard ging, was geen smoes te gek.
Steenkamp heeft nog tevergeefs geprobeerd uitgeverij SDU te bewegen het boek terug te trekken. Dat was weliswaar vervelend voor de auteurs maar die kwamen er vast wel overheen. Bernhard moest worden ontzien; hij had een broze gezondheid, die hem overigens niet belette de directeur en Het Hoofd telefonisch te belagen.
NSDAP
De situatie werd nog grimmiger toen Bernhard Wim Kok bewoog zich met de kwestie te bemoeien. Afzien van publicatie was wegens ophef in de pers geen optie meer. Dat zou neerkomen op censuur en daar doen we in dit land niet aan. Aan de tekst van het boek is uiteindelijk vrijwel niets veranderd. Op verzoek van het bestuur heb ik slechts toegevoegd dat veel leden van de Duitse adel, evenals Bernhard, NSDAP-lid zijn geweest. Overbodig, maar niet in strijd met de waarheid. De bedoeling was uiteraard dat die ‘verzachtende omstandigheid’ zijn lidmaatschap in een iets milder daglicht plaatste.
Dat het NIOD tot tweemaal toe heeft geweigerd op Het Instituut te reageren is alleszins begrijpelijk. Het is namelijk gebaseerd op brieven, memo’s en rapporten die intern over de kwestie zijn geschreven. Er viel niets te ontkennen en zelfs de gruwelijke standaardzin van de hedendaagse communicatie-experts ‘zich niet in de situatie te herkennen’ was geen optie. Dan maar liever geen commentaar.
Deze column verscheen eerder in De Republikein, nummer 3, september 2022.
Waarom de naam van Peter Romijn niet genoemd?
De insiders weten wie ik met ‘Het Hoofd’ bedoel en de outsiders zal die naam weinig zeggen.